ECLI:NL:RBDOR:2010:BM7370

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
85099 / HA ZA 10-2103
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van aannemingsovereenkomsten tussen [eiser] en Montagebedrijf [Y] B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 9 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], h.o.d.n. [X] Timmerbedrijf, en Montagebedrijf [Y] B.V. met betrekking tot de afwikkeling van vier aannemingsovereenkomsten. [eiser] vorderde in conventie betaling van € 19.905,- van [Y] B.V. wegens onbetaalde facturen voor werkzaamheden die hij had verricht op verschillende bouwprojecten. [Y] B.V. betwistte de vordering en voerde aan dat de werkzaamheden niet naar behoren waren uitgevoerd, wat leidde tot schade en herstelkosten. In reconventie vorderde [Y] B.V. een bedrag van € 32.478,- van [eiser] voor herstelwerkzaamheden die zij zelf had uitgevoerd als gevolg van de tekortkomingen van [eiser]. De rechtbank oordeelde dat [eiser] niet in verzuim was geraakt en dat de vordering in conventie moest worden afgewezen. In reconventie werd [eiser] veroordeeld tot betaling van € 6.209,- aan [Y] B.V., te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de kosten van het geding voor beide partijen voor rekening van [eiser] kwamen, aangezien hij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 85099 / HA ZA 10-2109
vonnis van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2010
in de zaak van
[eiser],
h.o.d.n. [X] Timmerbedrijf,
wonende te ‘s-Gravenhage,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.M.A. Reuser,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Montagebedrijf [Y] B.V.,
gevestigd te Gouda, kantoorhoudende te Klaaswaal,
eiseres in reconventie,
2. [gedaagde 2],
wonende te Klaaswaal,
gedaagden in conventie,
advocaat mr. D.J. Rijnbout.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser], [Y] B.V. (gedaagde 1), [gedaagde 2] (gedaagde 2) en [gedaagden] (gedaagden tezamen).
1. Het verdere procesverloop
1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
? het vonnis van 21 januari 2010 (abusievelijk gedateerd 21 januari 2009) van de kantonrechter in deze rechtbank, waarin de zaak is verwezen naar de sector civiel van deze rechtbank, en de daarin genoemde processtukken;
? de conclusie van dupliek in reconventie;
? een akte aan de zijde van [eiser];
? een antwoordakte aan de zijde van [gedaagden];
? de door partijen overgelegde producties.
2. Vaststaande feiten
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken alsmede op grond van de producties voor zover niet betwist, staat tussen partijen het volgende vast.
2.2 Tussen [eiser] en [Y] B.V. is in 2007 en 2008 een aantal overeenkomsten van aanneming van werk tot stand gekomen, waarbij [Y] B.V. optrad als aannemer en [eiser] als onderaannemer. [eiser] heeft in het kader van deze overeenkomsten werkzaamheden verricht op projecten in onder meer Delft (Bomenwijk), Maasdijk (industrieterrein Honderdland), Nieuwerkerk aan den IJssel en Oostburg. De werkzaamheden bestonden uit het plaatsen van gevelplaten en het aanbrengen van voegen tussen die platen. [eiser] heeft op de projecten in Delft, Maasdijk, Nieuwerkerk aan den IJssel en Oostburg de werkzaamheden in ieder geval samen met de heer Khalid Achemlal (hierna: Achemlal) uitgevoerd.
2.3 De overeenkomsten hielden onder meer in dat zou worden afgerekend op basis van gewerkte uren. [eiser] heeft [Y] B.V. uren gefactureerd voor in totaal € 19.905,-. [Y] B.V. heeft het gefactureerde niet voldaan.
3. Nadere omschrijving van het geschil
in conventie
3.1 [eiser] vordert in conventie, na vermeerdering van eis, kort gezegd, dat [gedaagden], hoofdelijk, worden veroordeeld tot betaling van € 19.905,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 dagen na het verstrijken van de afzonderlijke facturen, en buitengerechtelijke incassokosten conform het rapport Voor-werk II, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2 [eiser] stelt daartoe het volgende.
[eiser] heeft op basis van de overeenkomst van aanneming van werk voor [Y] B.V. werkzaamheden verricht op meerdere bouwprojecten en heeft [Y] B.V. daarvoor facturen gezonden. [Y] B.V. heeft die facturen onbetaald gelaten. [gedaagde 2] is mede aansprakelijk voor de vordering. Hij heeft namelijk als bestuurder van [Y] B.V. namens [Y] B.V. toegezegd te zullen betalen en wist of kon weten dat [Y] B.V. niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen. Dit is onrechtmatig en [eiser] heeft hierdoor schade geleden.
3.3 [gedaagden] voeren daartegen als verweer het volgende aan.
De door [eiser] in rekening gebrachte werkuren zijn niet onderbouwd met werkbriefjes, zodat het voor [Y] B.V. onmogelijk is de in rekening gebrachte uren op juistheid te controleren.
[eiser] heeft de werkzaamheden niet naar behoren verricht: de gevelplaten zijn over de zogenaamde “smetlijn” geplaatst, er zijn gevelplaten besmeurd met voegmortel en er is gewerkt met twee kleuren voegmortel. [Y] B.V. heeft de betaling van de in rekening gebrachte werkzaamheden daarom opgeschort. [Y] B.V. heeft herstelwerkzaamheden verricht en de daarmee gepaard gaande kosten dienen te worden verrekend met de facturen van [eiser]. Bestuurdersaansprakelijkheid aan de zijde van [gedaagde 2] wordt betwist. [gedaagde 2] heeft geen betalingen toegezegd en heeft eventuele uitlatingen over betalingen uitsluitend gedaan in zijn hoedanigheid van bestuurder.
in reconventie
3.4 [Y] B.V. vordert (voorwaardelijk), voor zover het beroep op verrekening niet zou opgaan, in reconventie, kort gezegd, dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van € 32.478,- met rente en kosten en met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.5 [Y] B.V. stelt daartoe dat [eiser] de door hem uitgevoerde werkzaamheden op de projecten Nieuwerkerk aan den IJssel, Delft, Maasdijk en Oostburg niet naar behoren heeft verricht. Ook al is [eiser] niet in gebreke gesteld, er is wel sprake van verzuim. [Y] B.V. heeft, met uitzondering van het project Delft, de nodige herstelwerkzaamheden zelf verricht (dan wel laten verrichten). De kosten die daarmee zijn gemoeid en de uren die [eiser] in rekening heeft gebracht als “waardeloze” hersteluren (die hij voor eigen rekening had moet nemen), bedragen tezamen
€ 8.664,- (€ 6.364,- respectievelijk € 2.300,-) voor het project in Nieuwerkerk aan den IJssel. De door [eiser] in rekening gebrachte “waardeloze” hersteluren en het materiaal dat is gebruikt voor herstel op het project Delft bedragen € 1.282,- (€ 690,- respectievelijk € 592,-). De herstelwerkzaamheden op het project in Maasdijk bedragen € 8.100,- en die op het project in Oostburg € 14.432,-. Genoemde bedragen moeten door [eiser] worden voldaan dan wel worden verrekend met de vordering van [eiser].
3.6 [eiser] voert hiertegen als verweer het volgende aan.
De verschuldigdheid en hoogte van de door [Y] B.V. genoemde bedragen worden betwist. Alle werkzaamheden zijn uitgevoerd volgens de instructies van [Y] B.V. [Y] B.V. heeft [eiser] voor wat betreft het project in Nieuwerkerk aan den IJssel niet in gebreke gesteld. Het werk in Delft en in Oostburg is door vier personen gedaan, zodat [eiser] niet alleen de kosten hoeft dragen. [eiser] heeft op het project in Delft herstelwerkzaamheden verricht. De reeds aangebrachte gevelplaten konden zonder beschadiging worden losgemaakt en opnieuw gemonteerd. [eiser] heeft de werkzaamheden op het project in Maasdijk opgeschort omdat hij niet werd betaald door [Y] B.V.. [eiser] heeft op dat project geen herstelwerkzaamheden kunnen uitvoeren omdat hij last had van zijn voet en hij bovendien niet meer op dit project mocht komen. [Y] B.V. heeft nakoming door [eiser] blijvend onmogelijk gemaakt.
4. De (verdere) beoordeling van het geschil
in conventie en reconventie
4.1 In conventie speelt in de eerste plaatst de vraag of de door [eiser] aan [Y] B.V. gefactureerde uren ook daadwerkelijk door hem zijn gewerkt. Eerst in de onderhavige procedure stellen [gedaagden] zich op het standpunt dat [eiser] zijn facturen niet inzichtelijk heeft gemaakt met werkbriefjes, hetgeen door [eiser] wordt bestreden. De stelling van [eiser] dat bij de door hem verstuurde facturen uren-/werkbriefjes zaten, is daarentegen onbetwist gebleven en zodoende komen vast te staan. Aangezien het uurtarief van [eiser] niet tussen partijen in geschil is en vaststaat dat [Y] B.V. de facturen nog niet heeft voldaan, is [Y] B.V. (in beginsel) de gevorderde hoofdsom van € 19.905,- verschuldigd.
4.2 De vordering van [eiser] dient voor wat betreft de vergoeding van buitengerechtelijke kosten te worden afgewezen, omdat [eiser] niet voldoende onderbouwd heeft gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele verstuurde (herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.3 Anders dan [eiser] stelt, is [gedaagde 2] niet in persoon gehouden de vordering van [eiser] te voldoen, aangezien [eiser] heeft nagelaten de voor bestuurdersaansprakelijkheid benodigde feiten en omstandigheden te stellen die zouden meebrengen dat [gedaagde 2] als bestuurder van [Y] B.V. bij het aangaan van de overeenkomsten met [eiser] wist of had moeten voorzien dat [Y] B.V. niet aan haar betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. De enkele, overigens betwiste, toezegging van [gedaagde 2] om te betalen, is onvoldoende voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid.
4.4 Door [gedaagden] is in conventie een beroep gedaan op opschorting van de betalingsverplichting van [Y] B.V. en op verrekening van de door [Y] B.V. gemaakte herstelkosten met de facturen van [eiser], aangezien [eiser] volgens [gedaagden] de werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. Nu [gedaagden] niet langer nakoming (te weten herstel) vorderen van [eiser], begrijpt de rechtbank het beroep op opschorting als een beroep op opschorting ter verrekening. Omdat een te verrekenen vordering is ingediend, behoeft de ingeroepen opschorting derhalve geen zelfstandige bespreking.
4.5 Voor de beoordeling van de vraag of [Y] B.V. een opeisbare vordering op [eiser] heeft wegens schade door een tekortkoming aan de zijde van [eiser] en of zij die vordering mag verrekenen met de vordering van [eiser], wordt - uitgesplitst naar de verschillende projecten - het volgende overwogen.
project Nieuwerkerk aan den IJssel
4.6 Een van de verweren die [eiser] voert tegen de reconventionele vordering ziet op het ontbreken van een ingebrekestelling voor het project in Nieuwerkerk aan den IJssel. De rechtbank zal dit verweer eerst bespreken.
4.7 Omdat niet gesteld of gebleken is dat nakoming niet feitelijk onmogelijk was voordat [Y] B.V. zelf overging tot herstelwerkzaamheden en gesteld noch gebleken is dat een van de situaties van artikel 6:83 aanhef en onder a tot en met c BW zich voordoen, was een ingebrekestelling vereist, waarbij [eiser] een redelijke termijn werd gegeven voor herstel. In het licht van het verweer van [eiser] dat hij de herstelwerkzaamheden op dit project zelf had willen en kunnen uitvoeren, heeft [Y] B.V. haar stelling dat uit de houding van [eiser] reeds bleek dat een aanmaning tot herstelwerkzaamheden nutteloos zou zijn geweest, onvoldoende onderbouwd. Weliswaar is - als gesteld en niet weersproken - komen vast te staan dat [eiser] door [Y] B.V. er tweemaal op is aangesproken dat hij en Achemlal de gevelplaten scheef en over de smetlijn hadden aangebracht en dat zij delen opnieuw moesten doen, maar dit maakt - anders dan [Y] B.V. meent - niet dat uit de houding van [eiser] reeds bleek dat aanmaning nutteloos zou zijn. Een ingebrekestelling in de vorm van een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat [eiser] voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld (een mededeling ex artikel 6:82 lid 2 BW) is daarom - anders dan [Y] B.V. betoogt - ontoereikend voor het intreden van verzuim aan de zijde van [eiser]. Nu [eiser] niet in verzuim is geraakt, komt reeds hierom het deel van de vordering dat ziet op de door hem verrichte herstelwerkzaamheden op het project Nieuwerkerk aan den IJssel niet voor verrekening in aanmerking.
4.8 Van de vordering in reconventie voor zover die ziet op het project in Nieuwerkerk aan den IJssel maakt tevens deel uit een bedrag van € 2.300,-, dat door [Y] B.V. is begroot voor door [eiser] in rekening gebrachte “waardeloze” hersteluren. [eiser] heeft de stelling van [Y] B.V. dat op dit project de gevelplaten scheef zijn aangebracht en dat hij deze platen daarom tot tweemaal toe opnieuw heeft aangebracht, niet weersproken. Weliswaar betoogt [eiser] dat de platen scheef zaten omdat zij niet maatzuiver waren, maar het was ingevolge artikel 7:760 BW j? 7:754 BW aan hem als terzake deskundige aannemer om [Y] B.V. daarvoor te waarschuwen. Dat dit is gebeurd, is, in het licht van het gemotiveerde verweer van [Y] B.V., door [eiser] onvoldoende onderbouwd. De tijd die is besteed aan herstel dient daarom voor rekening van [eiser] te blijven. Aangezien [eiser] niet heeft betwist dat hij de uren die zijn gebruikt voor het opnieuw aanbrengen van platen bij [Y] B.V. in rekening heeft gebracht en hij de hoogte van het door [Y] B.V. begrote bedrag niet afzonderlijk heeft weersproken, komt een bedrag van € 2.300,- in aanmerking voor verrekening.
project Delft
4.9 [eiser] heeft de gemotiveerde stelling van [Y] B.V. dat de gevelplaten op het project in Delft niet goed waren gemonteerd onvoldoende weersproken in het licht van zijn eigen stelling dat hij de platen heeft losgehaald en opnieuw heeft bevestigd. Dat door [eiser] herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd op dit project staat vast.
4.10 [eiser] heeft niet betwist dat hij de uren die hij heeft besteed aan het opnieuw aanbrengen van de gevelplaten, bij [Y] B.V. in rekening heeft gebracht en evenmin heeft hij het door [Y] B.V. begrote bedrag voor hersteluren (te weten 24 uren met een totale waarde van € 690,-) afzonderlijk weersproken. Nu [Y] B.V. zich erop beroept dat deze hersteluren voor rekening van [eiser] dienen te blijven en [eiser] geen feiten of omstandigheden ter betwisting van die stelling heeft aangevoerd, komt een bedrag van € 690,- voor verrekening in aanmerking.
4.11 [eiser] heeft de gemotiveerde stelling van [Y] B.V. dat de materiaalkosten voor herstel op het project in Delft € 592,- bedragen onvoldoende gemotiveerd weersproken zodat dit bedrag vast staat.
4.12 Ter verweer heeft [eiser] aangevoerd dat niet alleen hij, maar ook drie anderen, onder wie Achemlal, op het project in Delft gevelplaten hebben geplaatst en gevoegd en dat hij zodoende niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het totaalbedrag aan materiaalkosten. [Y] B.V. stelt zich in dit kader op het standpunt dat Achemlal door [eiser] is aangestuurd en dat [eiser] daarom verantwoordelijk moet worden gehouden voor de door Achemlal afgeleverde werkzaamheden. [eiser] heeft dit gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat hij niet de leiding had over Achemlal en dat Achemlal een zogenaamde zzp-er is. [Y] B.V. heeft niet betwist dat de werkzaamheden door vier personen zijn uitgevoerd, zodat dit is komen vast te staan.
4.13 Kennelijk bedoelt [Y] B.V. dat Achemlal (als onderaannemer) in opdracht van [eiser] werkte en dat tussen haar en Achemlal geen rechtstreekse juridische band bestond. [eiser] daarentegen bedoelt - naar de rechtbank althans begrijpt - dat Achemlal, evenals hij zelf, in opdracht van [Y] B.V. (als haar – [Y] B.V.’s - onderaannemer) werkte. Slechts één van beide kan juist zijn, maar dat kan niet worden vastgesteld omdat ieder der partijen haar/zijn standpunt onvoldoende feitelijk heeft toegelicht. Dat doet verder ook niet terzake, omdat in beide gevallen [eiser] aansprakelijk is voor de door [Y] B.V. geclaimde schade. In het geval dat Achemlal, net als [eiser], als onderaannemer van [Y] B.V. werkte, is hij aansprakelijk op de voet van artikel 6:99 BW. De gestelde schade kan immers een gevolg zijn van zowel het door [eiser] verrichte werk als het door (een van) de andere personen verrichte werk. Nu deze mogelijkheid zich voordoet en de schade door ten minste één van die geleverde werkzaamheden/personen is ontstaan, rust de verplichting om de schade te vergoeden, ingevolge artikel 6:99 BW op ieder van deze vier personen en dus ook op [eiser].
In het geval dat Achemlal als onderaannemer van [eiser] werkte, is [eiser] voor diens handelen en nalaten jegens [Y] B.V. aansprakelijk uit hoofde van de door [eiser] en [Y] B.V. gesloten aannemingsovereenkomst. Als onbetwist staat vast dat de werkzaamheden - naast [eiser] en Achemlal - door nog twee andere personen zijn uitgevoerd. Ten aanzien van die twee andere personen is ook niet duidelijk (geworden) of zij rechtstreeks in opdracht van [Y] B.V. werkten of in opdracht van [eiser], maar in beide gevallen geldt voor die twee anderen hetgeen hiervoor is overwogen. Het bedrag van € 592,- komt daarom in aanmerking voor verrekening.
Project Maasdijk
4.14 Aangezien [eiser] de stelling van [Y] B.V. dat het voegwerk op het project in Maasdijk niet netjes was aangebracht, dat voegsel op de platenwand was gekomen en dat de platenwand door de steiger beschadigd is geraakt, niet heeft weersproken, zijn deze mankementen komen vast te staan. Weliswaar heeft [eiser] aangevoerd dat hij heeft gewerkt op instructie van [Y] B.V., maar zelfs indien dit komt vast te staan, neemt dit niet weg dat het [eiser]’ eigen verantwoordelijkheid blijft om zorgvuldig te werk te gaan. Dit verweer van [eiser] wordt daarom gepasseerd. Hetzelfde lot treft het verweer van [eiser] dat hij heeft moeten werken met de voegmachine van [Y] B.V.. Indien en voor zover [eiser] hiermee heeft bedoeld te stellen dat de voegmachine gebrekkig of ongeschikt was voor zorgvuldig werken, lag het - gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.8 is overwogen - immers op zijn weg om [Y] B.V. daarvoor te waarschuwen. Dat [eiser] dit heeft gedaan, is gesteld noch gebleken.
4.15 [Y] B.V. heeft [eiser] bij brief van 28 augustus 2008 in gebreke gesteld en heeft hem tot
5 september 2008 de gelegenheid geven de gevelplaten en onderliggende wand te reinigen. Ook is hem in die brief meegedeeld dat bij uitblijven van de reinigingswerkzaamheden deze door anderen zullen worden uitgevoerd voor rekening van [eiser]. Vaststaat dat [eiser] ondanks deze ingebrekestelling niet tot reiniging is overgegaan. [Y] B.V. heeft - anders dan [eiser] meent - nakoming niet feitelijk onmogelijk gemaakt. Het beroep van [eiser] op de omstandigheden dat hij last had van zijn voet en dat hij niet meer op het project mocht komen, zijn namelijk omstandigheden die in de verhouding [Y] B.V.-[eiser] voor rekening van [eiser] komen. Daar komt bij dat [eiser] - zoals door [Y] B.V. onweersproken is gesteld - half augustus 2008 de overeenkomst met [Y] B.V. heeft “opgezegd” om zich volledig op zijn Sigarenwinkel te richten. In het licht hiervan acht de rechtbank het dan ook voor de hand liggen dat [eiser] hoe dan ook niet zou zijn overgegaan tot de verzochte reinigingswerkzaamheden. Een en ander leidt ertoe dat [eiser] in verzuim is geraakt en is gehouden de door [Y] B.V. gemaakte reinigingskosten te betalen. Deze kosten zijn door [Y] B.V. gesteld op een bedrag van € 8.100,-. Aangezien [eiser] deze kosten onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, komt, gelet op het voorgaande, dit bedrag voor verrekening in aanmerking. Omdat [eiser] zijn opschortingsverweer niet heeft onderbouwd, kan dit reeds hierom niet slagen.
Project Oostburg
4.16 [eiser] heeft de stelling van [Y] B.V. dat op het project in Oostburg twee kleuren voegmiddel zijn gebruikt binnen een woning en dat zodoende twee gevels moesten worden vervangen en van twee andere gevels het voegwerk moest vervangen, niet weersproken. Dit staat zodoende vast. [Y] B.V. stelt de door haar geleden schade op € 14.432,-, bestaande in - kort gezegd - arbeidsuren en materialen voor de herstelwerkzaamheden alsmede in ten onrechte door [eiser] gefactureerde “nutteloze” uren (zie productie 17 bij conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie). [eiser] heeft de hoogte van het schadebedrag, inclusief verrekening van nutteloze hersteluren, onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat het door [Y] B.V. gestelde bedrag van
€ 14.432,- eveneens is komen vast te staan.
4.17 Ook ten aanzien van dit project voert [eiser] ter verweer aan dat niet alleen hij, maar ook drie anderen de gevelplaten hebben geplaatst en gevoegd en dat hij zodoende niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de totale herstelkosten. Zoals in rechtsoverweging 4.13 reeds is overwogen, treft dit verweer geen doel.
4.18 Voor het project Oostburg komt derhalve een bedrag van € 14.432,- voor verrekening in aanmerking.
4.19 Gelet op het voorgaande is [eiser] voor de vier projecten tezamen aan [Y] B.V. een bedrag verschuldigd van € 26.114,- in hoofdsom. Nu - gelet op wat in rechtsoverweging 4.1 is overwogen - [Y] B.V. op haar beurt aan [eiser] een hoofdsom van € 19.905,- verschuldigd is, gaan beide schulden door verrekening teniet tot hun gemeenschappelijk beloop, dat wil zeggen tot een bedrag van € 19.905,-. Hieruit volgt dat [eiser] na verrekening nog een bedrag van € 6.209,- verschuldigd is aan [Y] B.V. en dat de reconventionele vordering daarom kan worden toegewezen voor dit bedrag.
4.20 De door [Y] B.V. gevorderde wettelijke rente zal als niet afzonderlijk bestreden, worden toegewezen over het bedrag van € 6.209,-, met dien verstande dat deze rente verschuldigd is vanaf de dag waarop de reconventionele vordering is ingesteld tot aan de dag der algehele voldoening. [Y] B.V. heeft immers niet toegelicht vanaf welke datum de wettelijke rente verschuldigd zou zijn bij gedeeltelijk slagen van het verweer tot verrekening en het daarmee samenhangende gedeeltelijke slagen van de vordering in reconventie.
4.21 Nu het beroep op verrekening slaagt en de schuld van [Y] B.V. aan [eiser] daardoor teniet is gegaan, dient de vordering in conventie te worden afgewezen.
4.22 Omdat [eiser] zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk is gesteld, wordt hij zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten veroordeeld. Nu aanvankelijk de dagvaarding is uitgebracht en de conclusies zijn genomen in de procedure voor de kantonrechter en ook de comparitie van partijen voor de kantonrechter heeft plaatsgehad, ziet de rechtbank aanleiding het salaris van de rechtsbijstandverleners van [gedaagden] te berekenen volgens de door de kantonrechters gehanteerde staffel. Daarbij wordt voor wat betreft de reconventie uitgegaan van de hoogte van het toegewezen bedrag. De tot slot genomen antwoordakte aan de zijde van [gedaagden] heeft geen bijzondere inhoud, zodat hieraan geen tariefpunt wordt toegekend.
4.23 De proceskosten worden gelet op het voorgaande begroot op:
aan de zijde van [gedaagden]
conventie:
- verschotten € 440,-
- salaris gemachtigde € 900,- (3 punten x tarief belang t/m € 20.000,-),
zijnde in totaal € 1.340,-;
aan de zijde van [Y] B.V.
reconventie:
- salaris gemachtigde € 375,- (1½ punten x tarief belang t/m € 10.000,-).
4.24 De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen, met dien verstande dat in reconventie slechts de helft van het nasalaris wordt toegekend.
4.25 De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en over de nakosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis, nu deze vordering niet afzonderlijk is weersproken.
5. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
5.1 wijst de vorderingen af;
5.2 veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in conventie, tot op heden aan de zijde van [gedaagden] bepaald op € 1.340,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis;
in reconventie
5.3 veroordeelt [eiser] tot betaling van € 6.209,- aan [Y] B.V., te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 26 februari 2009;
5.4 veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in reconventie, tot op heden aan de zijde van [Y] B.V. bepaald op € 375,-, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze proceskosten vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis;
5.5 verklaart het vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en reconventie
5.6 veroordeelt [eiser] in de kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, begroot op € 205,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.7 verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de veroordeling in de nakosten;
5.8 wijst af het meer of anders gevorderde met betrekking tot de nakosten;
verder in reconventie
5.9 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 juni 2010.