RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
kenmerk: 251918 VV EXPL 10-19
vonnis in kort geding van de kantonrechter te Dordrecht van 8 april 2009
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. H.Th. Schravenmade,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sarens Nederland B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sarens Wind B.V.,
beide kantoorhoudende te Dordrecht en statutair gevestigd te 3316 BT Dordrecht aan de Pieter Hoebeeweg 99,
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
gemachtigde: mr. E.W. Spreij.
Eiser wordt hierna als [eiser] aangeduid, gedaagden afzonderlijk als Sarens Nederland en Sarens Wind en gedaagden gezamenlijk (in enkelvoud) als Sarens.
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 2 maart 2010;
2. de door partijen overgelegde producties;
3. de pleitnotities van mr. Spreij voornoemd;
4. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 18 maart 2010;
Omschrijving van het geschil
De feiten
1. Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, staat tussen partijen het volgende vast.
2. [eiser] is met ingang van 1 juni 2007 voor onbepaalde tijd bij Sarens Nederland in dienst getreden, in de functie van sales manager, tegen een laatstelijk verdiend brutosalaris van
€ 4.822,27 per maand exclusief vakantietoeslag.
3. In de arbeidsovereenkomst van [eiser] is in artikel 8 opgenomen:
“(…)
Het is de werknemer niet toegestaan tijdens het dienstverband of 5 jaar erna, zonder schriftelijke goedkeuring van de werkgever, direct of indirect belang te hebben bij werken of aanbestedingen van/of de leverancier of zaken die daarmee verband houden.
(…)”
4. De activiteiten van Sarens betreffen werkzaamheden op het gebied van windturbines, waaronder vervoer en opbouw daarvan.
5. Bij brief van 28 augustus 2009 heeft [eiser] zijn arbeidsovereenkomst bij Sarens opgezegd. Hierbij heeft [eiser] aangegeven dat er beleids- en structuurwijzigingen zijn doorgevoerd en dat hij geen vertrouwen meer heeft in het door de directie van Sarens NV gevoerde beleid. Na 2 september 2009 heeft [eiser] geen werkzaamheden voor Sarens meer verricht.
6. De arbeidsovereenkomst van [eiser] met Sarens is per 30 september 2009 beëindigd.
7. Partijen hebben overleg gevoerd over het concurrentiebeding. Bij brief van 9 december 2009 heeft de gemachtigde van Sarens aan [eiser] medegedeeld dat Sarens bereid is de duur van het concurrentiebeding te beperken tot twee jaar, te rekenen vanaf 1 oktober 2009.
8. [eiser] heeft thans geen werk.
De vordering in conventie:
9. [eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. Het concurrentiebeding, zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst d.d. 21 oktober
1996 (bedoeld zal zijn 16 april 2007, kantonrechter) geheel buiten werking te stellen,
met toekenning aan [eiser] van een ten laste van Sarens komende vergoeding
conform 7:653 lid 4 BW voor de maanden gedurende welke [eiser] door Sarens
aan het concurrentiebeding is gehouden;
subsidiair:
2. Sarens te veroordelen tot betaling van de vergoeding ex art. 7:653 lid 4 BW, welke
vergoeding naar het oordeel van [eiser] gesteld dient te worden op € 147.600,--,
danwel een ander, de kantonrechter billijk voorkomend bedrag, met bepaling dat als een
der gedaagden de toegekende vergoeding voldaan heeft de andere gedaagde gekweten
zal zijn;
in alle gevallen:
3. Sarens Nederland te veroordelen tot uitbetaling van het restant aan vakantiedagen, te
stellen op 13, dat resteerde na het einde van het dienstverband tussen [eiser] en
Sarens Nederland en dat door Sarens Nederland ten onrechte is afgeboekt gedurende de
schorsing van [eiser], dit met oplegging van de wettelijke verhoging ex 7:625 BW
vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd, alsook met
veroordeling van Sarens tot vergoeding van de wettelijke rente zowel over de wettelijke
verhoging als over de hoofdsom. De hoofdsom dient naar het oordeel van [eiser]
gesteld te worden op het netto equivalent van € 3.134,30. Vorenstaande wordt verzocht
met bepaling dat als een der gedaagden de toegekende vergoeding voldaan heeft de
andere gedaagde gekweten zal zijn:
4. Sarens Nederland te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 7.500,-- ten titel van
voorschot op vergoeding van immateriële schade;
5. Sarens te veroordelen in de kosten van dit geding, met bepaling dat als een der gedaagden
de toegekende vergoeding voldaan heeft de andere gedaagde gekweten zal zijn.
11. [eiser] legt aan zijn vordering het volgende -samengevat- ten grondslag.
[eiser] kon zich niet vinden in de gewijzigde structuur van Sarens en het gevoerde beleid, waarbij hij zou gaan rapporteren aan de sales director, hetgeen een degradatie voor [eiser] inhield en heeft daarom ontslag genomen. Na zijn opzegging is [eiser] ten onrechte geschorst en zijn over de periode van schorsing ten onrechte vakantiedagen afgeboekt. De activiteiten van Sarens zijn inmiddels overgegaan naar de moedervennootschap in België. [eiser] heeft er belang bij dat hij in de sector waarin hij werkzaam was een dienstbetrekking vindt, zonder belemmering van het concurrentiebeding. De gematigde duur van het beding tot twee jaar is onevenredig lang, gelet op het 2-jarig dienstverband van [eiser] bij Sarens. Verder is het beding onbegrijpelijk en te vaag.
12. Voor zover het beding wordt gehandhaafd, maakt [eiser] aanspraak op een vergoeding van € 147.600,-- ex art. 7:653 lid 4 BW, zijnde zijn maandsalaris inclusief vakantiegeld over de periode van 24 maanden, vergoeding van € 500,-- per maand gedurende 24 maanden in verband met gemist voordeel van de auto van de zaak en 24 maanden gemiste onkostenvergoeding ad
€ 150,-- per maand. Dit vanwege het gegeven dat het [eiser] gedurende 24 maanden onmogelijk zal zijn of nagenoeg onmogelijk een soortgelijke of vergelijkbare functie te vinden.
13. Door de schorsing na zijn opzegging is [eiser] beschadigd door Sarens, hetgeen in strijd is met art. 7:611 jo 6:162 BW. Als voorschot op schadevergoeding vordert [eiser] een bedrag van € 7.500,--.
[eiser] is in een moeilijke en financieel belastende toestand komen te verkeren en heeft dus een spoedeisend belang.
Verweer in conventie
14. Sarens betwist de vordering en voert -samengevat- het volgende aan als verweer.
Door de herstructurering zou [eiser] gaan rapporteren aan de sales director van Sarens NV en niet meer aan de landenmanager. Dit is geen degradatie, maar eerder een promotie. Het management team van Sarens Wind bestond uit drie personen: [(ex)medewerker 1], [eiser] en [(ex)medewerker 2]. Kort na elkaar hebben [(ex)medewerker 1] en [eiser] hun dienstverbanden opgezegd en Sarens heeft besloten hen vrij te stellen van werk. Van schorsing is geen sprake. Kort erna heeft [(ex)medewerker 2] zijn contract niet verlengd. [(ex)medewerker 2] werkt inmiddels bij concurrent Ter Linden Transport (hierna: Ter Linden) en vermoedelijk [(ex)medewerker 1] ook. Sarens vermoedt dat [eiser] voornemens is bij Ter Linden in dienst te treden. Het genoemde management team van Sarens (toen het nog in functie was) was bezig opdrachten te verwerven van het bedrijf REpower Systems AG. Na vertrek van het management team is een aantal grote opdrachten door Repower gegund aan Ter Linden en Sarens vermoedt de rol daarbij van haar voormalige managers. Sarens heeft dan ook groot belang bij het concurrentiebeding, dat inmiddels beperkt is tot 2 jaar. Sarens heeft tevens [eiser] aangegeven bereid te zijn hem van het beding te ontheffen voor andere werkgevers dan Ter Linden. Verder is het beding voldoende duidelijk.
15. Niet gebleken is dat [eiser], die zelf zijn dienstverband heeft opgezegd, nadeel ondervindt bij het vinden van een passende werkkring en nu ook niet door hem is aangetoond dat hij bij het verkrijgen van ander werk door het concurrentiebeding wordt belemmerd, is geen plaats voor het betalen van een vergoeding ex artikel 7:653 lid 4 BW.
16. Sarens betwist dat [eiser] nog recht heeft op vakantiedagen. Volgens de administratie van Sarens is er sprake van een negatief saldo van 4,25 uur. Sarens betwist [eiser] te hebben beschadigd, nu van schorsing geen sprake is.
Vordering in reconventie
17. Sarens vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
I. [eiser] te verbieden om gedurende twee jaar na het einde van zijn
dienstverband bij Sarens Nederland, derhalve tot 30 september 2011, direct of indirect,
werkzaam te zijn voor Ter Linden Transport en/of Ter Linden Craning B.V. en/of
werkzaamheden te verrichten ten behoeve van aanbestedingen van RE power Systems
AG, waaronder, doch niet uitsluitend, de projecten Valorem en Dampierre;
II. [eiser] te veroordelen om de in het overgelegde rapport van onderzoeksbureau
IRS genoemde gekopieerde bestanden, documenten en gegeven, opgeslagen op
digitale en/of papieren gegevensdragers, binnen 5 werkdagen na het te dezen te wijzen
vonnis aan Sarens Nederland te retourneren;
III. [eiser] te veroordelen om eventuele (digitale) kopieën van de onder II
genoemde bestanden, documenten en gegevens binnen de onder II vermelde termijn te
vernietigen;
IV. [eiser] te veroordelen om binnen de onder II vermelde termijn een lijst aan
Sarens Nederland te doen toekomen met alle partijen aan wie de onder II genoemde
bestanden, documenten en gegevens door hem zijn verstrekt;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 25.000,-- voor iedere overtreding van het onder I genoemde verbod, alsmede van € 2.500,-- voor elke dag dat de overtreding van het onder I genoemde verbod voortduurt en tot verbeurte door [eiser] van gelijke dwangsommen ingeval hij niet zal voldoen aan de onder II t/m IV genoemde veroordelingen, danwel op straffe van dwangsommen per overtreding en/of afzonderlijk nalaten en voor elke dag dat de overtreding en/of het nalaten voortduurt ter hoogte van de door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedragen en [eiser] te veroordelen in de proceskosten in reconventie.
18. Sarens legt aan haar vordering ten aanzien van het concurrentiebeding (I) hetzelfde ten grondslag als in haar verweer in conventie. Ten aanzien van de overige vorderingen (II t/m IV) legt zij het volgende -samengevat- ten grondslag.
[eiser] heeft voor zijn vertrek bij Sarens vertrouwelijke gegevens naar een externe harde schijf gekopieerd. Hij was hiertoe niet bevoegd en heeft onrechtmatig gehandeld jegens Sarens.
Sarens vermoedt dat deze gegevens gebruikt worden om haar te beconcurreren.
Het verweer in reconventie
19. [eiser] betwist de vorderingen en voert verweer. Voorzover nodig zal hierna op de inhoud daarvan worden ingegaan.
Beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
20. De kantonrechter overweegt voorshands het volgende.
21. De spoedeisendheid van de vordering vloeit voort uit haar aard, behoudens voor wat betreft onderdelen van de vorderingen, zoals hierna zal worden overwogen.
22. Zowel uit de processtukken als ter zitting is gebleken dat Sarens zich beweegt in een beperkt marktsegment, namelijk de markt van windturbines. Dat Sarens in een dergelijk marktsegment door middel van een concurrentiebeding beoogt te vermijden dat voormalige werknemers met de bij Sarens opgedane kennis omtrent de bedrijfsactiviteiten van Sarens in dienst treden bij een concurrent, is niet onbegrijpelijk en Sarens heeft daar in beginsel belang bij. De stelling van [eiser] dat het beding onduidelijk is en daarom terzijde dient te worden gesteld, faalt. Hoewel het beding taalkundig niet uitblinkt in helderheid, is de bedoeling ervan zonneklaar, te weten het voorkomen dat een ex-werknemer bij een concurrent gaat werken. Dat het beding geen werking meer heeft omdat Sarens haar activiteiten heeft verplaatst naar België is door Sarens gemotiveerd weersproken. Nu een kort geding zich niet leent voor uitvoerig onderzoek, wordt voorbij gegaan aan de stelling van [eiser] hieromtrent.
23. In casu wordt [eiser] verboden gedurende een periode van vijf jaar te werken voor concurrenten van Sarens. In de voorfase van de onderhavige procedure heeft Sarens de duur beperkt tot twee jaar, hetgeen zowel in de processtukken als ter zitting is herhaald. De kantonrechter zal dan ook uitgaan van een werkingduur van het beding van twee jaar, gerekend vanaf 1 oktober 2009. In de dagvaarding heeft [eiser] gesteld geen werk te hebben en geen arbeidsovereenkomsten aangeboden te hebben gekregen. Ter zitting is door [eiser] onomwonden verklaard geen concreet voornemen te hebben bij een concurrent, meer in het bijzonder Ter Linden, in dienst te treden. [eiser] heeft in dit verband aangegeven druk doende te zijn met sollicitaties, ook buiten de branche waarin Sarens werkzaam is. Niet valt dan ook in te zien wat het belang is van [eiser], laat staan een spoedeisend belang, om thans buiten werking stelling van het concurrentiebeding te vorderen. Nu er geen concrete potentiële werkgever is, kan het risico voor Sarens niet worden ingeschat en is er geen mogelijkheid een belangenafweging te maken.
24. Hier komt bij dat [eiser] zelf het initiatief heeft genomen ontslag te nemen bij Sarens. Op geen enkele wijze is gebleken dat Sarens hierin een rol heeft gespeeld en evenmin dat [eiser] verder geen carrière zou kunnen maken of positieverbetering zou kunnen krijgen bij Sarens. Een degradatie van [eiser] door de herstructurering is niet, althans niet voldoende, aannemelijk gemaakt. Dat door de reorganisatie bij Sarens [eiser] geen vertrouwen meer had in de directie van de Sarens organisatie, zoals hij heeft gesteld, mag zo zijn, maar in de overgelegde stukken is daarvoor geen rechtvaardiging te vinden. De argumenten van [eiser] hieromtrent zijn niet overtuigend. Voorafgaande aan zijn opzegging heeft [eiser] geen overleg gevoerd met Sarens omtrent het concurrentiebeding, maar heeft kennelijk gewoonweg het risico genomen dat dit wel goed zou komen. Feitelijk wenst [eiser] dit risico nu achteraf af te wentelen op Sarens. Hij miskent daarmee geheel het rechtskarakter van een gemaakte afspraak, namelijk het ondertekenen van een concurrentiebeding.
25. De kantonrechter acht op basis van de thans overgelegde stukken dan ook niet voldoende aannemelijk dat de bodemrechter het concurrentiebeding zal vernietigen, zodat de vordering tot buiten werking stelling van het beding wordt afgewezen.
26. Met zijn vordering tot betaling van zijn maandsalaris gedurende de duur van twee jaar, op basis van art. 7:653 lid 4 BW, miskent [eiser] dat hij geenszins wordt belemmerd om anders dan in dienst van Sarens werkzaam te zijn. Het beding staat zonder meer toe dat hij buiten de (kleine) branche waarin Sarens werkzaam is in dienst kan treden. Dat de markt voor functies die [eiser] blijkbaar ambieert momenteel krap is, dient voor zijn rekening en risico te komen. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
27. De vordering tot betaling van vakantiedagen mist spoedeisendheid, nu het dienstverband in oktober 2009 is geëindigd en [eiser] Sarens in maart heeft gedagvaard. Niet valt in te zien waarom [eiser] deze vordering van een beperkt aantal vakantiedagen (13) niet via een bodemprocedure kan instellen, nu daar dit onderdeel van de -door Sarens betwiste- vordering met inachtneming van de normale bewijsregels kan worden beoordeeld. Dit onderdeel van de vordering wordt eveneens afgewezen.
28. Dat [eiser] door toedoen van Sarens is beschadigd, zoals [eiser] heeft gesteld, blijkt niet uit de processtukken. Of er sprake is van een schorsing zoals [eiser] stelt, danwel van een vrijstelling van werk, kan in het bestek van het onderhavige kort geding ook niet worden vastgesteld. Het onderdeel van de vordering betreffende een voorschot op geleden immateriële schade wordt aldus eveneens afgewezen.
29. Ter zitting heeft Sarens in reconventie gevorderd dat [eiser] gedurende twee jaar op straffe van een boete wordt verboden bij Ter Linden in dienst te treden. Nu er geen concrete aanwijzing is dat [eiser] voornemens is daar in dienst te treden, zoals ook ter zitting door partijen is aangegeven, mist deze vordering een spoedeisend element en heeft Sarens daar tevens geen belang bij. Dit onderdeel van de vordering in reconventie wordt aldus afgewezen. Voor het introduceren van een boete op overtreding van het beding is om dezelfde reden evenmin aanleiding, zodat ook dat onderdeel –voorzover dat als zelfstandig onderdeel van een vordering is bedoeld- wordt afgewezen.
30. Sarens heeft verder afgifte gevorderd van bestanden die [eiser] heeft gekopieerd van de harde schijf van zijn laptop. Ter zitting heeft [eiser], nadat de kantonrechter hem dit (onder verwijzing naar het bepaalde in art. 21 Rv) expliciet had gevraagd, aangegeven dat hij die bestanden wel had gekopieerd, maar inmiddels heeft gewist en niet ter beschikking van derden heeft gesteld. Aangezien Sarens binnen het bestek van een kort geding het tegendeel niet aannemelijk heeft kunnen maken en een kort geding zich niet leent voor nader onderzoek, zal van deze mededeling van [eiser] worden uitgegaan. Dit brengt met zich dat ook dit onderdeel van de vordering in reconventie wordt afgewezen. Hetzelfde geldt voor de vorderingen die voortborduren op dit onderdeel van de vordering.
31. De slotsom is dan ook dat alle vorderingen worden afgewezen. Nu beide partijen in het ongelijk worden gesteld, zullen partijen ieder worden veroordeeld in de kosten van respectievelijk conventie en reconventie.
Beslissing in conventie en in reconventie
De kantonrechter:
in conventie en in reconventie:
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van het geding in conventie, aan de zijde van Sarens bepaald op € 500,--. Veroordeelt Sarens in de proceskosten van het geding in reconventie, aan de zijde van [eiser] bepaald op € 500,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Vink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.