ECLI:NL:RBDOR:2010:BM1307

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
251249 VV EXPL 10-14
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Relatiebeding en concurrentiebeding in de verzekeringsbranche

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 13 april 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige werkgever, Drechtstad Adviesgroep B.V. De werknemer had een relatiebeding getekend bij zijn werkgever, dat hem verbood zakelijke contacten te onderhouden met relaties van de werkgever na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer vorderde in kort geding de vernietiging of schorsing van dit relatiebeding, omdat hij meende dat het onredelijk was en een zware impact had op zijn arbeidskeuze. De arbeidsovereenkomst was beëindigd op verzoek van de werkgever, die bedrijfseconomische redenen aanvoerde.

De kantonrechter oordeelde dat het relatiebeding rechtsgeldig was en dat de werkgever een gerechtvaardigd belang had bij bescherming tegen concurrentie door de ex-werknemer. De rechter stelde vast dat de werknemer niet werd belemmerd in zijn beroepsuitoefening, aangezien hij nog steeds een groot deel van de markt kon bedienen, mits hij zich niet richtte op de relaties van Drechtstad. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer af, omdat niet aannemelijk was dat hij door het relatiebeding onbillijk werd benadeeld. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt de geldigheid van relatiebedingen in de arbeidsrelatie en de belangenafweging tussen de bescherming van de werkgever en de mogelijkheden van de werknemer om zijn beroep uit te oefenen. De zaak illustreert ook de noodzaak voor werknemers om de implicaties van dergelijke bedingen goed te begrijpen voordat zij een arbeidsovereenkomst ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 251249 VV EXPL 10-14
vonnis in kort geding van de kantonrechter te Dordrecht van 13 april 2010
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaatsnaam], [gemeente],
eiser,
gemachtigde mr. M. Bunnik, Inhuisjurist B.V. te Utrecht,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Drechtstad Adviesgroep B.V.,
h.o.d.n. SAA Rombouts & Drechtstad,
gevestigd te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde mr. A. Emmerig, advocaat te Lage Zwaluwe.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en Drechtstad.
1. Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 11 maart 2010;
2. de aantekeningen van de griffier van de gehouden mondelinge behandeling op
30 maart 2010;
4. de pleitaantekeningen aan de zijde van de gemachtigde van Drechtstad;
5. de overgelegde producties.
2. Omschrijving van het geschil
2.1. De feiten
Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.1. [eiser] was van 1984 tot 2000 (samen met zijn echtgenote) werkzaam in de verzekeringsbranche onder de naam [naam houder verzekeringsportefeuille]. Hij specialiseerde zich in het verzekeren van kleine (sport)vliegtuigen.
2.1.2. Op 4 februari 1998 verkocht [eiser] de helft van zijn verzekeringsportefeuille aan Samenwerkende Assurantie Adviseurs (SAA) Rombouts & Schalekamp B.V. en op 28 december 2000 de andere helft van zijn verzekeringsportefeuille aan Hollands Assurantiekantoor B.V. (beiden tot SAA Nederland Groep behorende vennootschappen), voor in totaal € 637.751.
2.1.3. Bij de verkoop bedong [eiser] indiensttreding bij Hollands Assurantiekantoor. Op 1 februari 2001 trad hij voor onbepaalde tijd in dienst bij Hollands Assurantiekantoor als buiten-dienstmedewerker. Tot zijn werkzaamheden behoorden commercieel beheer en uitbreiding van de portefeuille en acquisitie van nieuwe relaties.
2.1.4. Op 1 januari 2007 is door SAA 50% van voornoemde portefeuille verkocht aan Drechtstad Adviesgroep B.V. Alle front office activiteiten worden door Drechtstad verricht en de back office activiteiten door SAA Groep. Sinds 1 januari 2007 wordt gewerkt onder de naam SAA Rombouts & Drechtstad.
2.1.5. [eiser] en Drechtstad hebben op 1 januari 2009 de tussen hen bestaande arbeids-overeenkomst opnieuw op papier gezet en ondertekend. [eiser] bleef werkzaam in dezelfde functie maar het concurrentiebeding werd vervangen door het volgende relatiebeding:
“Artikel P Relatiebeding
P.1. Werknemer verbindt zich zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever, zowel direct als indirect, zowel tijdens als na beëindiging van de arbeidsovereenkomst zich ervan te zullen onthouden van zakelijke contacten met relaties van Werkgever te (doen) leggen en/of voor zichzelf als voor derden te bezoeken en/of te (doen) onderhouden en/of relaties ertoe te bewegen of trachten te bewegen hun contacten met de Werkgever geheel of gedeeltelijk te verbreken.
Onder werkgever wordt in dit artikel verstaan Werkgever en/of een met Werkgever gelieerde onderneming en/of (onder)bemiddelaar en/of SAA-vestiging.
Onder relaties dient in dit artikel te worden verstaan die bedrijven, ondernemingen, instellingen en/of particulieren in wiens opdracht, al dan niet direct, Werkgever verzekeringen heeft gesloten of soortgelijke werkzaamheden heeft verricht, alsmede die relaties of prospects aan wie Werkgever offerte heeft uitgebracht en/of van wie Werkgever een aanvraag tot het doen van een offerte heeft ontvangen, dan wel waarmee contacten waren aangelegd.
P.2. Het in dit artikel bepaalde zal ook bij wijziging van de functie van Werknemer gelding behouden. Werknemer is gehouden bij eventuele wijziging van de functie op verzoek van Werkgever wederom een gelijkluidend relatiebeding schriftelijk aan te gaan.
P.3. Na de beëindiging van de dienstbetrekking, zal Werknemer geen personeel in dienst nemen of tegen betaling werkzaamheden laten verrichten dat op enig moment in de 12 maanden voorafgaande aan die beëindiging in dienst is geweest bij Werkgever of een met Werkgever gelieerde onderneming.”
2.1.6. Op 21 april 2009 heeft Drechtstad voor [eiser] een ontslagvergunning aangevraagd op grond van bedrijfseconomische redenen. [eiser] heeft daartegen verweer gevoerd. De ontslagvergunning is op 21 juli 2009 verleend en de arbeidsovereenkomst is per 1 september 2009 geëindigd als gevolg van opzegging door Drechtstad.
2.2. De vordering
[eiser] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. het tussen hem en Drechtstad overeengekomen relatiebeding wordt vernietigd dan wel geschorst voor onbepaalde tijd wegens het onredelijke karakter en de zware impact die het beding op zijn arbeidskeuze heeft;
2. het relatiebeding wordt gematigd in tijdsduur tot een half jaar na uitdiensttreding nu het ontslag niet door [eiser] zelf is veroorzaakt maar op verzoek van Drechtstad is geschied,
3. Drechtstad wordt veroordeeld in de proceskosten.
[eiser] stelt daartoe het volgende.
[eiser] is gespecialiseerd in het verzekeren van kleinere (sport)vliegtuigen. Hij sluit niet alleen verzekeringen met betrekking tot genoemde vliegtuigen maar ook aanverwante verzekeringen zoals inboedel- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor piloten en verzekeringen ten behoeve van bedrijven die actief zijn in deze specifieke branche. Het marktsegment van de ongeveer 2.300 kleine (sport) vliegtuigen wordt door slechts drie vakspecialisten bediend, waarvan [eiser] er één is. Drechtstad heeft dankzij [eiser] ongeveer 50% van de markt van de met name lichtere vliegtuigen in handen.
[eiser] ondervindt ernstig nadeel bij het vinden van een andere baan. Er zijn slechts enkele assurantiebedrijven die de specifieke markt van de lichte (sport)vliegtuigen bedienen. Een aantal van deze bedrijven wil [eiser] niet in dienst nemen vanwege het relatiebeding met Drechtstad. Het voorgaande klemt te meer, daar de arbeidsovereenkomst op initiatief van Drechtstad is beëindigd.
[eiser] kan in dienst treden van Kros, Knipscheer & De Koning, mits het relatiebeding vervalt, en heeft derhalve een spoedeisend belang bij de ingestelde vorderingen.
2.3. Het verweer
De conclusie van Drechtstad strekt niet niet-ontvankelijkverklaring, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
Volgens Drechtstad beoogt [eiser] met zijn vorderingen dat de kantonrechter constitutieve beslissingen neemt en een kort geding leent zich daarvoor niet. Subsidiair wordt het volgende aangevoerd.
Met [eiser] is geen concurrentiebeding overeengekomen maar een (beperkter) relatiebeding. [eiser] wordt in verhouding tot het te beschermen belang van Drechtstad door het relatie-beding niet onredelijk benadeeld. De “[portefeuille van eiser]” bestaat voor 21% uit luchtvaart gerelateerde verzekeringen en voor 79% uit niet luchtvaart gerelateerde verzekeringen (=standaardverzekeringen van particulieren en bedrijven). In het Luchtvaartregister staan 2.774 luchtvaartuigen ingeschreven, waarvan er naar schatting 2.300 kleine (sport)vliegtuigen zijn en waarvan er in de “[portefeuille van eiser]” slechts 239 zijn verzekerd. [eiser] kan derhalve luchtvaartuigen die niet via Drechtstad zijn verzekerd (2.061 in aantal dus) verzekeren en kan verder verzekeringen sluiten met huishoudens en bedrijven die niet via Drechtstad zijn verzekerd. Hij kan aldus zijn specialistische verzekeringspraktijk verder beoefenen. Het enige dat hij niet mag is relaties van Drechtstad bedienen. Daarbij dient bedacht te worden dat [eiser] € 637.751 voor de verkoop van zijn portefeuille heeft ontvangen.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Naar hun aard zijn de ingestelde vorderingen spoedeisend, zodat [eiser] in zijn vorderingen kan worden ontvangen. Terecht wordt dit ook niet betwist.
3.2. Een vordering tot vernietiging van een concurrentiebeding kan niet in kort geding worden behandeld omdat dit een constitutieve beslissing zou vergen, waarvoor in kort geding geen plaats is. Reeds daarom dient het deel van vordering 1 dat daarop is gericht, te worden afgewezen.
3.3. Een beslissing tot schorsing of matiging van een relatiebeding, kan wel in kort geding worden genomen, ook al is er (nog) geen bodemprocedure aanhangig. Niet in geschil is dat het relatiebeding rechtsgeldig is overeengekomen en dat de wijze van beëindiging van de arbeids-overeenkomst door Drechtstad wegens bedrijfseconomische omstandigheden niet maakt dat zij aan het relatiebeding geen rechten kan ontlenen. Het gaat in dit kort geding uitsluitend om beantwoording van de vraag of het aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat, in verhouding tot het te beschermen belang van Drechtstad, [eiser] door het relatiebeding onbillijk wordt benadeeld.
3.4. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk geworden dat Drechtstad een gerechtvaardigd belang heeft bij bescherming tegen concurrentie door [eiser] als gevolg van het benaderen en het bedienen van haar zakelijke relaties, zeker indien daarbij in aanmerking wordt genomen dat (de rechtsvoorgangster van) Drechtstad voor de aankoop van de verzekeringsportefeuille van [eiser] zo’n tien jaar geleden een bedrag van € 637.751 heeft betaald en [eiser] kennelijk beoogt (ook) de tot deze portefeuille behorende relaties – via een eventuele nieuwe werkgever – weer te benaderen.
3.5. Tegenover dit belang van Drechtstad staat dat het relatiebeding de beroepsuitoefe-ning door [eiser] niet verhindert. Partijen zijn een relatiebeding overeengekomen en uit hoofde van relatiebeding mag [eiser] het specifieke marktsegment dat hij altijd al bediende, blijven bedienen, echter met dien verstande dat hij zich daarbij niet mag wenden tot relaties die bij via Drechtstad zijn verzekerd. Het gaat het bestek van dit kort geding te buiten om onderzoek te doen naar de precieze omvang van marktaandelen. Op grond van de stellingen van partijen over en weer is echter wel aannemelijk geworden dat een groot deel van de kleine (sport)vlieg-tuigen niet via Drechtstad is verzekerd, dat [eiser] via Drechtstad niet alleen specifieke luchtvaartgerelateerde verzekeringen afsloot maar ook de gebruikelijke verzekeringen van (luchtvaartgerelateerde) particulieren en bedrijven en dat een zeer groot deel van de huishoudens en bedrijven hun gebruikelijke verzekeringen niet via Drechtstad hebben afgesloten, zodat [eiser] dat deel van de markt – via een eventuele nieuwe werkgever – gewoon mag bedienen.
3.6. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het in dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat, in ver-houding tot het te beschermen belang van Drechtstad, [eiser] door het relatiebeding onbillijk wordt benadeeld. Het gegeven dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van Drechtstad is beëindigd, leidt niet tot een ander oordeel.
3.7. De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Drechtstad bepaald op € 400 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.