ECLI:NL:RBDOR:2010:BM1307
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Relatiebeding en concurrentiebeding in de verzekeringsbranche
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 13 april 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige werkgever, Drechtstad Adviesgroep B.V. De werknemer had een relatiebeding getekend bij zijn werkgever, dat hem verbood zakelijke contacten te onderhouden met relaties van de werkgever na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer vorderde in kort geding de vernietiging of schorsing van dit relatiebeding, omdat hij meende dat het onredelijk was en een zware impact had op zijn arbeidskeuze. De arbeidsovereenkomst was beëindigd op verzoek van de werkgever, die bedrijfseconomische redenen aanvoerde.
De kantonrechter oordeelde dat het relatiebeding rechtsgeldig was en dat de werkgever een gerechtvaardigd belang had bij bescherming tegen concurrentie door de ex-werknemer. De rechter stelde vast dat de werknemer niet werd belemmerd in zijn beroepsuitoefening, aangezien hij nog steeds een groot deel van de markt kon bedienen, mits hij zich niet richtte op de relaties van Drechtstad. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer af, omdat niet aannemelijk was dat hij door het relatiebeding onbillijk werd benadeeld. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt de geldigheid van relatiebedingen in de arbeidsrelatie en de belangenafweging tussen de bescherming van de werkgever en de mogelijkheden van de werknemer om zijn beroep uit te oefenen. De zaak illustreert ook de noodzaak voor werknemers om de implicaties van dergelijke bedingen goed te begrijpen voordat zij een arbeidsovereenkomst ondertekenen.