ECLI:NL:RBDOR:2010:BL8071

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
76777 / HA ZA 08-2490
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een gemeenschap van onroerende zaken met betrekking tot percelen in Giessenburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 17 maart 2010 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil over de verdeling van een gemeenschap van onroerende zaken. De partijen, [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2], zijn betrokken bij een onverdeelde eigendom van verschillende percelen in Giessenburg. De rechtbank heeft na een belangenafweging vastgesteld dat een van de percelen, perceel 463, moet worden gesplitst en dat er een erfdienstbaarheid moet worden gevestigd. De rechtbank oordeelt dat deskundigenberichten noodzakelijk zijn om de waarde van de percelen vast te stellen, vooral in het licht van mogelijke bodemverontreiniging op het voormalige bedrijfsterrein. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om deskundigen te benoemen en heeft de kosten van de deskundigen gelijkelijk over partijen verdeeld. De vorderingen van [eiser] en de gedaagden zijn in het vonnis uitvoerig besproken, waarbij de rechtbank de belangen van alle partijen in overweging heeft genomen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en het nemen van akten door beide partijen over de deskundigenrapportages.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 76777 / HA ZA 08-2490
vonnis van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te Giessenburg, gemeente Giessenlanden,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procesadvocaat: mr. J. Visser te Dordrecht,
tegen
[gedaagde 1],
wonende te Giessenburg, gemeente Giessenlanden,
en
[gedaagde 1],
wonende te Noordeloos, gemeente Giessenlanden,
in de hoedanigheid van rechtsopvolgers onder bijzondere titel voor wat betreft onderhavige roerende en onroerende zaken van [belanghebbende 1], wonende te Giessenburg, gemeente Giessenlanden,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. M.E. Visser te Alblasserdam.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser], respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
dagvaarding van 12 augustus 2008, uitgebracht aan [belanghebbende 1],
conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie,
akte van 1 april 2009 van de zijde van eiser,
akte schorsing rechtsgeding van 13 mei 2009 van de zijde van gedaagden,
tussenvonnis van 5 augustus 2009 en de daarin genoemde stukken,
faxbericht van 24 september 2009 van de zijde van gedaagden,
faxbericht van 1 oktober 2009 van de zijde van eiser,
conclusie van antwoord in reconventie,
proces-verbaal van comparitie van 12 oktober 2009 en de daarin genoemde stukken,
de door beide partijen overgelegde producties.
2. De vaststaande feiten
In conventie en in reconventie
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2 De inleidende dagvaarding is uitgebracht aan [belanghebbende 1]. Zij is de moeder van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en sinds 2006 weduwe van [belanghebbende 2], broer van [eiser], hierna te noemen [belanghebbende 2].
De broers [eiser] en [belanghebbende 2] waren – samen met een derde broer – vennoten in de vennootschap onder firma [VOF X], een loon- en aannemingsbedrijf gevestigd aan de [adres 1] te Giessenburg.
Op enig moment is het bedrijf verhuisd naar een locatie te Noordeloos en zijn de activiteiten van de vennootschap onder firma ondergebracht in (een consortium van) vennootschappen. De aandelen van de holdingmaatschappij de besloten vennootschap [BV Y] worden thans gehouden door twee kinderen van [eiser] en twee kinderen van [belanghebbende 2], te weten [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
Het terrein te Giessenburg waarop het bedrijf oorspronkelijk was gevestigd, is niet overgedragen aan de kinderen. Wel werd op een bepaald moment de derde broer uitgekocht.
2.3 Aldus waren de broers [eiser] en [belanghebbende 2] eigenaar, ieder voor de onverdeelde helft van de navolgende percelen, staande en gelegen aan de [adres 1] en de [adres 2] te Giessenburg:
- Gemeente Giessenburg, sectie K, nummer 463, groot 7 ha 34 a en 10 ca nader te noemen perceel 463. Op dit perceel is op het zuidelijke deel, dat wordt ontsloten aan de [adres 1], bedrijfsbebouwing aanwezig. Het (veel grotere) noordelijke deel bestaat uit weiland, met een kleine opstal en eendenvijver en wordt ontsloten aan de [adres 2];
- Gemeente Giessenburg, sectie K, nummer 395, groot 2 a en 15 ca, hierna te noemen perceel 395. Dit perceel is gelegen links voor perceel 463 en is in gebruik als parkeerplaats;
- Gemeente Giessenburg, sectie K, nummer 75, groot 1 a 85 ca, hierna te noemen perceel 75. Dit perceel is gelegen voor perceel 463 en bevat een pad met een brug waardoor perceel 463 toegang krijgt tot de [adres 1].
- Gemeente Giessenburg, sectie K, nummer 53, groot 81 a en 10 ca, hierna te noemen perceel 53. Dit perceel is gelegen naast het noordelijke deel van perceel 463 aan de [adres 2] en bestaat uit weiland.
2.4 Nadat [eiser] en [belanghebbende 2] zich hadden teruggetrokken uit het loon- en aannemingsbedrijf, onderhielden en exploiteerden zij voor gezamenlijke rekening de percelen. Volgens de door de broers gehanteerde taakverdeling hield [eiser] zich bezig met het zuidelijk deel met daarop de aan verschillende huurders verhuurde bedrijfsbebouwing. [belanghebbende 2] onderhield het noordelijk deel. Hierop had hij onder meer zijn jachtgebied.
2.5 [eiser] en [belanghebbende 2] bezaten ook roerende goederen in gemeenschappelijke eigendom. Deze betreffen de in de bedrijfspanden aanwezige kantoorinventaris, garagebenodigdheden, waaronder een heftruck en diverse brandstoftanks. Partijen hebben deze goederen gewaardeerd op een bedrag van € 15.000.
Ten behoeve van de exploitatie heeft [eiser] een exploitatierekening geopend, waarvan hij het beheer voert.
2.6 In 2004 ontstaat er een diepgaand meningsverschil tussen [eiser] en [belanghebbende 2] aangaande de exploitatie van (het bedrijvengedeelte op) perceel 463. [eiser] wenst een deel van de bedrijfsgebouwen te vervangen en heeft voor dit project een sloop- en bouwvergunning ontvangen. [belanghebbende 2] is het hiermee niet eens.
Zij treden in overleg over de verdeling van hun gemeenschappelijke eigendommen.
Tijdens de onderhandelingen overlijdt [belanghebbende 2]. Zijn echtgenote, [belanghebbende 1] verkreeg door erfopvolging, het aandeel in de gemeenschappelijke eigendom onder algemene titel.
2.7 Op 21 april 2009 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het onverdeelde aandeel in de gemeenschap met [eiser], voor zover betrekking hebbend op het onderhavige geding, gekocht en geleverd gekregen van hun moeder, [belanghebbende 1]. De koopprijs bedroeg
€ 303.786.
2.8 De huidige woonsituatie van betrokkenen is dat [eiser] en [belanghebbende 1] allebei een woning bezitten, gelegen recht tegenover de percelen 75 en 463. [gedaagde 1] woont op het perceel ten westen grenzende aan perceel 463. Op de twee percelen grenzende ten oosten aan perceel 463 wonen [betrokkene 1] en [betrokkene 2], beiden zoons van [eiser].
3. De vorderingen
De vordering in conventie
3.1 [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- gedaagden te veroordelen tot verdeling van de gemeenschap, als in de dagvaarding omschreven, waarin partijen deelgenoten zijn;
- te benoemen een onzijdig persoon, als bedoeld in artikel 3:181 BW, om gedaagden, voor zover zij onwillig zijn, te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden tot verdeling van de gemeenschap;
- te benoemen een notaris ten overstaan van wie – tenzij partijen alsnog overeenstemming bereiken over de keuze van de notaris – de werkzaamheden van de verdeling zullen plaatsvinden;
- te bepalen op welke wijze de gemeenschap verdeeld moet worden;
- één of meer deskundigen te benoemen teneinde de waarde vast te stellen van de tot de gemeenschap behorende goederen en zaken, voor zover partijen daarover geen overeenstemming bereiken;
- gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2 Hij stelt daartoe het volgende. Tussen partijen ontbreekt overeenstemming over de verdeling van de gemeenschap waarin zij deelgenoot zijn. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de rechter thans de wijze van verdeling dient vast te stellen. In dit kader dient aan hem toe te vallen het zuidelijk deel van perceel 463, alsmede de percelen 395 en 75. Aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dienen toe te vallen het noordelijk deel van perceel 463, alsmede perceel 53. Een en ander houdt in dat perceel 463 in het kader van de verdeling zal worden gesplitst waarbij de scheidslijn tussen noord en zuid daar dient te liggen waar “optisch” het bedrijfsgedeelte ophoudt en het agrarische gedeelte (grasland) begint, welke grenslijn – gedeeltelijk – is gemarkeerd door een rij bomen en die (verder) nog nader in het landschap dient te worden gemarkeerd.
De roerende goederen en de exploitatierekening met het hierop aanwezige saldo dienen eveneens aan A. de Kuiper te worden toegedeeld.
Voorts dienen aan [eiser] (middels contractoverneming) de rechtsverhoudingen zoals deze met betrekking tot het bedrijfsgedeelte bestaan, te worden overgedragen, c.q. dient te worden bepaald dat deze door [eiser] zullen worden gecontinueerd, onder vrijwaring van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van alle verplichtingen dienaangaande. Onder deze rechtsverhoudingen worden niet alleen verstaan de huurders van (onderdelen van) het bedrijfsgedeelte, maar ook leveranciers van water, gas en licht.
Aan [belanghebbende 1] kan een persoonlijk, niet exclusief, recht worden toegekend tot het gebruik van de parkeerplaats (perceel 395) in het weekend, mede omvattende het (niet exclusieve) recht dat familie en vrienden van haar in het weekend, ter gelegenheid van een bezoek aan haar, van deze parkeerplaats gebruik kunnen maken. Dit recht dient te eindigen wanneer [eiser] de hem toevallende percelen geheel of gedeeltelijk vervreemdt, of wanneer hij komt te overlijden.
Bij de berekening van de overbedelingsvergoeding dient in aanmerking te worden genomen dat er sprake is van bodemverontreiniging onder (met name) het bedrijfsgedeelte van perceel 463. De verwachte kosten van sanering bedragen volgens [eiser] € 225.000.
Het verweer in conventie
3.3 De conclusie van gedaagden strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Zij voeren als verweer aan dat zij zelf de toedeling van het gehele bezit voorstaan. Zij achten het in het belang van de onderneming waarin zij participeren – met twee kinderen van [eiser] – dat de percelen weer dienst doen aan de ondernemingsactiviteiten. Na toedeling aan hen zullen zij het geheel daarom inbrengen in de onderneming. In die geest zou ook wijlen hun vader, [belanghebbende 2], hebben gedacht.
Splitsing van perceel 463 wijzen zij af omdat de verhoudingen verstoord zijn en er geen vertrouwen bestaat dat [eiser] de regelingen met betrekking tot het recht van overpad zal nagekomen. [gedaagde 1] kan vanaf zijn perceel het noordelijk gelegen gedeelte van perceel 463 niet bereiken en maakt voorts gebruik van het parkeerterrein op perceel 395, dat voor zijn perceel ligt. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vrezen bovendien concurrerende exploitatie van het bedrijvengedeelte door hun oom als zij hier zelf geen zeggenschap meer over hebben. Zijn activiteiten hebben al geleid tot spanningen tussen alle kinderen in de onderneming.
De vordering in reconventie
3.4 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
primair:
- [eiser] met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dient over te gaan tot verdeling van de gemeenschappelijke roerende en onroerende zaken waarbij de rechtbank de verdeling vast stelt conform artikel 3:185 BW in die zin dat de onroerende en roerende zaken aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden toebedeeld onder uitkering aan [eiser] van een bedrag van € 303.786 plus € 7.500 plus de helft van de waarde van de gemeenschappelijke rekening;
- [eiser] rekening en verantwoording aflegt over het beheer over de gemeenschappelijke gelden onder het verstrekken van inzage in de van belang zijnde stukken, daaronder begrepen de huurcontracten, maar uitdrukkelijk daartoe niet beperkt, een en ander binnen een week na betekening van het in deze te wijzen vonnis onder verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag dat [eiser] daarmee in gebreke is.
subsidiair:
- [eiser] met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] over dient te gaan tot verdeling van de gemeenschappelijke roerende en onroerende zaken zoals hierboven onder primair is aangegeven, met benoeming van een onzijdig persoon als naar de wet en ex artikel 3:181 BW om, voor zover [eiser] onwillig is, te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden tot verdeling alsmede daarbij een notaris te benoemen ten overstaan van wie de werkzaamheden van de verdeling zullen plaatsvinden;
- [eiser] rekening en verantwoording aflegt over het beheer van de gemeenschappelijke gelden onder het verstrekken van inzage in de van belang zijnde stukken, daaronder begrepen huurcontracten, maar uitdrukkelijk daartoe niet beperkt;
- met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.5 Het standpunt van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ter onderbouwing van hun vordering tot verdeling is hiervoor onder 3.3 reeds weergegeven.
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot het afleggen van rekening en verantwoording door [eiser] over het door hem gevoerde beheer, stellen zij dat [eiser] nimmer inzage heeft willen geven in de exploitatie en het door hem gevoerde beheer van het bedrijvengedeelte op de percelen. Zij hebben aanwijzingen dat [eiser] zich onrechtmatig van de exploitatierekening een bedrag van € 26.000 heeft toegeëigend.
Het verweer in reconventie
3.6 [eiser] stelt dat de vorderingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde rekening en verantwoording voert hij aan dat hij met [belanghebbende 2] destijds de afspraak had om periodiek, wanneer de exploitatierekening een substantieel saldo vertoonde, allebei een gelijke opname te doen. Hiertoe ontving [belanghebbende 2], en later zijn weduwe, een kopie van de bankafschriften van die rekening. Een jaarrekening werd niet opgemaakt. Partijen dienden het saldo van de rekening op te geven aan de fiscus (Box 3).
Informatie ten aanzien van de huurovereenkomsten is inmiddels op verzoek verstrekt.
Gelet op de afspraken die tussen [eiser] en [belanghebbende 2] zijn gemaakt, en waaraan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als rechtsopvolgers zijn gebonden, bestaat er geen verplichting om jaarlijks rekening en verantwoording af te leggen. Van een dergelijke verplichting is pas sprake bij het einde van het gevoerde beheer, hetgeen nu nog niet aan de orde is.
Omdat de gevraagde informatie is verstrekt, hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voorts geen belang bij de vordering, zodat die reeds om die reden moet worden afgewezen.
De verdere stellingen en weren van partijen komen bij de beoordeling voor zover nodig, aan de orde.
4. De beoordeling van het geschil
In conventie en in reconventie
Ten aanzien van de verdeling
4.1 Tussen partijen ontbreekt overeenstemming over de door hen allen gewenste verdeling van de gemeenschappelijke onroerende en roerende goederen en rechten.
Zij vorderen daarom op de voet van het bepaalde in artikel 3:185 BW dat de rechter de wijze van verdeling gelast.
In dit kader staat [eiser] een verdeling voor waarbij een deel van het onroerend goed aan hem wordt toegedeeld en een deel aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tezamen, ieder voor de onverdeelde helft. Het grootste perceel zou hierbij worden gesplitst in twee delen. De roerende zaken en het banksaldo zouden – als verbonden met het bedrijfsgedeelte – eveneens aan hem moeten worden toegedeeld.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] staan een verdeling voor waarbij alle onroerende en roerende goederen en rechten aan hen worden toegedeeld.
4.2 Nu vast staat dat overeenstemming over de verdeling ontbreekt en niet te verwachten is dat partijen alsnog tot overeenstemming komen, zal de rechtbank de wijze van verdeling van de gemeenschap gelasten, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang.
In aanmerking nemende de rechtsverhouding die ieder van de deelgenoten heeft tot de goederen waarvan verdeling wordt gevorderd, acht de rechtbank een gesplitste toedeling van het onroerend goed geboden.
[eiser] heeft belang bij toedeling van het zuidelijk deel van het bezit en de daarmee samenhangende zaken omdat hij in het verleden zich met het beheer van dit deel heeft beziggehouden. Onweersproken is gesteld dat hij ook nu nog hier zijn werkplaats heeft en er vrijwel dagelijks werkzaamheden verricht.
Hetgeen in dit opzicht van de kant van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is aangevoerd kan geen doorslaggevende rol spelen bij de verdeling. Op de eerste plaats hebben zij hun aandeel pas verworven op het moment dat de verdelingsvordering reeds aanhangig was en daarmee zijn hun belangen van aanmerkelijk latere datum dan die van hun oom, [eiser]. De rechtbank kent om die reden daaraan minder gewicht toe. De niet nader onderbouwde stelling dat toedeling aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van het gehele bezit in het bijzonder van belang is voor de (familie)verhoudingen binnen De Kuiper Noordeloos B.V kan niet tot een ander oordeel leiden. Dit bedrijf is geen deelgenoot en derhalve kunnen haar belangen geen rol spelen bij de verdeling.
Splitsing van perceel 463 op de wijze zoals voorgestaan door [eiser] betekent voorts dat tegemoet kan worden gekomen aan de persoonlijke belangen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die toedeling wensen van juist dit stuk grond ter nagedachtenis aan hun vader voor wie dit deel van het bezit veel heeft betekend.
4.3 Gelet op het hiervoor overwogene ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de verdeling zoals gevorderd door [eiser] en zal die verdeling derhalve gelasten met benoeming van een notaris en een onzijdige persoon om [gedaagde 1] en [gedaagde 2], voor zover zij onwillig zijn, te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden tot verdeling. Dit houdt in dat aan [eiser] zal worden toegedeeld het zuidelijk deel van perceel 463, alsmede de percelen 395 en 75. Aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dienen toe te vallen het noordelijk deel van perceel 463, alsmede perceel 53. Een en ander houdt in dat perceel 463 in het kader van de verdeling zal worden gesplitst waarbij de scheidslijn tussen noord en zuid daar dient te liggen waar “optisch” het bedrijfsgedeelte ophoudt en het agrarische gedeelte (grasland) begint, welke grenslijn – gedeeltelijk – is gemarkeerd door een rij bomen en die (verder) nog nader in het landschap dient te worden gemarkeerd. Voorts zullen aan [eiser] worden toegedeeld de roerende zaken en het saldo op de exploitatierekening.
4.4 In de – onweersproken – omstandigheid dat perceel 53 en het noordelijk deel van perceel 463 niet te bereiken zijn vanaf het door [gedaagde 1] bewoonde perceel, ziet de rechtbank aanleiding om bij de wijze van verdeling te bepalen dat ten behoeve van het door [gedaagde 1] bewoonde perceel alsmede ten behoeve van het aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] toe te delen noordelijke deel van perceel 463, als heersende erven, ten laste van het zuidelijk gelegen perceel 463, als dienende erf, de erfdienstbaarheid van overpad wordt gevestigd om te komen en te gaan, vanaf de heersende erven alsmede vanaf de openbare weg aan de [adres 1], van en naar het noordelijke deel van perceel 463. De last die de erfdienstbaarheid op het dienende erf legt zal mede omvatten de verplichting om al dat verkeer te dulden dat redelijkerwijs noodzakelijk is om het heersende erf van perceel 463 te kunnen onderhouden. De genoemde erfdienstbaarheid zal bij de notariële toedelingsakte dienen te worden gevestigd.
Waardering
4.5 Tussen partijen is niet in geschil dat de onderhandse verkoopwaarde van de percelen die aan [eiser] zullen worden toegedeeld hoger is dan de waarde van de percelen die aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen toevallen. Bij de verdeling zal [eiser] aldus worden overbedeeld.
Teneinde de vergoeding van de overwaarde te kunnen vaststellen acht de rechtbank deskundigenberichten noodzakelijk. Partijen hebben immers niet alleen geen overeenstemming over de aan de onroerende goederen toe te kennen waarde, zij verschillen ook van mening of en in hoeverre er sprake is van bodemverontreiniging in het gedeelte van perceel 463 dat aan [eiser] zal worden toegedeeld.
4.6 Partijen hebben ter comparitie overeenstemming bereikt over de benoeming van een deskundige, verbonden aan:
Milieuadviesbureau UDM Adviesbureau
Pieter Zeemanweg 61
3316 GZ Dordrecht
De rechtbank heeft Ing. C.L.H. Wulfse, adjunct-directeur verbonden aan dit bureau, bereid gevonden de hierna te stellen vragen te beantwoorden en ter zake te rapporteren.
De deskundige heeft zijn kosten begroot op € 11.460 exclusief omzetbelasting. De offerte voor verkennend bodemonderzoek en de algemene voorwaarden die UDM Adviesbureau hanteert zijn aan dit vonnis gehecht.
Aan de deskundige zouden de volgende vragen kunnen worden voorgelegd:
1. Is sprake van bodemverontreiniging ten aanzien van (één van) de bij de verdeling betrokken percelen?
2. Wat zijn de te verwachten saneringskosten?
3. Indien sprake is van bodemverontreiniging, kunt u dan meedelen met welk bedrag de waardering van het perceel/de percelen wordt verminderd?
4. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.7 Partijen hebben ter comparitie eveneens overeenstemming bereikt over de benoeming van een deskundige verbonden aan Kool en Van den Toren Makelaars en Taxateurs te Oud-Alblas.
Dit bedrijf heeft de rechtbank echter te kennen gegeven een benoeming als deskundige niet te kunnen aanvaarden.
De rechtbank heeft hierop P. Blonk, als taxateur verbonden aan Kolpa NVM Makelaars bedrijfshuisvesting, Straatweg 94, 3051 BL Rotterdam, bereid gevonden de hierna te stellen vragen te beantwoorden en ter zake te rapporteren.
De deskundige heeft zijn kosten begroot op € 2.000 exclusief omzetbelasting.
Aan de deskundige zouden de volgende vragen kunnen worden voorgelegd:
1. Wat is de onderhandse verkoopwaarde van de percelen met eventuele opstallen met nummers 53 en het noordelijk deel van 463 uitgaande van een splitsing van dat perceel waarbij de scheidslijn tussen noord en zuid daar dient te liggen waar “optisch” het bedrijfsgedeelte ophoudt en het agrarische gedeelte (grasland) begint, welke grenslijn – gedeeltelijk – is gemarkeerd door een rij bomen en die (verder) nog nader in het landschap dient te worden gemarkeerd en voorts uitgaande van de vestiging van een erfdienstbaarheid als hiervoor overwogen?
2. Wat is de onderhandse verkoopwaarde van de percelen met eventuele opstallen met nummers 395, 75 en het zuidelijk deel van 463 uitgaande van een splitsing van dat perceel waarbij de scheidslijn tussen noord en zuid daar dient te liggen waar “optisch” het bedrijfsgedeelte ophoudt en het agrarische gedeelte (grasland) begint, welke grenslijn – gedeeltelijk – is gemarkeerd door een rij bomen en die (verder) nog nader in het landschap dient te worden gemarkeerd en voorts uitgaande van de vestiging van een erfdienstbaarheid als hiervoor overwogen?
3. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.8 De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundigen gelijkelijk over partijen te verdelen. Partijen zullen daarom ieder de helft van deze voorschotten inclusief b.t.w. moeten betalen.
4.9 De rechtbank zal voordat tot benoeming van de deskundigen wordt overgegaan, partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de aan de deskundigen voor te leggen vragen, de persoon van de deskundigen en de genoemde voorschotten. Partijen dienen zich ook uit te laten over de vraag of zij zich gebonden achten aan de algemene voorwaarden die UDM Adviesbureau hanteert. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundigen, dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
In reconventie
4.10 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen dat [eiser] rekening en verantwoording aflegt over het beheer van de gemeenschappelijke gelden.
Ingevolge het bepaalde in art. 3:173 BW kan ieder der deelgenoten van degene onder hen die voor de overigen beheer heeft gevoerd, jaarlijks en in ieder geval bij het einde van het beheer rekening en verantwoording vorderen. Vast staat dat [eiser] de werkzaamheden met betrekking tot de verhuur van de bedrijfsruimten heeft verricht en in dit kader ook het beheer over de exploitatierekening heeft gevoerd. In dit opzicht is hij derhalve verplicht rekening en verantwoording af te leggen. Of [eiser] hierover nu wel of niet met zijn broer als rechtsvoorganger van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] nadere afspraken heeft gemaakt inhoudende dat dit geen jaarlijkse verplichting was, kan thans in het midden blijven nu vast staat dat met de toedeling van de roerende zaken, rechten en (het saldo van) de exploitatierekening aan [eiser] er een einde zal komen aan het deelgenootschap op grond waarvan hij verplicht is rekening en verantwoording af te leggen. De vordering is derhalve toewijsbaar.
In conventie en in reconventie
4.11 Iedere nadere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank:
In conventie en in reconventie
5.1 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 april 2010 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportages;
5.2 houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M.J. Janssen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 maart 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.