RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
kenmerk: 240769 CV EXPL 7885/09
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 18 maart 2010
1. [naam], en
2. [naam],
wonende te [plaatsnaam],
eisers,
gemachtigde: mr. J. van der Stel,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Schipper Compact Wonen B.V.,
gevestigd te [plaatsnaam],
gemachtigde: mr. A. Molenberg.
Partijen worden hierna aangeduid als [eisers] respectievelijk Schipper. [1. naam] wordt aangeduid als [eiseres].
1. Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 17 augustus 2009;
2. de conclusie van antwoord;
3. het vonnis van 22 oktober 2009 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
4. het proces-verbaal van de op 2 februari 2009 gehouden comparitie van partijen;
5. de overgelegde producties.
2. Omschrijving van het geschil
2.1. De feiten
2.1.1. Op 7 augustus 2007 hebben [eisers] van Schipper een tweetal electrische fauteuils gekocht van het type Columbia Nova, bekleed met een bruine stof (hierna: de fauteuils), tegen een koopprijs van € 2.250 per stuk. De koopprijs is betaald en de fauteuils zijn geleverd.
2.1.2. Er zijn problemen met de fauteuils geweest: in september 2007 en maart 2008 zaten bouten los en in december 2008 functioneerde de motor van een fauteuil niet naar behoren. Schipper heeft deze problemen opgelost.
2.1.3. In mei 2009 functioneerde de motor van de fauteuil van [eiseres] wederom niet naar behoren. Schipper heeft deze fauteuil meegenomen om de motor te vervangen. Op 18 juni 2009 heeft Schipper een fauteuil bij [eisers] afgegeven.
2.1.4. Bij brief van 26 juni 2009 is de koopovereenkomst namens [eisers] gedeeltelijk ontbonden, namelijk voor zover die betrof de (defecte) fauteuil van [eiseres], en is Schipper gesommeerd binnen tien dagen de koopprijs terug te betalen.
2.2. De vordering
[eisers] vorderen dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: voor recht wordt verklaard dat bij brief van 26 juni 2009 de tussen partijen op 7 augustus 2007 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot een tweetal electrische fauteuils gedeeltelijk is ontbonden, namelijk voor wat betreft de voor [eiseres] bestemde fauteuil;
subsidiair: de tussen partijen gesloten koopovereenkomst gedeeltelijk wordt ontbonden voor wat betreft de fauteuil van [eiseres];
II. Schipper wordt veroordeeld aan [eisers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a. een bedrag van € 2.250, vermeerderd met de wettelijke rente van 7 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. een bedrag van € 250 ter zake van kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, vermeerderd met de wettelijke rente van 12 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
met bepaling dat [eisers] binnen 14 dagen na voldoening door Schipper van bovengenoemde bedragen de fauteuil aan Schipper zullen overdragen;
III. Schipper wordt veroordeeld in de proceskosten.
[eisers] stellen daartoe het volgende.
De fauteuil van [eiseres], die zij kocht in verband met gezondheidsklachten, bezat/bezit niet de eigenschappen die op grond van de overeenkomst mocht worden verwacht. Er is sprake van een tekortkoming. Tot twee maal toe waren er problemen met los zittende bouten. Vervolgens is Schipper op 16 juni 2009 bij [eisers] langs geweest in verband met de niet goed functionerende motor en heeft zij de stoel meegenomen ter reparatie. Op 18 juni 2009 heeft Schipper een fauteuil bij [eisers] gebracht met de mededeling dat het de gerepareerde fauteuil was. De afgeleverde fauteuil was echter anders (onder meer van grootte) dan de oorspronkelijk geleverde fauteuil en was bovendien beschadigd. Nadat [eisers] dit bij Schipper ter sprake brachten, is zij boos weggegaan. Toen [eisers] diezelfde dag telefonisch contact met Schipper opnamen, verbrak zij boos de telefoonverbinding. Aangezien verschillende reparaties de gebreken niet hebben verholpen, hebben [eisers] het recht de koopovereenkomst te ontbinden.
De raadsman van [eisers] heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht, waarvoor Schipper een vergoeding verschuldigd is.
2.3. Het verweer
De conclusie van Schipper strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
Schipper voert daartoe het volgende aan.
Betwist wordt dat de stoel niet de eigenschappen bezat/bezit die op grond van de overeenkomst mocht worden verwacht. Problemen met bouten heeft Schipper opgelost en ondanks de problemen met bouten, was de stoel normaal te gebruiken. Ook de problemen met de piepende motor heeft Schipper opgelost. Zij heeft uiteindelijk bij [eisers] een fauteuil afgeleverd die qua model en maatvoering dezelfde was als de aanvankelijk geleverde stoel. Vervanging van de motor bleek niet mogelijk en daarom is een nieuwe stoel geleverd, bekleed met de stof van de oude stoel van [eiseres]. Betwist wordt dat Schipper boos op [eisers] is geworden en om die reden niets meer heeft willen doen. De stoel had nog (op maat) moeten worden ingesteld en Schipper had dat willen doen, indien zij daartoe de kans had gehad. Zij is alsnog daartoe bereid.
Schipper is niet deugdelijk in gebreke gesteld en reeds om die reden kan niet worden ontbonden.
De buitengerechtelijke incassokosten worden betwist.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Partijen zijn het terecht erover eens dat de door hen met betrekking tot de fauteuils gesloten koopovereenkomst een consumentenkoop is als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW is. De kantonrechter zal daar ook vanuit gaan bij haar beoordeling.
3.2. Op grond van het bepaalde in artikel 7:17 lid 1 BW dient de afgeleverde zaak aan de overeenkomst te beantwoorden en volgens lid 2 van dat artikel is daarvan sprake indien de zaak niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Volgens lid 2 mag verder de koper verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
3.3. Tussen partijen staat vast dat in juni 2009 de motor van de fauteuil piepte. Geoordeeld wordt dat indien de motor van een electrische fauteuil (binnen twee jaar na aankoop van de fauteuil) piept, de fauteuil niet de eigenschappen bezit die [eisers] daarvan op grond van de overeenkomst mochten verwachten, ongeacht of een garantie van drie jaar (standpunt van [eisers]) of van één jaar (standpunt van Schipper) is overeengekomen. Een motor in een electrische fauteuil zal een lange levensduur moeten hebben en behoort niet binnen twee jaren te piepen. Een piepende motor zal als hinderlijk worden ervaren door de gebruiker van een electrische fauteuil en dit zal het gebruik van de fauteuil negatief beïnvloeden. [eisers] mochten er hoe dan ook vanuit gaan dat de motor van de fauteuil gedurende langere tijd normaal en dus stil zou functioneren. Uit het feit dat Schipper de stoel – inclusief motor – heeft vervangen blijkt dit in feite ook. Dat het piepen van de motor werd veroorzaakt door een oorzaak die voor risico van [eisers] komt, is niet gesteld of gebleken.
3.4. Nu de fauteuil aldus niet beantwoordde aan de overeenkomst, konden [eisers] herstel van de afgeleverde fauteuil eisen, mits Schipper hieraan redelijkerwijs kon voldoen (vgl. artikel 7:21 lid 1, aanhef en onder a BW). In feite zijn partijen het daarover ook eens. Vaststaat immers dat [eisers] herstel wensten en dat Schipper daartoe ook bereid was en daarop ook actie heeft ondernomen. [eisers] hadden voorts op de voet van artikel 7:22 lid onder a BW de bevoegd-heid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dat die uitzonde-ringssituatie zich hier voordeed is niet aangevoerd, zodat er vanuit wordt gegaan dat [eisers] in beginsel bevoegd waren de overeenkomst te ontbinden. Deze bevoegdheid bestaat overigens zonder dat de verkoper in verzuim is, zodat het verweer van Schipper dat zij ten onrechte niet in gebreke is gesteld, wordt gepasseerd.
3.5. Op grond van lid 2 van artikel 7:22 BW ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding echter pas wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, danwel de verkoper tekort is geschoten in de verplichting als bedoeld in artikel 7:21 lid BW, zijnde de verplichting van de verkoper om binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper zijn verplichting tot herstel na te komen.
3.6. Volgens [eisers] heeft Schipper niet hersteld. Schipper meent dat zij wel correct heeft hersteld c.q. vervangen. De kantonrechter leidt uit de door [eisers] overgelegde foto’s van de fauteuils af dat de uiteindelijk door Schipper afgeleverde fauteuil (in ieder geval qua maat-voering) niet dezelfde was als de fauteuil die Schipper aanvankelijk aan [eisers] had geleverd. Schipper betwist dit laatste wel, maar stelt zich tevens op het standpunt dat de fauteuil opnieuw zou moeten worden ingesteld zoals zij ook deed bij de aanvankelijk geleverde fauteuil. Daarmee staat vast dat de fauteuil, zonder te zijn ingesteld, niet dezelfde was als de aanvankelijk geleverde fauteuil. De fauteuil is niet meer door Schippers ingesteld en gesteld noch gebleken is van een door Schippers voorafgaand aan de bij brief van 26 juni 2009 ingeroepen ontbinding gedaan aanbod de stoel (alsnog) in te stellen (waarvan [eisers] geen gebruik hebben gemaakt). Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat Schipper haar verplichting tot herstel niet deugdelijk is nagekomen. Het aanbod van Schipper de fauteuil alsnog in te stellen wordt gepasseerd, nu dit te laat is gedaan, namelijk nadat [eisers] de koopovereenkomst op goede gronden hebben ontbonden (vgl. artikel 6:86 BW).
3.7. Schipper voert nog aan dat zij niet de kans niet heeft gehad om de stoel alsnog in te stellen. Voor zover zij daarmee zou bedoelen dat zij niet in verzuim is geraakt, heeft te gelden dat ontbonden mag worden zonder dat Schipper in verzuim is geraakt. Voor zover Schipper daarmee zou bedoelen dat de tekortkoming in de verplichting tot herstel haar niet valt toe te rekenen, wordt overwogen dat de bevoegdheid tot ontbinding volgens artikel 7:22 lid 2 BW pas ontstaat wanneer de verkoper tekort is geschoten in zijn verplichting tot herstel voor ontbinding (toerekenbaarheid wordt daarbij niet vereist), terwijl overigens toerekenbaarheid voor ontbinding niet is vereist (vgl. artikel 7:22 lid 4 jo. artikel 6:265 lid 1 BW).
3.8. De slotsom is dat [eisers] op goede gronden de koopovereenkomst gedeeltelijk hebben ontbonden en dat de vordering onder I, primair, voor toewijzing gereed ligt. De vordering onder I, subsidiair, kan daarmee onbesproken blijven.
3.9. De ontbinding brengt met zich dat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties ontstaat. De verbintenis tot aflevering was Schipper immers reeds nagekomen, terwijl [eisers] van hun kant de verbintenis tot betaling van de koopprijs ook al waren nagekomen. Schipper dient dus in beginsel de koopsom van de fauteuil terug te betalen en [eisers] dienen de fauteuil terug te geven. Schipper heeft in dit verband nog aangevoerd dat bij ongedaanmaking rekening moet worden gehouden met het feit dat de fauteuil 18 maanden in gebruik is geweest, hetgeen [eisers] op zichzelf niet hebben betwist. De kantonrechter acht het redelijk dat bij de afwikkeling van de ontbinding rekening wordt gehouden met een naar de regels van ongerechtvaardigde verrijking vastgestelde vergoeding voor het gebruik van de stoel gedurende 18 maanden. De stoel is immers het overgrote deel van de tijd tot aan de ontbinding probleemloos in gebruik geweest en zal als gevolg van het gebruik in waarde achteruit zijn gegaan. Uitgaande van een geschatte levensduur van een electrische fauteuil van 15 jaar, zal de te verrekenen gebruiksvergoeding worden gesteld op (€ 2.250 x 1/12 =) € 150 per jaar en dus op € 225 voor de periode van 1,5 jaar (=18 maanden). Schipper dient derhalve (€ 2.250 -/- € 225 =) € 2.025 aan [eisers] terug te betalen, waarna [eisers] de stoel dienen terug te geven.
3.10. Gelet op het voorgaande kunnen alle overige, zich in september 2007 en maart 2008 (bouten los) en in december 2008 (motor) geopenbaarde gebreken onbesproken blijven.
3.11. De verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten is betwist en niet gebleken is dat daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht anders dan werkzaamheden ter instructie van de zaak waarvoor de in de artikelen 237 t/m 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen te sluiten. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
3.12. Anders dan Schipper kennelijk meent, behoeft onder het huidig Burgerlijk Wetboek de wettelijke rente niet te worden aangezegd. Vaststaat dat de raadsman van [eisers] bij brief van 26 juni 2009 Schipper heeft gesommeerd het na de namens hen ingeroepen ontbinding van de overeenkomst terug te betalen deel van de koopsom binnen 10 dagen terug te betalen en dat Schipper dat niet heeft gedaan. Zij is dan in ieder geval per 7 juli 2009 in verzuim en de per die datum gevorderde wettelijke rente – die overigens niet op andere gronden is bestreden – zal daarom worden toegewezen.
verklaart voor recht dat bij brief van 26 juni 2009 de tussen partijen op 7 augustus 2007 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot een tweetal electrische fauteuils gedeeltelijk is ontbonden, namelijk voor wat betreft de voor [eiseres] bestemde fauteuil;
veroordeelt Schipper tot betaling aan [eisers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 2.025, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat [eisers] binnen 14 dagen na voldoening door Schipper van bovengenoemd bedrag de fauteuil aan Schipper zullen overdragen;
veroordeelt Schipper in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisers] bepaald op:
aan explootkosten € 85,98
aan kosten GBA/KvK €
aan griffierecht € 208,00
aan salaris gemachtigde € 300,00
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2010, in aanwezigheid van de griffier.