parketnummer: 11/800353-09 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 juni 2010
[verdachte],
geboren in [1981],
wonende te [adres en woonplaats],
(hierna: verdachte).
Raadsman Mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 mei 2010, waarbij de officier van justitie mr. C.J. Booij, verdachte en haar raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 26 februari 2009 te Sliedrecht met een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] is overleden;
subsidiair: op 26 februari 2009 te Sliedrecht gevaar/hinder voor het overig verkeer heeft veroorzaakt, waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en [slachtoffer] is overleden.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood) wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie baseert zijn standpunt op de verklaringen van verdachte, het aanvullend proces-verbaal van politie, proces-verbaal van bevindingen, bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon, het proces-verbaal verkeersongevals-analyse en de aanvullende FARR-verklaring (hierna: verslag van de lijkschouwer).
In het aanvullend proces-verbaal en het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd, dat op 26 februari 2009 omstreeks 19.15 uur, volgens atoomtijden, een drietal telefonische meldingen is gedaan bij de Gemeenschappelijke Meldcentrale met de mededeling dat een ongeval had plaatsgevonden op de Deltalaan te Sliedrecht.
Uit dit aanvullend proces-verbaal, het proces-verbaal van bevindingen en de bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon blijkt verder, dat de politie onderzoek heeft verricht naar de mobiele telefoon van verdachte. Een conclusie uit dit onderzoek is dat de ingestelde tijd 3 minuten achterliep op de werkelijke tijd. Verder is gebleken dat op 26 februari 2009 een tweetal uitgaande gesprekken is geregistreerd, te weten om 19.13.23 uur en 19.15.06 uur, die respectievelijk 14 en 0 seconden hebben geduurd. Ook is om 19.15.06 uur een SMS-bericht verzonden vanaf de mobiele telefoon van verdachte naar '[naam]'. Om 19.16 uur is een bericht verstuurd naar of ontvangen van voornoemde '[naam]'.
Op basis van bovenstaande gegevens en in aanmerking genomen dat een SMS-bericht alleen verzonden kan worden door de mobiele telefoon met de hand vast te houden, is het -in de visie van de officier van justitie- waarschijnlijk dat verdachte tijdens of kort voor het ongeval haar mobiele telefoon heeft gebruikt.
In het eerste verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard op 26 februari 2009 op de Deltalaan als bestuurder in een auto te hebben gereden. Terwijl verdachte reed, regende het en heeft verdachte een SMS-bericht verzonden. Tot het moment dat de aanrijding plaatsvond, heeft verdachte niet geremd. In het tweede verhoor heeft verdachte daar aan toegevoegd, dat zij de overstekende [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) niet heeft gezien en daarom ook niet heeft geremd. Verdachte heeft verder verklaard dat zij de route waarop het ongeval plaatsvond dagelijks reed.
Uit het proces-verbaal van verkeersongevals-analyse blijkt dat de auto van verdachte geen bijzonderheden vertoonde, die oorzaak zijn geweest of invloed hebben gehad op het ongeval. Volgens de verkeersongevals-analyse heeft verdachte zeer waarschijnlijk de voetgangersoversteekplaats en het daarop lopende slachtoffer niet gezien over een afstand van minimaal 26 meter en maximaal 42 meter vóór de voetgangersoversteekplaats. Dit zou betekenen dat verdachte gedurende minimaal 2,3 seconden en maximaal 3,8 seconden niet haar blik en aandacht op de weg heeft gehouden. De politie heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie op de plaats van het ongeval goed overzichtelijk en begrijpelijk was. Verdachte had het slachtoffer op de voetgangersoversteekplaats voorrang moeten verlenen.
Uit het verslag van de lijkschouwer blijkt dat het slachtoffer op 28 februari 2009 om 13.40 uur is overleden. De aanrijding tussen de auto van verdachte en het slachtoffer heeft bij het slachtoffer botbreuken en inwendige bloedingen veroorzaakt. Hierdoor zijn alle organen overbelast geraakt en dit heeft, in combinatie met hersenschade, tot de dood van het slachtoffer geleid.
Volgens de officier van justitie heeft verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen, door de mobiele telefoon vast te houden, haar aandacht en blik niet op de weg te houden waardoor zij niet in staat was de auto tot stilstand te brengen binnen een afstand waarover zij die kon overzien en deze vrij was en geen gevolg heeft gegeven om het slachtoffer op de voetgangersoversteekplaats voorrang te verlenen. De officier van justitie merkt op dat verdachte ter plaatse bekend was met de verkeerssituatie en het slachtoffer pas na de aanrijding heeft opgemerkt. Verder heeft verdachte een afwijking van -0,75 aan de ogen, dat tot nog meer voorzichtigheid aanleiding had moeten geven.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte volgens berekeningen van de politie langzamer heeft gereden dan de toegestane snelheid van 50 km/u.
Verder heeft de raadsman gesteld dat de voetgangersoversteekplaats slecht was verlicht, wat zou blijken uit internetartikelen en op vragen die de raadsman aan bewoners nabij de plaats van het ongeval heeft gesteld. Bewoners vonden de voetgangersoversteekplaats onoverzichtelijk vanwege onvoldoende verlichting, maar konden ook niet precies aangeven waarom zij het onoverzichtelijk vonden. Volgens de raadsman was het slachtoffer donker gekleed.
Volgens de raadsman bestaat onduidelijkheid over het feit dat om 19.15.06 uur is gebeld en op hetzelfde tijdstip een SMS-bericht is verstuurd. De raadsman stelt dat verdachte niet weet wanneer zij een SMS-bericht heeft verstuurd. Verdachte is stellig in haar overtuiging dat zij de telefoon niet in haar handen heeft gehad en niet heeft gebeld. Uit het aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] blijkt, dat met de telefoon van verdachte drie minuten voor het ongeval een telefoonnummer is gekozen. Dit zou volgens de raadsman overeenkomen met de lezing van verdachte, dat zij dit telefoonnummer staande op een parkeerplaats heeft gebeld.
Het is volgens de raadsman geen logische conclusie dat het SMS-bericht vóór het ongeval is verstuurd en de oorzaak is van het ongeval.
De raadsman stelt dat verdachte zich niet roekeloos heeft gedragen, maar wel dat verdachte een aanmerkelijke verkeersfout heeft gemaakt. Dit betekent dat verdachte de lichtst mogelijke vorm van schuld kan worden verweten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank zakelijk zal weergeven.
Verdachte heeft op 26 februari 2009 omstreeks 19.15 uur als bestuurder van een personenauto gereden op de Deltalaan te Sliedrecht, rijdende in de richting van Baanhoek. Tijdens het besturen van die auto heeft zij, nadat zij van de rotonde de Deltalaan op reed, een SMS-bericht verstuurd met haar mobiele telefoon. Ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats op de Deltalaan hoorde zij een harde klap en zag zij ineens een vrouw. Verdachte heeft voor de klap niemand opgemerkt en zij heeft niet geremd voor de voetgangersoversteekplaats.
De Deltalaan ligt binnen de bebouwde kom van de gemeente Sliedrecht. De Deltalaan is verdeeld in een tweetal rijbanen, beide opgesplitst in een rijstrook en een fietsstrook. De toegestane snelheid is 50km/u. De twee rijbanen worden gescheiden door een groenstrook. Aan de buitenzijde van de rijbanen zijn trottoirs. De trottoirs die aan de beide rijbanen zijn gelegen worden op verschillende plaatsen met elkaar verbonden door voetgangersoversteekplaatsen, welke ook als zodanig zijn aangeduid met verkeersborden, kenbaar gemaakt door het bord L2 van bijlage 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. De verkeerssituatie ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats is duidelijk gezien de weg, de openbare straatverlichting, de borden en de verkeerstekens op het wegdek. De verkeerssituatie was op de plaats van het ongeval goed overzichtelijk en begrijpelijk. Verdachte wist dat op die plaats een voetgangersoversteekplaats was gesitueerd. De door de raadsman aangevoerde onveiligheid ter plaatse is niet gebleken en in tegenspraak met de verkeersongeval-analyse. Maar als de raadsman gelijk zou hebben ten aanzien van de onveiligheid (hetgeen de rechtbank dus niet van oordeel is), geldt des te meer dat verdachte ter plaatse goed bekend was, aangezien zij de route dagelijks en ook in de avond reed en dat zij des te meer reden had om extra goed op te letten.
Het regende op 26 februari 2009 rond 19.15 uur en het was donker. Verdachte had vanwege de regen de ruitenwissers van haar auto aangezet. Gelijk daarna hoorde verdachte een harde klap en zag opeens rechtsvoor haar een vrouw. Verdachte had het slachtoffer aangereden. Verdachte had het slachtoffer niet gezien toen zij aan kwam rijden en om die reden ook niet geremd. Het slachtoffer is aangereden op een voetgangersoversteekplaats aan de Deltalaan, op het kruispunt met de Rijnlaan (de rechtbank begrijpt: Rijnstraat). De auto van verdachte stond na het ongeval stil op 18,4 meter afstand van de voetgangersoversteekplaats. Op de plaats van het ongeval zijn geen remsporen aangetroffen. Ter hoogte van deze voetgangersoversteekplaats hangt een bord L2 van de bijlage 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.
De rijbaan op de Deltalaan te Sliedrecht is 5,8 meter breed. Het slachtoffer liep over de voetgangersoversteekplaats van links naar rechts. Op het moment dat het slachtoffer ging oversteken, was verdachte tussen de 26 meter en 42 meter verwijderd van de voetgangers-oversteekplaats. Het slachtoffer had 3,25 meter over de voetgangersoversteekplaats gelopen, toen zij werd aangereden. Dat betekent dat verdachte gedurende minimaal 2,3 seconden en maximaal 3,8 seconden de aandacht niet op de voetgangersoversteekplaats en het daar op lopende slachtoffer heeft gericht.
De tijdsinstelling van de telefoon van verdachte liep 3 minuten achter op de werkelijke tijd. Verdachte heeft op 26 februari 2009 om 19.15.06 uur (aangepaste tijd), terwijl zij de auto bestuurde, een SMS-bericht verstuurd. Om 19.15.17 uur komt bij de Gemeenschappelijke Meldcentrale van de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid een melding binnen van een ongeval dat heeft plaatsgevonden op de Deltalaan te Sliedrecht.
Gelet op deze twee zeer dicht bij elkaar liggende tijdstippen en het feit dat verdachte heeft verklaard het SMS-bericht na de rotonde op de Deltalaan te hebben verstuurd, kan het niet anders zijn dan dat verdachte met haar telefoon bezig is geweest en daardoor onvoldoende op de weg en het overige verkeer gelet heeft, waardoor het ongeval heeft kunnen gebeuren. De rechtbank kwalificeert dit gedrag van verdachte als 'zeer onvoorzichtig en onoplettend'.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat voor het versturen van een SMS-bericht de telefoon met de hand moet worden vastgepakt, in de hand moet worden gehouden, de tekst van het bericht moet worden ingetoetst, het bericht vervolgens moet worden verstuurd en tenslotte de telefoon weer wordt weggelegd. Voor deze telefoon was in de auto geen handsfree-set aanwezig.
Het slachtoffer heeft ten gevolge van de aanrijding een ernstig bottenfractuur en inwendige bloedingen opgelopen. Als gevolg van dit letsel zijn verschillende organen uitgevallen door overbelasting. Op 28 februari 2009 is het slachtoffer hierdoor overleden.
Op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte op 26 februari 2009 te Sliedrecht met een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt, ten gevolge waarvan het slachtoffer op 28 februari 2009 is overleden.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(primair)
op 26 februari 2009 te Sliedrecht als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een personenauto),
daarmee rijdende op/over de weg, de Deltalaan (zijnde een weg binnen de
bebouwde kom), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer
onvoorzichtig en onoplettend over die weg te
rijden, immers, heeft zij,
verdachte,
tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig een SMS-bericht verstuurd
met haar mobiele telefoon en tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig haar mobiele telefoon
vastgehouden,
aldus niet voortdurend haar blik en aandacht op de weg gehouden,
ter hoogte van een kruising van de Deltalaan met de Rijnstraat
geen gevolg gegeven aan het gebod, kenbaar gemaakt door het bord L2 van de
bijlage 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, om
voetgangers die een voetgangersoversteekplaats oversteken, voor te laten gaan,
de voetgangersoversteekplaats op de Deltalaan, aangegeven middels het bord L2
van de bijlage 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en
de zich op deze voetgangersoversteekplaats
bevindende persoon, te weten [slachtoffer], niet opgemerkt,
met voornoemd motorrijtuig niet geremd,
waarna een aanrijding is ontstaan tussen het
voornoemde motorrijtuig en [slachtoffer],
ten gevolge waarvan [slachtoffer] op 28 februari 2009 is overleden
.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
(primair)
OVERTREDING VAN ARTIKEL 6 VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994, TERWIJL HET EEN ONGEVAL BETREFT WAARDOOR EEN ANDER WORDT GEDOOD.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte na het ongeval psychisch is ingestort. Bij verdachte is een posttraumatische stressstoornis en een ernstig depressieve episode geconstateerd. Verdachte heeft na het ongeval afwisselend op zichzelf en, op doktersadvies, bij haar ouders gewoond. Verdachte is na het ongeval lange tijd niet in staat geweest te werken, ook omdat een aantal nabestaanden van het slachtoffer tijdelijk werkte bij de werkgever van verdachte. Zij vond het moeilijk de confrontatie met hen aan te gaan. Uiteindelijk is verdachte weer gaan werken, maar toen werd zij geconfronteerd met een ernstige ziekte bij haar vader.
Via Slachtofferhulp heeft verdachte een rijzekerheidscursus gevolgd om haar angsten in de auto te overwinnen.
Op eigen initiatief heeft verdachte een tweetal brieven aan de nabestaanden van het slachtoffer geschreven, waarin zij spijt, schaamte en medeleven heeft betuigd. De moeder van verdachte is door de nabestaanden gebeld en haar werd gezegd dat het gebaar van verdachte werd aanvaard en dat zij beseffen dat ook verdachte de gevolgen van het ongeval haar leven zal moeten meedragen. Een jaar na het ongeval heeft verdachte een boeket bloemen op het graf van het slachtoffer gelegd.
Volgens de raadsman is verdachte al gestraft. Verdachte moet leven met de gedachte dat zij iemand heeft doodgereden, wat bij verdachte ernstige psychische en lichamelijke klachten heeft veroorzaakt. In de media is herhaaldelijk bericht over deze zaak. Verdachte durft mensen in Sliedrecht niet of moeilijk onder ogen te komen. Ook is verdachte in het uitgaansleven voor 'moordenaar' uitgemaakt. Verder heeft verdachte meer dan een jaar in onzekerheid verkeerd over het verloop van deze strafzaak.
De raadsman merkt op dat het gebruikelijk is dat bij zulke verkeersfouten een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd. De raadsman geeft de rechtbank in overweging dat de vader van verdachte ernstig ziek is en daarvoor regelmatig naar het ziekenhuis zal moeten. Aangezien de moeder van verdachte niet beschikt over een rijbewijs en familie niet in de buurt woont, zal verdachte degene zijn die haar vader naar het ziekenhuis zal moeten brengen.
De raadsman verzoekt de rechtbank om deze feiten en omstandigheden in het voordeel van verdachte te laten meewegen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 26 februari 2009 op de Deltalaan in Sliedrecht als bestuurder van een personenauto een op een voetgangersoversteekplaats lopendeverstekende voetgangster aangereden. Als gevolg van de bij deze aanrijding opgelopen verwondingen is het slachtoffer twee dagen later op 86-jarige leeftijd overleden.
Op verkeersdeelnemers rust een zorgplicht en verdachte is door haar verkeersgedrag ernstig tekort geschoten in deze zorgplicht. Verdachte heeft tijdens het rijden en kort voor het ongeval haar mobiele telefoon vastgehouden en daarmee een SMS-bericht verstuurd. Verdachte heeft daardoor het slachtoffer op de voetgangersoversteekplaats, dat voorrang had op verdachte, niet gezien en aangereden. Verdachte heeft niet de oplettendheid en voorzichtigheid in acht genomen die van een verkeersdeelnemer wordt verwacht.
Door toedoen van verdachte is de nabestaanden van het slachtoffer veel pijn en verdriet aangedaan. De nabestaanden moeten, omdat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest, leven met het onherstelbare verlies van een dierbare.
De rechtbank is ervan overtuigd dat ook verdachte onder de gevolgen van het ongeval lijdt. Zij zal moeten leven met de wetenschap dat door haar toedoen een andere verkeersdeelnemer het leven heeft gelaten.
Ten tijde van het ongeval was het donker en regende het. De voetgangersoversteekplaats was goed verlicht. Verdachte was ter plaatse bekend, aangezien zij de route dagelijks aflegde. Verdachte had haar contactlenzen niet in, terwijl zij een oogafwijking van -0,75 zegt te hebben. Het is algemeen bekend dat bij deze oogafwijking het zicht in de verte minder goed is. Juist gezien bovenstaande omstandigheden had verdachte alle voorzichtigheid in acht moeten nemen en zich volledig op het verkeer moeten concentreren. Het versturen van een SMS-bericht leidt de concentratie van het verkeer af en doet de kans op een ongeval toenemen.
De rechtbank heeft gezien dat verdachte, volgens het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 april 2010, niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank houdt rekening met de psychische gevolgen die het ongeval bij verdachte hebben veroorzaakt. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte in de periode na het ongeval haar spijt, schaamte en medeleven heeft betuigd richting de nabestaanden, door brieven te schrijven en een boeket bloemen op het graf te leggen. Ook de periode van onzekerheid tussen het ongeval en de terechtzitting weegt de rechtbank mee.
De rechtbank gebruikt als uitgangspunt bij het bepalen van de strafmaat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken. Hierin zijn de straffen opgenomen die veelal worden opgelegd voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. Dit zou betekenen dat verdachte, die voor het eerst met de strafrechter in aanraking komt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur zes maanden zou worden opgelegd en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte redenen om van dit landelijk uitgangspunt af te wijken. De rechtbank acht een gevangenisstraf in dit geval niet op zijn plaats, gezien de gevolgen die het ongeval ook voor verdachte heeft gehad. De rechtbank zal het landelijk uitgangspunt van zes maanden gevangenisstraf volgens vaste maatstaf omzetten in een vergelijkbaar aantal uren werkstraf. Dat betekent dat een werkstraf voor de duur van 240 uren, passend is. De rechtbank is van oordeel dat de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren noodzakelijk is. Het belang van de verkeersveiligheid gaat boven de door verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden.
8 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van tweehonderdveertig (240) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende
hechtenis zal worden toegepast van honderdtwintig (120) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van twee (2) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. G.A.J.M. van Vugt en mr. H.M. Dunsbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Visser, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 juni 2010.
Mrs. Van Vugt en Dunsbergen voornoemd zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij op of omstreeks 26 februari 2009 te Sliedrecht als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een personenauto),
daarmee rijdende op/over de weg, de Deltalaan (zijnde een weg binnen de
bebouwde kom), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend op/over die weg te
rijden, althans voornoemd motorrijtuig te besturen, immers, heeft zij,
verdachte,
(tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig) een SMS-bericht verstuurd
met/vanaf haar mobiele telefoon en/of met/vanaf haar mobiele telefoon een
gesprek gevoerd en/of een verbinding tot stand gebracht tussen haar mobiele
telefoon en een andere (mobiele) telefoon en/of op (het scherm en/of
toetsenbord van) haar mobiele telefoon gekeken,
althans, tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig haar mobiele telefoon
vastgehouden,
(aldus) niet voortdurend haar blik en/of aandacht op de weg gehouden,
(vervolgens) (ter hoogte van een kruising van de Deltalaan met de Rijnstraat)
geen gevolg gegeven aan het gebod, kenbaar gemaakt door het bord L2 van de
bijlage 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, om
voetgangers die een voetgangersoversteekplaats oversteken, voor te laten gaan,
de voetgangersoversteekplaats op de Deltalaan, aangegeven middels het bord L2
van de bijlage 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en/of
een zebrapad op het wegdek, en/of de zich op deze voetgangersoversteekplaats
bevindende persoon, te weten [slachtoffer], niet en/of niet tijdig opgemerkt,
in/met voornoemd motorrijtuig niet en/of niet tijdig (af)geremd, althans de
snelheid van voornoemd motorrijtuig niet zodanig geregeld dat zij in staat was
om voornoemd motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover
zij de weg kon overzien en waarover deze weg vrij was,
waarna (vervolgens) een aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen het
voornoemde motorrijtuig en [slachtoffer],
ten gevolge waarvan [slachtoffer] (op 28 februari 2009) is overleden,
althans zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden ontstaat, te weten cerebrale schade en/of (ernstige)
bottenfractu(u)r(en) en/of (grote) inwendige bloedingen, is toegebracht;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 26 februari 2009 te Sliedrecht als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een personenauto),
daarmee rijdende op/over de weg, de Deltalaan (zijnde een weg binnen de
bebouwde kom), zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar en/of hinder
voor het overige verkeer op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, immers heeft zij, verdachte,
(tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig) een SMS-bericht verstuurd
met/vanaf haar mobiele telefoon en/of met/vanaf haar mobiele telefoon een
gesprek gevoerd en/of een verbinding tot stand gebracht tussen haar mobiele
telefoon en een andere (mobiele) telefoon en/of op (het scherm en/of
toetsenbord van) haar mobiele telefoon gekeken,
althans, tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig haar mobiele telefoon
vastgehouden,
(aldus) niet voortdurend haar blik en/of aandacht op de weg gehouden,
(vervolgens) (ter hoogte van een kruising van de Deltalaan met de Rijnstraat)
geen gevolg gegeven aan het gebod, kenbaar gemaakt door het bord L2 van de
bijlage 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, om
voetgangers die een voetgangersoversteekplaats oversteken, voor te laten gaan,
de voetgangersoversteekplaats op de Deltalaan, aangegeven middels het bord L2
van de bijlage 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en/of
een zebrapad op het wegdek, en/of de zich op deze voetgangersoversteekplaats
bevindende persoon, te weten [slachtoffer], niet en/of niet tijdig opgemerkt,
in/met voornoemd motorrijtuig niet en/of niet tijdig (af)geremd, althans de
snelheid van voornoemd motorrijtuig niet zodanig geregeld dat zij in staat was
om voornoemd motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover
zij de weg kon overzien en waarover deze weg vrij was,
als gevolg waarvan/waarna een aanrijding en/of botsing heeft plaatsgevonden
tussen voornoemd motorrijtuig en [slachtoffer];
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor
zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in
dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Parketnummer: 11/800353-09
Vonnis d.d. 3 juni 2010