ECLI:NL:RBDOR:2010:BL9398

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1672
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Dordrecht op 12 januari 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door verzoekster, die werd vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.J.J. Fraanje. Het verzoek om voorlopige voorziening was ingetrokken, waarbij verzoekster gelijktijdig verzocht om verweerster, de Bestuurscommissie van de Sociale Dienst Drechtsteden, te veroordelen in de proceskosten. Verweerster had geen verweerschrift ingediend, ondanks het verzoek daartoe. De voorzieningenrechter oordeelde dat, nu verweerster het besluit dat aanleiding gaf tot het verzoek om voorlopige voorziening had ingetrokken, er sprake was van een tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster had kosten gemaakt in verband met de procedure, en de voorzieningenrechter besloot het verzoek om proceskostenvergoeding toe te wijzen.

De zaak begon met een besluit van verweerster op 15 december 2009, waarbij de uitkering van verzoekster op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) met ingang van 1 december 2009 met 100% werd verlaagd. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit en diende op 17 december 2009 een verzoek om voorlopige voorziening in. Op 28 december 2009 werd door verweerster meegedeeld dat verzoekster recht had op voortzetting van de bijstandsuitkering, waardoor het eerdere besluit werd ingetrokken. Verzoekster trok daarop haar verzoek om voorlopige voorziening in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, en heeft vastgesteld dat de kosten voor de rechtsbijstand in de voorlopige voorzieningprocedure op € 437,- worden vastgesteld. Daarnaast werd bepaald dat het door verzoekster betaalde griffierecht van € 41,- door de griffier aan haar wordt terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van proceskostenvergoeding in gevallen waarin een bestuursorgaan tegemoetkomt aan de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/1672
uitspraak van de voorzieningenrechter
inzake
[verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster,
gemachtigde: mr. A.J.J. Fraanje, advocaat te Dordrecht,
tegen
de Bestuurscommissie van de Sociale Dienst Drechtsteden, verweerster.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerster heeft bij besluit van 15 december 2009 de uitkering die verzoekster ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) met ingang van 1 december 2009 gedurende één maand verlaagd met 100% van de bijstandsnorm (inclusief eventuele toeslag).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij faxbericht van 17 december 2009 bezwaar gemaakt bij verweerster.
Bij faxbericht van 17 december 2009 heeft zij een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht.
2. Overwegingen
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd ter zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, juncto artikel 8:84, vierde lid, van de Awb kan, in het geval van intrekking van een verzoek om voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening.
In het tweede lid van artikel 8:75a van de Awb is artikel 8:73a, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard.
Met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten. Daartoe heeft de voorzieningenrechter het volgende overwogen.
Bij besluit van 28 december 2009 heeft verweerster meegedeeld dat verzoekster recht heeft op ongewijzigde voortzetting van de bijstandsuitkering met ingang van 1 december 2009 en dat gelet hierop het besluit van 15 december 2009 wordt ingetrokken.
Bij faxbericht van 29 december 2009 heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig verzocht verweerster te veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten.
Bij brief van 29 december 2009 heeft de griffier verweerster in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Bij brief van 6 januari 2010 heeft verweerster aangegeven van de geboden gelegenheid geen gebruik te zullen maken.
Nu verweerster het besluit van 15 december 2009, dat heeft geleid tot het indienen van het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening, heeft ingetrokken, is er sprake van een tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Nu gebleken is dat verzoekster kosten heeft moeten maken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek dient te worden toegewezen.
Op 1 oktober 2009 is in werking getreden het Besluit houdende aanpassing van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de indexering van bedragen in die bijlage. Gelet hierop worden de kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende bijstand in de voorlopige voorzieningprocedure op grond van het Bpb vastgesteld op € 437,- (1 punt voor het verzoekschrift met een waarde per punt van € 437,- en wegingsfactor 1).
De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoekster nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
Tot slot ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:82, derde lid, van de Awb te bepalen dat de griffier het door verzoekster betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,- terugbetaalt.
Gezien het vorenstaande beslist de voorzieningenrechter als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht,
- veroordeelt verweerster in de proceskosten welke verzoekster in verband met de behandeling van dit verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 437,- ter zake van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- bepaalt dat de griffier aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,- terugbetaalt.
Aldus gegeven door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, en door deze en M.G. den Ambtman, griffier, ondertekend.