ECLI:NL:RBDOR:2010:BM7356
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huwelijkse voorwaarden en bijdrageplicht tijdens huwelijk
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Dordrecht, stond de vraag centraal of de man recht had op vergoeding van bepaalde kosten die hij tijdens het huwelijk had voldaan. De partijen, die gehuwd waren van 5 september 2006 tot 30 januari 2009, hadden huwelijkse voorwaarden opgesteld met koude uitsluiting van gemeenschap van goederen. De man vorderde onder andere dat de vrouw haar medewerking zou verlenen aan de opheffing van gezamenlijke bankrekeningen en een bedrag van € 12.374,94 zou betalen, dat hij had uitgegeven voor kosten die volgens hem niet onder de huishoudelijke kosten vielen. De vrouw verweerde zich door te stellen dat de kosten die de man had gemaakt, zoals voor een sauna en andere uitgaven, wel degelijk tot de kosten van de huishouding behoorden, en dat zij geen eigen inkomen had tijdens hun samenwoning.
De rechtbank oordeelde dat de man in beginsel verantwoordelijk was voor de kosten van de huishouding, aangezien de vrouw geen inkomen had. De rechtbank concludeerde dat de door de man gevorderde kosten, zoals ziektekosten en andere uitgaven, als kosten van de huishouding moesten worden beschouwd. De rechtbank wees de vorderingen van de man af, omdat hij onvoldoende had aangetoond dat de kosten niet onder de huishoudelijke kosten vielen. In reconventie werd de vrouw in het gelijk gesteld, en de man werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.747,- aan de vrouw, gerelateerd aan een belastingaanslag. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg.