ECLI:NL:RBDOR:2010:BN6946

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
7 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500497-09
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met een mes in Gorinchem

Op 7 september 2010 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 27 november 2009 in Gorinchem heeft geprobeerd een persoon genaamd [aangever] van het leven te beroven door hem meermalen met een mes te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet en doelbewust handelde, waarbij hij herhaaldelijk op vitale delen van het lichaam van het slachtoffer instak. Het slachtoffer heeft zich echter weten te verweren, wat resulteerde in ernstige verwondingen, maar gelukkig geen fatale afloop. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de impact op het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 5.215,30 aan schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/500497-09 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 september 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum] in 1972,
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht,
(hierna: verdachte).
Raadsman mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 maart 2010. Bij vonnis van 16 maart 2010 is besloten dat het onderzoek heropend moest worden, aangezien bij de beraadslaging was gebleken dat het onderzoek onvolledig was. Hierna is door de rechter-commissaris een tweetal getuigen gehoord omtrent het door verdachte opgegeven alibi en heeft een deskundige op het gebied van telecommunicatie gerapporteerd over de plaatsbepaling van de mobiele telefoon van verdachte rond het tijdstip van het plegen van het feit.
De zaak is opnieuw inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 augustus 2010, waarbij de officier van justitie mr. J. Spaans, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt met betrekking tot de resultaten van het nader onderzoek. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair)
op 27 november 2009 te Gorinchem heeft geprobeerd aangever opzettelijk van het leven te beroven door hem meermalen met een mes te steken;
(subsidiair)
op 27 november 2009 te Gorinchem aangever opzettelijk zwaar heeft mishandeld door hem meermalen met een mes te steken;
(meer subsidiair)
op 27 november 2009 te Gorinchem heeft geprobeerd aangever opzettelijk zwaar te mishandelen door hem meermalen met een mes te steken.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en heeft zich hierbij gebaseerd op:
- de aangifte, waarin aangever heeft verklaard dat verdachte hem heeft gestoken;
- de verklaring van getuige [getuige 1], die heeft verklaard dat verdachte aangever heeft gestoken;
- het proces-verbaal van bevindingen;
- de letselrapportage.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de bewijsmiddelen aan kracht hebben gewonnen, nu de twee nader gehoorde getuigen niet hebben kunnen bevestigen dat verdachte de gehele avond van 27 november 2009 in het huis te Hoornaar is geweest. Beide getuigen hebben verklaard dat zij al vóór 21.00 uur zijn gaan slapen en niet weten wat er die avond tijdens hun slaap is gebeurd.
Volgens de officier van justitie blijkt uit het ambtelijk verslag van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 25 februari 2010, dat de mobiele telefoon van verdachte zich heeft 'bewogen' van Hoornaar in de richting van Gorinchem. Dit is bevestigd door het deskundigenrapport van J.D. Rijnders, waaruit blijkt dat de telefoon van verdachte om 21.38 uur niet meer binnen het bereik viel van de telefoonpaal die de omgeving van Hoornaar dekt, maar een andere telefoonpaal in de richting van Gorinchem heeft aangestraald. De officier van justitie is van mening dat hiermee zijn bewijsconstructie wordt bevestigd en dat verdachte naar Gorinchem is gereden en aangever daar heeft neergestoken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde, wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Voor het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit en subsidiair een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
Ten aanzien van het primair en meer subsidiair tenlastegelegde, respectievelijk poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, heeft de raadsman betoogd dat sprake is van vrijwillige terugtred nu verdachte op enig moment zelfstandig heeft besloten te stoppen en weg te gaan. De raadsman heeft verder aangevoerd dat ten aanzien van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag sprake zou zijn van een relatief ondeugdelijke poging, omdat aangever in zijn hand en voet is gestoken en letsel op deze plaatsen niet dodelijk kan zijn.
De raadsman heeft aangevoerd dat het mes waarmee verdachte zou zijn gestoken, niet is gevonden en dat daarom niet bewezen kan worden dat de verwondingen met een mes zijn toegebracht.
Volgens de raadsman is verdachte op 27 november 2009 niet in de woning van getuige [getuige 1] geweest, alwaar ook aangever zich bevond. Verdachte heeft verklaard dat hij de avond van 27 november 2009 de woning in Hoornaar niet heeft verlaten . Verdachte heeft die avond gedronken met zijn twee vrienden, hetgeen ook is bevestigd door deze vrienden. Volgens de raadsman heeft getuige [getuige 3] verklaard dat hij rond 21.00 en 22.00 uur is gaan slapen en denkt dat niemand de woning heeft verlaten. De raadsman is van mening dat beide getuigenverklaringen bevestigen dat verdachte de woning in Hoornaar niet heeft verlaten.
De raadsman is van mening dat op basis van het deskundigenrapport van J.D. Rijnders niet kan worden geconcludeerd dat verdachte zich op 27 november 2009 's avonds op de A27 heeft bevonden en zich die dag omstreeks 21.38 uur in de richting van Gorinchem heeft bewogen. Verder is niet gebleken dat verdachte zich binnen een straal van één kilometer van de woning waar aangever was, heeft bevonden. Volgens de raadsman is het feit dat de telefoon van verdachte twee telefoonpalen heeft aangestraald niet vreemd, aangezien deze telefoonpalen, bijvoorbeeld bij een defect, diensten van elkaar overnemen. Op basis hiervan blijkt volgens de raadsman niet dat verdachte bij de woning van getuige [getuige 1] is geweest.
Volgens de raadsman zijn nergens DNA-, bloed- of schoensporen aangetroffen die zouden wijzen op de betrokkenheid van verdachte bij dit incident.
Volgens de raadsman zijn de verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] zeer tegenstrijdig, bijvoorbeeld omdat aangever heeft verklaard dat hij met een vlindermes is gestoken en getuige [getuige 1] heeft verklaard dat dit een bajonet was.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank zakelijk zal weergeven.
Alibi
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte de avond van 27 november 2009 niet uit het huis in Hoornaar is geweest, hetgeen zou worden bevestigd door de getuigen [getuige 2] en [getuige 3].
De rechtbank is van oordeel dat deze getuigen de lezing van verdachte over zijn locatie op het tijdstip van het plegen van het feit niet ondersteunen, aangezien beide getuigen hebben verklaard dat zij rond 21.00 uur die avond reeds sliepen en daarom niet (kunnen) weten of verdachte na die tijd de woning heeft verlaten.
Verdachte heeft verklaard dat hij de avond van 27 november 2009 in Hoornaar bij zijn zwager is geweest en dat zijn mobiele telefoon het huis 's avonds niet heeft verlaten. Uit het deskundigenrapport van J.D. Rijnders volgt, dat met de mobiele telefoon van verdachte tussen 19.04 uur en 21.27 uur 15 keer verbinding is gemaakt, die zonder uitzondering zijn gestart op basisstation (hierna: telefoonpaal) 50452. Deze telefoonpaal levert GSM-radiobedekking (hierna: dekking) in en rond Hoornaar.
Om 21.38 uur is met de telefoon van verdachte opnieuw verbinding gemaakt, maar nu via telefoonpaal 51214, welke staat opgesteld bij de A27 ter hoogte van het Esso tankstation te Hoogblokland. Deze telefoonpaal is bedoeld om de A27 en de directe omgeving over een lengte van ongeveer 1 à 1,5 km in zuidelijke richting van dekking te voorzien. De deskundige is van oordeel dat de kans aanzienlijk is dat de mobiele telefoon van verdachte om 21.38 uur op 27 november 2009 binnen het dekkingsgebied van telefoonpaal 51214 heeft bevonden. Slechts bij storingen of overbelasting van een telefoonpaal zou de mobiele telefoon van verdachte de telefoonpaal buiten het dekkingsgebied waar die zich op dat moment bevond, hebben aangestraald. Uit de storingsadministratie blijkt echter, dat zich die dag geen storingen of overbelasting hebben voorgedaan. De rechtbank leidt hieruit af dat de mobiele telefoon van verdachte uit de woning en buiten het dekkingsgebied van Hoornaar is geweest en verdachte derhalve niet de waarheid heeft verklaard.
Betrouwbaarheid aangever en getuige [getuige 1]
De verdediging heeft aangevoerd dat de getuigen zeer tegenstrijdig hebben verklaard, nu aangever heeft verklaard te zijn gestoken met een vlindermes en getuige [getuige 1] heeft verklaard dit met een bajonet is gebeurd.
De rechtbank overweegt dat het feit dat aangever en getuige [getuige 1] in de hitte van de strijd blijkbaar een ander soort mes hebben gezien, niets af doet aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
De feiten
Aangever heeft verklaard dat hij op 27 november 2009 in de woning aan de [adres] te Gorinchem was. Aangever en getuige [getuige 1] hebben verklaard dat er die avond werd aangebeld en verdachte voor de deur stond. Aangever en getuige [getuige 1] hebben verklaard dat verdachte aangever sloeg, waardoor aangever op de bank viel. Aangever heeft verklaard dat hij toen een klap in het gezicht kreeg en op de bank viel. Nadat aangever 'bijkwam' probeerde verdachte hem met zijn handen slaan. Volgens aangever en getuige [getuige 1] heeft verdachte vervolgens een (vlinder)mes getrokken. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte met volle kracht op aangever afging. Daarop heeft getuige [getuige 1] geprobeerd verdachte bij aangever weg te trekken, waarop verdachte heeft geroepen dat hij aangever 'af zou maken'.
Aangever heeft verklaard dat verdachte toen in de richting van zijn borst stak, aangever dit afweerde en dat hij daarbij in zijn linkeronderarm werd gestoken. Uit de letselrapportage blijkt dat aangever een grote snij/steekwond aan strekzijde van zijn linkeronderarm heeft opgelopen met letsel aan zijn twee strekpezen van de hand, waardoor hij zijn ringvinger en pink niet meer kon bewegen. Aangever heeft verklaard dat er even daarna bloed uit zijn arm twee meter de kamer inspoot.
Aangever heeft verklaard dat verdachte stekende bewegingen maakte richting aangever en getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte met het mes zwaaide in de richting van aangever. Om zich te verdedigen heeft aangever zich tegen verdachte verweerd met zijn linkerbeen, waarna hij door verdachte in zijn linkervoet werd gestoken. Uit de letselrapportage blijkt dat aangever een flinke snijwond over de linker voetrug heeft opgelopen.
Nadat aangever opnieuw op de bank viel, ging verdachte door met het maken van stekende bewegingen. Aangever heeft daarom zijn hoofd ter bescherming naar beneden gedaan, waarna hij pijn voelde bij zijn rechteroor. Uit de letselrapportage blijkt dat aangever een snij/steekwond bij zijn rechteroorlel en rechteroorschelp heeft opgelopen.
Volgens aangever en getuige [getuige 1] heeft getuige [getuige 1] diverse malen geprobeerd verdachte weg te trekken bij aangever.
Uit de letselrapportage is verder gebleken dat aangever een steekwond van 3 centimeter boven zijn linkeroog en een gezwollen gelaat heeft opgelopen.
Aangever heeft verklaard dat dit incident zich rond 21.50 uur die avond heeft voorgedaan.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op aangever. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte direct en doelbewust met volle kracht op aangever af is gegaan en hem herhaaldelijk, niet aflatend met een mes (in richting van zijn borst en hoofd) heeft gestoken. Aangever heeft zich verweerd waardoor hij flinke verwondingen aan zijn arm en been heeft opgelopen en ook bij zijn linkeroog en rechteroor is geraakt.
De rechtbank is op basis van de verklaringen van aangever en getuige alsook de letselrapportage van oordeel dat verdachte in (de richting van) vitale delen heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer iemand met een mes in de borst of hoofd wordt gestoken, dit al snel een dodelijke afloop kan hebben. Dat aangever geen fatale verwondingen heeft opgelopen, komt naar het oordeel van de rechtbank uitsluitend door de afwerende bewegingen van aangever.
Aangever en getuige [getuige 1] hebben verklaard dat [getuige 1] diverse malen heeft geprobeerd verdachte bij aangever weg te trekken, maar dat verdachte desondanks op aangever bleef insteken. Verdachte kan reeds hierom geen geslaagd beroep op vrijwillige terugtred doen. Daarnaast is dit beroep niet onderbouwd en is voor dit standpunt ook overigens geen steun voor aanwezig in het dossier.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(primair)
hij op 27 november 2009 te Gorinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[aangever] van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen met een mesin het lichaam en het gezicht en in de richting
van het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
(PRIMAIR)
POGING TOT DOODSLAG
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit voor het tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman subsidiair gevraagd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 27 november 2009 bij de woning van getuige [getuige 1] te Gorinchem, alwaar aangever verbleef, aangebeld. Nadat de deur werd geopend, heeft verdachte vrijwel direct en doelbewust, herhaaldelijk en niet aflatend met een mes op (de borst en het hoofd van) aangever ingestoken. Omdat aangever zich heeft verweerd (waarbij hij flinke verwondingen aan zijn arm en been heeft opgelopen), is dit niet met ernstigere of zelfs fatale gevolgen afgelopen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag.
Dit is een ernstig geweldsdelict. Het spreekt voor zich dat dit voor het slachtoffer een angstige ervaring is geweest en dat hij nog lang de gevolgen van het handelen van verdachte met zich mee draagt. Het is verder een algemene bekendheid dat ook ooggetuigen nog lang angstgevoelens en psychische schade kunnen ondervinden. Ook leidt een dergelijke feit tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Voor een poging tot doodslag met gebruik van een mes wordt gebruikelijk, voor iemand die voor het eerst in aanraking komt met justitie, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd. In dit concrete geval ziet de rechtbank aanleiding de straf te verhogen, aangezien verdachte doelbewust en met volle kracht op aangever af is gegaan en herhaaldelijk en niet aflatend op hem heeft ingestoken. Daarnaast heeft verdachte op geen enkele wijze de verantwoordelijkheid willen nemen voor het door hem gepleegde feit.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven met justitie in Nederland in aanraking is gekomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 8 maanden voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
8 De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever] heeft een schadevergoeding gevorderd voor zowel materiële als immateriële schade van € 21.857,60 voor het tenlastegelegde feit.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade aan het trainingspak (€ 30,00), broek (€ 30,00), sokken (€ 10,00) en vertaalkosten van de medische verklaringen (€ 145,30) toewijsbaar. Ook acht de officier van justitie de immateriële schade vanwege de aangebrachte littekens toewijsbaar tot een bedrag van € 5.000,00 en verzoekt de rechtbank dit voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De opgevoerde gederfde inkomsten zijn volgens de officier van justitie niet voldoende onderbouwd en daarmee niet eenvoudig van aard, zodat deze post niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Hoewel de kosten voor rechtsbijstand niet zijn aan te merken als rechtstreeks schade, verzoekt de officier van justitie aan te sluiten bij het liquidatietarief 3, waarvoor € 579,00 per punt wordt toegewezen.
De officier van justitie verzoekt de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen en subsidiair deze niet-ontvankelijk te verklaren. Indien de rechtbank besluit de vordering toe te wijzen, sluit de raadsman aan bij hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd, met dien verstande de vordering te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 5.215,30 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 215,30 ter zake van materiële schade (trainingspak, broek, sokken en vertaalkosten medische verklaringen) en € 5.000,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht de rechtbank tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van € 5.215,30, waarvan € 215,30 ter zake van materiële schade en € 5.000,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verklaart de benadeelde partij, voor zover deze ziet op de kosten van rechtsbijstand, niet-ontvankelijk in haar vordering;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever], € 5.215,30 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 61 (éénenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. M.A. Waals en
mr. E.H. van der Steeg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.P. Visser griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 september 2010.
Mr. E.H. van der Steeg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 27 november 2009 te Gorinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[aangever] van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, in het lichaam en/of het gezicht en/of in de richting
van het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2009 te Gorinchem
aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(doorgesneden pees), heeft toegebracht,
door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam te steken;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2009 te Gorinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [aangever], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, in het lichaam en/of het gezicht en/of in de richting
van het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer: 11/500497-09
Vonnis d.d. 7 september 2010