parketnummer: 11/500395-09 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2010
[verdachte],
geboren in [1960],
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de PIV Breda, te Breda.
Raadsvrouw mr. C.G.T. van de Weerd, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 juni 2010, waarbij de officier van justitie mr. W.J. Struik, de verdachte en haar raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: in de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te Dordrecht opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] (hierna: partner c.q. slachtoffer) van het leven heeft beroofd, dan wel
Subsidiair: in dezelfde periode en plaats opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, aan haar partner zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, ten gevolge waarvan haar partner is overleden, dan wel
Meer subsidiair: in dezelfde periode en plaats haar partner opzettelijk heeft mishandeld, ten gevolge waarvan haar partner is overleden.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, gekwalificeerd als moord, wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert dit standpunt op de volgende feiten en omstandigheden.
Uit onderzoek van de Unit Forensische Opsporing (hierna: UFO) is gebleken dat het slachtoffer moet zijn overleden in de avond/nacht van 16 op 17 september 2009, tussen 21.20 uur en 03.20 uur.
Uit sectie en nader medisch onderzoek naar de doodsoorzaak blijkt het slachtoffer veel letsel te hebben opgelopen, zoals een gescheurd scrotum. Dit letsel is het gevolg van uitwendig geweld en moet tot hevig bloedverlies hebben geleid. Uit letseldatering blijkt dat dit letsel ongeveer één uur voor het intreden van de dood is toegebracht. Daarnaast zijn bloeduitstortingen in de halsspieren en rond het strottenhoofd aangetroffen. Dit letsel is het gevolg van substantieel samendrukkend geweld, zoals bij verwurging. Dit kan bij aanhoudend geweld tot de dood hebben geleid vanwege bloedstuwing naar de hersenen en verstikking. Dit letsel is een kwartier tot een half uur voor het intreden van de dood toegebracht. Uit het pathologisch onderzoek is gebleken dat de dood direct is veroorzaakt door hartspierweefselversterf, ten gevolge van zuurstofgebrek door verstikking dan wel door tekort aan circulerend bloed of een combinatie van beiden.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uitgebreid onderzoek heeft uitgewezen dat het uitgesloten is dat een derde betrokken is geweest bij de dood van de partner van verdachte.
Volgens de officier van justitie is er wel bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de dood van haar partner; hij heeft daartoe de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Verdachte was in de hiervoor aangegeven periode van overlijden van het slachtoffer aanwezig in de woning waar het slachtoffer werd aangetroffen. Uit de resultaten van het sporenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) leidt de officier van justitie af dat op zijn minst aannemelijk is dat op het tweepersoonsbed in de woning aangetroffen bloed afkomstig is de verwonding aan het scrotum van het slachtoffer. Bovendien is uit de rapportage van het NFI af te leiden dat verdachte niet op het bed lag toen de bloedsporen werden aangebracht.
Bij verdachte is een aanmerkelijke hoeveelheid opgedroogd bloed aangetroffen onder haar ringen. Volgens het sporenonderzoek kan er van worden uitgegaan dat dat bloed afkomstig is van het slachtoffer. Gelet op het bloedsporenbeeld kan de bron van dat bloed niet afkomstig zijn van het hoofd of het bovenlichaam van het slachtoffer. Wel kan als bron gezien worden de verwonding aan het scrotum, alsmede de hoeveelheid bloed op de slaapkamervloer, een bebloede onderbroek en het bebloede beddengoed.
Op de hals van het slachtoffer is DNA aangetroffen van zowel het slachtoffer als verdachte.
Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat verscheidene buren hebben verklaard in de bewuste nacht herrie te hebben gehoord, afkomstig uit de woning van het slachtoffer.
Tot slot heeft de officier van justitie er op gewezen dat het daderschap van verdachte ook kan worden verklaard vanuit haar persoonlijkheid, zoals naar voren is gekomen in de rapportages van de psycholoog en psychiater.
Volgens de officier van justitie kan de opzet van verdachte om haar partner van het leven te beroven worden afgeleid uit de omstandigheid dat zij eerst zwaar letsel heeft toegebracht aan zijn scrotum, dat gepaard ging met hevig bloedverlies. Daarna heeft zij heftig opdrukkend geweld uitgeoefend op de halsstreek van verdachte, wat op zich al tot de dood kan leiden. Dat het geweld op de halsstreek heftig was, blijkt volgens de officier van justitie uit het geconstateerde gebroken tongbeen en de bloeduitstortingen in de halsspieren. Op zijn minst is er dan sprake van voorwaardelijk opzet bij de verdachte, gericht op het van het leven beroven van haar partner.
Volgens de officier van justitie is er voor verdachte in het hele feitencomplex een moment van kalm beraad en rustig overleg geweest, dus doodslag met voorbedachten rade, ofwel moord.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de gehele tenlastelegging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de gerechtelijke sectie geen duidelijkheid oplevert over de exacte doodsoorzaak van het slachtoffer en ruimte laat voor speculaties. Verder is uit de sectie van het lichaam gebleken dat de lichamelijke conditie van het slachtoffer zeer slecht te noemen is.
Volgens de verdediging is onduidelijk op welke manier het slachtoffer zijn verwondingen heeft opgelopen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat het letsel door verdachte is toegebracht. Uit de rapporten blijkt dat het letsel tevens kan zijn ontstaan door vallen en/of stoten. Dat deze mogelijkheid niet kan worden uitgesloten wordt in de visie van de verdediging ondersteund door het toxicologisch rapport waaruit blijkt dat het bewustzijn van het slachtoffer ernstig negatief is beïnvloed door het gebruik van alcohol en medicijnen.
De verdediging heeft gesteld dat er vele scenario's mogelijk zijn die de wijze waarop het slachtoffer om het leven is gekomen kunnen verklaren. Daar is uitvoerig onderzoek naar gedaan, maar dit heeft geen duidelijkheid opgeleverd. Dit dient te leiden tot vrijspraak.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Op 17 september 2009 omstreeks 07.10 uur treft de gewaarschuwde politie in de woning aan het [adres] in Dordrecht een man aan. De man ligt op zijn rug op de grond van de woonkamer en heeft geen ademhaling. De verbalisanten vermoeden dat de man is overleden. De in de woning aanwezige vrouw, de latere verdachte, verklaart dat de man haar vriend is en zij overhandigt het rijbewijs van de man aan de politie. Het rijbewijs staat op naam van [slachtoffer] (slachtoffer), geboren in [1950].
Het stoffelijk overschot van het slachtoffer is later herkend door zijn dochters. De UFO heeft berekend dat het tijdstip van overlijden van het slachtoffer zal hebben gelegen tussen 16 september ('2009') 21.20 uur en 17 september ('2009') 03.20 uur.
Doodsoorzaak
Bij het slachtoffer was hartspierweefselversterf ten gevolge van zuurstofgebrek door verstikking dan wel door tekort aan circulerend bloed dan wel een combinatie daarvan de directe oorzaak voor het intreden van de dood.
Bij sectie op het lichaam van het slachtoffer werd verscheuring van de huid van de balzak met vrijliggen van de beide zaadballen vastgesteld. Dit alles was het gevolg van eenmalige of herhaaldelijke inwerking van heftig uitwendig mechanisch geweld. Microscopisch onderzoek van de wondranden toont een vorderende vitale wondreactie waarbij het beeld kenmerken heeft van letsel dat circa één uur voor het intreden van de dood kan zijn opgelopen. Gesteld kan worden dat dergelijk letsel tot zeer heftig bloedverlies heeft geleid.
Verder was er sprake van duidelijke bloeduitstorting in de halsspieren en rond het strottenhoofd. Microscopisch onderzoek toont een beeld van weefselreactie dat enige tijd voor het intreden van de dood is opgelopen. Het beeld imponeert jonger dan het letsel aan de balzak maar past nog steeds beter bij circa 15 tot 30 minuten dan dat dit zeer kort voor de dood zou zijn opgetreden. Ook was er een breuk van het rechter hoorntje van het tongbeen met omgevende bloeduitstorting.
Er was op verschillende plaatsen bloed in en tussen de halsspieren alsmede bloed rond de breuk van het tongbeen. Microscopisch onderzoek toonde een beeld van letsel dat enige tijd voor het intreden voor de dood is opgetreden. Dit alles was het gevolg van substantieel samendrukkend mechanisch geweld zoals kan optreden bij (een poging tot) verwurging of strangulatie.
De rechtbank neemt op grond van de hierboven weergegeven inhoud van het sectierapport voor vast aan dat bij het slachtoffer circa één uur voor het intreden van de dood de verwonding aan de balzak is toegebracht, dat gepaard is gegaan met zeer heftig bloedverlies. Vervolgens is er geweld uitgeoefend op de hals van het slachtoffer, als gevolg waarvan zuurstofgebrek is ontstaan.
Het sectierapport, dat ter zitting is toegelicht door de arts-patholoog, is goed onderbouwd en duidelijk over de directe oorzaak van de dood van het slachtoffer. Andere mogelijke oorzaken voor de dood van het slachtoffer, zoals geopperd door de verdediging, zijn niet aannemelijk gebleken en daardoor uitgesloten.
Uitgeoefend geweld op de balzak van het slachtoffer
In het hiervoor aangehaalde sectierapport is weergegeven dat de verscheuring van de huid van de balzak het gevolg was van eenmalige of herhaaldelijke inwerking van heftig uitwendig scheurend, botsend en/of snijdend mechanisch geweld zoals kan optreden bij het opentrekken van de huid, het vallen van het lichaam (met de balzak) tegen / aan een hakend object of andere vormen van mechanisch geweld. Zoals gesteld leidt dergelijk letsel tot zeer heftig bloedverlies.
Het slachtoffer is aangetroffen in de woonkamer van zijn woning. Zijn onderlichaam en een gedeelte van beide benen waren bedekt met een dekbed. Het dekbed was met bloed besmeurd. De handpalmen en vingers van beide handen waren nagenoeg schoon. Na het dekbed te hebben verwijderd zagen verbalisanten dat het scrotum van het slachtoffer open lag. In / aan het vloerkleed, onder het scrotum, bevond zich een bloedvlekje van circa 10 x 15 centimeter.
In de slaapkamer van de woning van het slachtoffer bevonden zich twee tegen elkaar staande 1-persoonsledikanten. De matras van het ledikant aan de halzijde was niet voorzien van een laken. Aan het hoofdeinde van deze matras lag een kussen zonder kussensloop en op de vloer naast het ledikant lag een met bloed besmeurde kussensloop. Op het ledikant aan de raamzijde lag een matras die voorzien was van een molton onderlaken en een kantoenen bovenlaken, dat kennelijk met bloed was besmeurd. Volgens het NFI is het bloed op het bovenlaken afkomstig van het slachtoffer.
Op beide matrassen in het midden van de ledikanten lag een opgehoopt dekbed met dekbedovertrek. Het dekbedovertrek was besmeurd met bloed. Onder en tussen het dekbed waren een molton onderlaken en een katoenen bovenlaken aanwezig / gewikkeld. Beide lakens waren met bloed besmeurd. Volgens het NFI is het bloed op het bovenlaken afkomstig van het slachtoffer.
Het NFI heeft geconcludeerd dat het bloedsporenbeeld in de directe omgeving van de locatie waar het slachtoffer is aangetroffen uiterst beperkt is. Op het vloerkleed ter plaatse van de balzak zijn slechts enkele minimale bloedsporen zichtbaar. Op andere delen van het vloerkleed lijken enkele minimale bloedsporen aanwezig. Onder de aanname dat het ontstaan van het letsel aan de balzak tot heftig bloedverlies leidt, is het aantreffen van het bloedsporenbeeld zeer onwaarschijnlijk, wanneer het slachtoffer in de situatie zoals aangetroffen op het vloerkleed heeft gelegen. Bovendien bevond het dekbed zich uitsluitend op het lichaam van het slachtoffer. Het bloedsporenbeeld in de slaapkamer kan worden verklaard als het letsel aan de balzak in deze ruimte (de slaapkamer) is toegebracht.
Tijdens het technisch onderzoek is er geen voorwerp aangetroffen waardoor of met behulp waarvan de balzak van het slachtoffer is beschadigd. Ook zijn er volgens dat onderzoek geen aanwijzingen dat het slachtoffer zich zelf de verwondingen heeft toegebracht. Zijn handen vertoonden nauwelijks bloedsporen, met name de vingers, vingertoppen en nagelranden waren schoon.
Op grond van de hiervoor weergegeven onderzoeksresultaten staat het voor de rechtbank vast dat het letsel aan de balzak van het slachtoffer is ontstaan in de slaapkamer van zijn woning. Dergelijk letsel leidt immers tot zeer heftig bloedverlies, terwijl het vloerkleed waarop het slachtoffer is aangetroffen slechts een gering bloedspoor vertoonde. Echter zijn op en bij de ledikanten in de slaapkamer vele bloedsporen aangetroffen, afkomstig van het slachtoffer.
Bovendien is de rechtbank op grond van de hiervoor weergegeven onderzoeksresultaten van oordeel dat de verwonding aan de balzak is ontstaan door toedoen van een ander dan het slachtoffer.
De rechtbank baseert dit oordeel op de schone handen van het slachtoffer, ondanks het zeer heftige bloedverlies, en de omstandigheid dat er geen voorwerp is aangetroffen waardoor of met behulp waarvan de balzak van het slachtoffer ernstig is beschadigd. De door de verdediging geopperde mogelijkheid dat het slachtoffer is gevallen of zich heeft gestoten is volgens de rechtbank uitgesloten.
Wie heeft de verwonding aan de balzak toegebracht?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wie de verwonding aan de balzak van het slachtoffer heeft toegebracht.
Uit het technisch onderzoek is op geen enkele wijze gebleken dat er buiten verdachte en het slachtoffer nog een derde persoon in de woning aanwezig is geweest in de periode dat het letsel aan de balzak en de hals van het slachtoffer is toegebracht. Verder heeft verdachte verklaard dat zij de enige is geweest die de gehele periode in de woning is geweest. Nadat verdachte was aangehouden en overgebracht naar het politiebureau zijn onder andere twee vingerringen van haar in beslag genomen. Beide ringen bleken met bloed besmeurd te zijn.
Het NFI heeft gerapporteerd dat op beide ringen een DNA-mengprofiel van verdachte en het slachtoffer is aangetroffen. De UFO heeft gerelateerd dat, gezien het bloedsporenbeeld, het hoofd en bovenlichaam van het slachtoffer niet de bronnen geweest zijn voor het bloed op de handen van verdachte. Er was daar heel weinig bloed aanwezig. Wel kunnen als bronnen gezien worden, het scrotum van het slachtoffer, de slaapkamervloer, maar in mindere mate het beddengoed en een bebloede onderbroek. Dat verdachte de handen gewassen heeft lijkt onwaarschijnlijk omdat dan vermoedelijk ook de ringen niet meer bebloed zouden zijn. Het feit dat er geen zichtbaar bloed aangetroffen is past meer bij het afvegen van de handen aan bijvoorbeeld een doek of iets dergelijks.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij tegen het einde van de middag van 16 september 2009 naar bed is gegaan en dat zij in de ochtend van 17 september 2009 in de slaapkamer wakker is geworden. Verdachte heeft verklaard dat zij altijd aan de kant van de deur lag (rechtbank begrijpt: halzijde). Volgens de UFO waren het hoeslaken van de matras en daar onderliggende molton onderlegger van het bed aan de halzijde verwijderd. Beiden werden op een prop op het andere bed aangetroffen. Het hoeslaken vertoonde over nagenoeg de gehele oppervlakte bloedvegen en bloedvlekken. Er was geen 'schoonpatroon' van een liggend persoon zichtbaar. Dit wil zeggen dat op het moment van aanbrengen van het bloed op het laken er niemand op dat bed heeft gelegen. Een aantal bloedvlekken in het hoeslaken waren doorgedrukt in de molton onderlegger. Dit houdt in dat de onderlegger onder het laken heeft gelegen en dat dus het bed aan de halzijde vermoedelijk opgemaakt is geweest met de onderlegger en het hoeslaken.
De rechtbank leidt hier uit af dat het uitgesloten is dat verdachte op haar bed heeft gelegen op het moment dat de verwonding aan de balzak van het slachtoffer werd toegebracht. Deze vaststelling, in samenhang met de interpretatie van de aangetroffen bloedsporen, brengt de rechtbank tot het oordeel dat alleen verdachte degene kan zijn geweest die de verwonding aan de balzak van het slachtoffer heeft toegebracht. Dat verdachte stelt zich daar niets van te kunnen herinneren doet hier niets aan af en is ook niet relevant voor dit oordeel.
Wie heeft het letsel aan de hals van het slachtoffer toegebracht?
In het hiervoor aangehaalde sectierapport is weergegeven dat het letsel aan de hals van het slachtoffer het gevolg is geweest van substantieel samendrukkend mechanisch geweld dat bijvoorbeeld kan optreden bij (een poging tot) verwurging of strangulatie.
De hals van het slachtoffer is op twee plaatsen bemonsterd en op beide plaatsen is het DNA aangetroffen van het slachtoffer, maar ook van verdachte.
De rechtbank heeft al vastgesteld dat het uitgesloten is dat er een derde persoon in de woning aanwezig is geweest. Bovendien heeft verdachte verklaard dat zij de enige is geweest in de woning. De rechtbank leidt hier uit af dat het alleen verdachte kan zijn geweest die het letsel aan de hals van het slachtoffer heeft toegebracht.
Opzet op de dood van het slachtoffer
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte eerst de verwonding aan de balzak van het slachtoffer heeft toegebracht en vervolgens geweld heeft uitgeoefend op de hals van het slachtoffer. Bovendien is vastgesteld dat het slachtoffer ten gevolge daarvan is overleden.
De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld of verdachte met deze handelingen het opzet heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven.
De rechtbank is van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat op het moment dat verdachte de verwonding aan de balzak van het slachtoffer toebracht, er sprake was van boze opzet bij verdachte, gericht op de dood van het slachtoffer. Immers, verdachte heeft er niets over verklaard en ook overigens ontbreken daarvoor aanwijzingen in het dossier.
De rechtbank heeft evenmin aanwijzingen aangetroffen voor voorwaardelijk opzet bij verdachte op het moment dat zij de verwonding toebracht. Immers niet aannemelijk is geworden dat verdachte, door heftig geweld uit te oefenen op de balzak van het slachtoffer, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij daardoor zou komen te overlijden. Evenmin kan gesteld worden dat de handelingen van verdachte qua verschijningsvorm daarop gericht zijn geweest.
Zoals eerder in dit vonnis weergegeven is de verwonding aan de balzak van het slachtoffer gepaard gegaan met zeer heftig bloedverlies. Met die wetenschap heeft verdachte na een verloop van, volgens het sectierapport, circa dertig minuten fors geweld uitgeoefend op de hals van het slachtoffer. Dat dit geweld fors was wordt geïllustreerd door het gebroken tonbeen en de bloeduitstortingen in de halsspieren.
Zoals eerder opgemerkt heeft verdachte weliswaar niets verklaard over haar opzet om het slachtoffer van het leven te beroven, maar het toegepaste geweld op de hals rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat er minst genomen sprake was van 'voorwaardelijk opzet'. Immers door zo te handelen, wetende dat er al zeer veel bloed is verloren, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daardoor zal komen te overlijden.
Dat verdachte stelt zich niets te kunnen herinneren doet aan dit oordeel niets af en bovendien heeft verdachte zich zelf in die toestand gebracht door heel veel alcohol te gebruiken, al dan niet in combinatie met medicijngebruik.
De rechtbank is dus van oordeel dat verdachte opzettelijk haar partner van het leven heeft beroofd.
Voorbedachten rade?
Zoals de Hoge Raad, in navolging van eerdere jurisprudentie, in zijn arrest van 27 juni 2000, NJ 2000, 605 heeft geoordeeld, is voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij of zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn of haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Al eerder in dit vonnis heeft de rechtbank overwogen dat er sprake is geweest van een tijdsverloop van circa dertig minuten tussen het toebrengen van de verwonding aan de balzak en het uitoefenen van het geweld op de hals van het slachtoffer. Dit betekent dat verdachte in de samenhang van de geweldshandelingen gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voornemen en zich hiervan rekenschap te geven. Op grond van de volgorde en aard van de vastgestelde handelingen leidt de rechtbank af dat verdachte allerminst heeft gehandeld in een opwelling. Zij heeft tussen de beide handelingen gelegenheid gehad om zich te bezinnen.
Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte haar partner opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan moord.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(primair)
in de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te Dordrecht,
opzettelijk, en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft zij, verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- heftig uitwendig mechanisch geweld uitgeoefend op de balzak van [slachtoffer] en vervolgens
- substantieel samendrukkend mechanisch geweld uitgeoefend op/tegen de hals van [slachtoffer],
tengevolge van dit laatste geweld voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Uit het door B. van Giessen, psycholoog, en J.M.J.F. Offermans, psychiater, over verdachte uitgebrachte tripelrapportage van 16 december 2009 komt onder meer het navolgende naar voren:
Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een recidiverende depressieve stoornis van matig-ernstige aard en van alcoholafhankelijkheid, terwijl er tevens sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een persoonlijkheidsstoornis nao (niet anders omschreven) met afhankelijke en borderline kenmerken. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde, zodanig dat dit mede daaruit verklaard kan worden.
Betrokkene heeft weliswaar de ongeoorloofdheid van het onderhavige ten laste gelegde kunnen inzien, maar is minder dan de gemiddeld normale mens in staat geweest haar wil in vrijheid -overeenkomstig een dergelijke besef- te bepalen. Zij kan als verminderd toerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde -indien bewezen- worden beschouwd.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor het door haar gepleegde strafbare feit.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen heeft geacht (gekwalificeerd als 'moord') gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht jaren.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft zich daarom niet uitgelaten over de strafmaat.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, evenals op grond van de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft haar partner opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroofd en zich daarmee schuldig gemaakt aan moord. Moord wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Het spreekt voor zich dat dit misdrijf een enorme schok teweeg heeft gebracht bij de nabestaanden en het moet voor hen bijzonder moeilijk zijn dit zware verlies te dragen. Ook de omstandigheden waaronder dit misdrijf is gepleegd moeten voor de nabestaanden welhaast een ondraaglijke en traumatische ervaring betekenen. Verdachte heeft het slachtoffer eerst op beestachtige wijze aan zijn geslachtsorganen verwond waarna zij fors geweld heeft uitgeoefend op de hals van het slachtoffer. Als gevolg hiervan is het slachtoffer overleden.
Ook voor de samenleving is dit een schokkend en zeer ernstig feit.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie. Hieruit blijkt dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Moord is een zo ernstig strafbaar feit dat als straf alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt.
De eis van de officier van justitie zou als uitgangspunt gehanteerd kunnen worden, ware het niet dat in het algemeen voor moord een gevangenisstraf wordt opgelegd van twaalf tot vijftien jaren. Een en ander is sterk afhankelijk van de specifieke omstandigheden van iedere zaak.
In de omstandigheden van deze zaak ziet de rechtbank geen enkele aanleiding af te wijken van de ondergrens van twaalf jaren en zij zal deze straf dan ook als uitgangspunt voor de uiteindelijk op te leggen straf hanteren. Zoals hiervoor is overwogen wordt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Van overige strafverminderende omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
Echter neemt de rechtbank de beestachtige wijze waarop verdachte haar partner heeft verwond en heeft laten bloeden als een strafverzwarende omstandigheid in aanmerking. Bovendien heeft verdachte ter zitting op geen enkele wijze berouw of spijt getoond en ook deze omstandigheid zal de rechtbank laten meewegen bij het bepalen van de strafmaat.
Wanneer de strafverminderende en strafverzwarende omstandigheden tegen elkaar worden afgezet resteert een gevangenisstraf van twaalf jaren en de rechtbank zal deze straf dan ook opleggen. De rechtbank geeft daarmee ook aan dat zij van oordeel is dat de door de officier van justitie gevorderde straf geen recht doet aan het door verdachte gepleegde feit.
8 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] (dochter van het slachtoffer) vordert een vergoeding voor materiële schade van € 11.034,89 voor het bewezen verklaarde feit, inclusief de wettelijke rente. Dit betreffen kosten met betrekking tot de uitvaart van het slachtoffer.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, omdat zij zich op het standpunt stelt dat verdachte moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] (dochter van het slachtoffer) vordert een vergoeding voor materiële schade van € 624,41 voor het bewezen verklaarde feit, inclusief de wettelijke rente. Dit betreffen kosten met betrekking tot het verwerpen van de nalatenschap van het slachtoffer.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij.
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, omdat zij zich op het standpunt stelt dat verdachte moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de schade weliswaar een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, maar dat er andere omstandigheden een rol hebben gespeeld bij de verwerping van de nalatenschap die niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel berusten op de artikelen 24c, 36f en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twaalf jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van € 11.034,89 (elfduizendvierendertig euro en negenentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], € 11.034,89 (elfduizendvierendertig euro en negenentachtig cent) te betalen, bij niet betaling te vervangen door 90 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr.drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juni 2010.
Mr. Van Vugt is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij in of omstreeks de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk, en (al dan niet) met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft zij, verdachte, (telkens) met dat opzet en (telkens) (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg
- (herhaaldelijk) (met een (scherp) voorwerp) heftig uitwendig mechanisch geweld uitgeoefend op de balzak van [slachtoffer] en/of
- [slachtoffer] in de hals geknepen en/of de hals van [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of een voorwerp tegen de hals van [slachtoffer] geduwd, althans substantieel samendrukkend mechanisch geweld uitgeoefend op/tegen de hals van [slachtoffer] en/of
- de mond en/of neus van [slachtoffer] (met een voorwerp) bedekt en/of bedekt gehouden en/of dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, althans samendrukkend en/of opdrukkend mechanisch geweld uitgeoefend op/tegen de mond en/of neus van [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, aan een persoon (te weten haar levensgezel) genaamd [slachtoffer], opzettelijk en
(al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gescheurde balzak en/of
- een gebroken neus en/of
- een breuk van het rechter hoorntje van het tongbeen heeft toegebracht, door (telkens) opzettelijk en (telkens) (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg
-(herhaaldelijk) (met een (scherp) voorwerp) heftig uitwendig mechanisch geweld uit te oefenen op de balzak van [slachtoffer] en/of
- [slachtoffer] in de hals te knijpen en/of de hals dichtgeknepen te houden en/of een voorwerp tegen de hals van [slachtoffer] te duwen, althans substantieel samendrukkend mechanisch geweld uit te oefenen op/tegen de hals van [slachtoffer] en/of
- de mond en/of neus van [slachtoffer] (met een voorwerp) te bedekken en/of bedekt te houden en/of dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden, althans samendrukkend en/of opdrukkend mechanisch geweld uit te oefenen op/tegen de mond en/of neus van [slachtoffer],
terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, een persoon (te weten haar levensgezel) genaamd [slachtoffer], opzettelijk heeft mishandeld, door
-(herhaaldelijk) (met een (scherp) voorwerp) heftig uitwendig mechanisch geweld uit te oefenen op de balzak van [slachtoffer] en/of
- [slachtoffer] in de hals te knijpen en/of de hals dichtgeknepen te houden en/of een voorwerp tegen de hals van [slachtoffer] te duwen, althans substantieel samendrukkend mechanisch geweld uit te oefenen op/tegen de hals van [slachtoffer] en/of
- de mond en/of neus van [slachtoffer] (met een voorwerp) te bedekken en/of bedekt te houden en/of dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden, althans samendrukkend en/of opdrukkend mechanisch geweld uit te oefenen op/tegen de mond en/of neus van [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Parketnummer: 11/500395-09
Vonnis d.d. 22 juni 2010