parketnummer: 11/860212-10 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 september 2010
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum] in 1971,
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de Zwolle PPC, te Zwolle,
(hierna: verdachte).
Raadsman mr. J.H.P.M. Verhagen, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 augustus 2010, waarbij de officier van justitie W.B.J. ten Have, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
(primair) op 16 april 2010 te Gorinchem heeft geprobeerd een politieagent zwaar te mishandelen door met een bijl in zijn richting te slaan;
(subsidiair) op 16 april 2010 te Gorinchem een politieagent heeft bedreigd door met een bijl in zijn richting te slaan;
Feit 2
op 16 april 2010 te Gorinchem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, een suikerpot en inboedel heeft vernield;
Feit 3
(primair) tussen 10 en 14 april 2010 te Gorinchem heeft geprobeerd zijn moeder zwaar te mishandelen door een zakmes in haar richting te laten vallen of gooien;
(subsidiair) tussen 10 en 14 april 2010 te Gorinchem zijn moeder heeft bedreigd door opzettelijk dreigend een zakmes in haar richting te laten vallen of gooien.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Feit 3
De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd voor feit 3 wegens onvoldoende wettig bewijs, nu de aangifte het enige bewijsmiddel is voor dit tenlastegelegde feit.
Feit 2
De officier van justitie heeft verder partiële vrijspraak gevraagd voor feit 2. Voor de tenlastegelegde vernieling van een suikerpot en de inboedel is geen bewijs nu niet uit het dossier blijkt dat respectievelijk deze suikerpot is vernield en de inboedel eigendom is van iemand anders dan verdachte.
Het vernielen van de ruit acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, aangezien aangeefster aangifte heeft gedaan van vernieling en een foto van de vernielde ruit in het dossier aanwezig is.
Feit 1
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte van aangever (tevens politieagent), het proces-verbaal van bevindingen dat door aangever is ondertekend en het proces-verbaal van aanhouding van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Feit 3
De raadsman heeft vrijspraak gevraagd voor feit 3 wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft ontkend een mes te hebben gegooid. Verdachte zou nooit een mes naar zijn moeder hebben gegooid, aangezien zijn huissleutels daaraan waren bevestigd en verdachte wist dat zijn moeder er op uit was die sleutels van hem af te nemen.
Feit 2
De raadsman heeft vrijspraak gevraagd voor feit 2, nu verdachte heeft verklaard dat aangeefster de ruit zelf heeft vernield en de inboedel eigendom is van verdachte. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster het enige bewijsmiddel is voor feit 2. Verder lopen de verklaringen van verdachte, aangeefster en de politie niet parallel.
Feit 1
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij met stok heeft gezwaaid vanwege agressie van de politieagenten richting verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van feit 3 naast de aangifte er geen ondersteunend bewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan en zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat ten aanzien van feit 2 uit het dossier niet blijkt dat de suikerpot is vernield en de inboedel eigendom is van iemand anders dan verdachte.
Ten aanzien van het vernielen van de ruit merkt de rechtbank het volgende op. Aangeefster heeft blijkens haar aangifte gehoord dat de ruit is vernield, maar zij heeft niet gezien wie dit heeft gedaan. Verdachte heeft (ter zitting) verklaard dat aangeefster de ruit zelf heeft vernield. Deze stelling van verdachte wordt niet door een bewijsmiddel weersproken. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voor het vernielen van de ruit door verdachte, onvoldoende overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is.
De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal hem hiervan dan ook vrijspreken.
Feit 1
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank zakelijk zal weergeven.
Op 16 april 2010 bevond aangever zich in een woning aan de [adres] te Gorinchem. Aangever [aangever 1] is hoofdagent van politie Zuid-Holland-Zuid. Volgens de moeder van verdachte was verdachte in haar woning aanwezig, doorgedraaid en richtte hij vernielingen aan in haar woning. Aangever heeft verdachte op de zolderverdieping aangetroffen en verdachte uitgenodigd om met hem mee naar beneden te gaan. Verdachte weigerde echter met de verbalisanten mee naar beneden te gaan. Aangever heeft gezien dat verdachte daarna 'doordraaide' en een stok en een stuk hout, met daaromheen touw, pakte. Volgens de aangever hield verdachte de lange stok in de richting van verbalisanten om hen van zich af te houden. Verdachte heeft vervolgens met een stok 'met touw' tegen de muur geslagen en een beeldscherm kapot geslagen. De stok met touw bleek bij nader onderzoek een bijl te zijn, waarbij het ijzer van de bijl met touw was omwikkeld. Aangever heeft vervolgens met zijn rechterarm snel de stok van verdachte weten af te pakken. Aangever zag dat verdachte toen met een bijl probeerde op zijn rechteronderarm te slaan. Omdat aangever zijn arm snel terug heeft getrokken werd hij niet geraakt. Later is gebleken dat de bijl zwaar en geslepen was.
Op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Door aldus met een bijl in de richting van de arm van de arm van aangever te slaan had verdachte minst genomen het voorwaardelijk opzet op de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op 16 april 2010 te Gorinchem ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever 1],
hoofdagent van de politie Zuid-Holland-Zuid, opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet met een bijlin de richting van de onderarm van die [aangever 1]
heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
POGING TOT ZWARE MISHANDELING
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Uit het door drs. R.I.J.M. Aalbers (onder supervisie van drs. F. Verstraeten), psychiater, over verdachte uitgebrachte rapport van 15 juli 2010 komt onder meer naar voren dat verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, ononderbroken aanwezig. De bij verdachte geconstateerde cannabisafhankelijkheid kan de psychotische fenomenen uitlokken en onderhouden. Verdachte lijkt volledig gehandeld te hebben vanuit zijn psychotische toestandsbeeld, met name vanuit zijn waanideeën en mogelijk vanuit hallucinaties en chaotische gedrag.
Op grond hiervan heeft de psychiater geadviseerd verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Uit het door drs. B.Y. van Toorn, psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 30 juli 2010 komt naar voren dat verdachte lijdt aan een waanstoornis. Verdachte is behept met psychotische kwetsbaarheid, die met iedere psychotische episode toeneemt. Door het gebruik van cannabis, de dagen voorafgaand aan het plegen van het feit, raakte het contact met de realiteit verstoord en raakte verdachte steeds meer agressief ontremd. Toen de politie naar verdachte kwam raakte hij de controle over de situatie volledig kwijt, werd overspoeld door zijn gevoel en ging over tot het plegen van het feit. Deze factoren hebben het gedrag van verdachte in zeer ernstige mate beïnvloed.
Geadviseerd wordt verdachte door de hem ten laste gelegde feiten ontoerekeningsvatbaar te achten.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is dus niet strafbaar voor het door hem gepleegde feit en de rechtbank zal hem daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
7 De oplegging van een maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van een jaar wordt opgelegd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadman heeft aangevoerd dat verdachte niet opgenomen wil worden. De verdediging heeft aangegeven te betreuren dat de relatie tussen verdachte en zijn moeder is vertroebeld.
Indien de rechtbank overgaat tot het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, is het naar de mening van de raadsman ook zinvol aandacht te besteden aan de relatie tussen verdachte en de politie.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, evenals op grond van de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft geprobeerd een politieagent met een bijl op zijn onderarm te slaan. Nu dit incident op een krappe zolder, verdachte erg agressief was en met korte afstand tussen verdachte en de politieagent heeft plaatsgevonden, moet dit beangstigend en bedreigend zijn geweest voor de politieagent.
Zoals hiervoor is overwogen, kan het feit niet aan verdachte worden toegerekend, zodat de rechtbank niet aan het opleggen van een straf toekomt.
Bij de oplegging van de maatregel heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Aan de hand van de rapportages van de gedragsdeskundigen is komen vast te staan dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Beide genoemde gedragsdeskundigen hebben geadviseerd verdachte te plaatsen op een (drugsvrije) forensische afdeling in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank is met de gedragsdeskundigen van oordeel dat behandeling van verdachte noodzakelijk is. Uit de rapportages van de gedragsdeskundigen blijkt immers dat vanwege de psychiatrische stoornis van verdachte, het ontbreken van ziektebesef bij hem en zijn moeilijke behandelbaarheid, de kans op herhaling van het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten zeer groot is.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat verdachte gevaarlijk is voor anderen, zodat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van een jaar passend en geboden is. In de ogen van de rechtbank is het noodzakelijk de adviezen van de gedragsdeskundigen te volgen en verdachte te plaatsen op een (drugsvrije) forensische afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank ziet deze maatregel als enige mogelijkheid om de noodzakelijke behandeling van verdachte vorm te geven.
8.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten een bijl en een stok, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat feit 1 is begaan met de bijl en dat de stok een voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is het algemeen belang.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde maatregelen berusten op de artikelen 36b, 36c, 36d, 37, 39, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10
De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2. en 3. ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat hem te dier zake van alle rechtsvervolging;
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis - bij voorkeur op een drugsvrije forensische afdeling - voor de termijn van een jaar;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
1 bijl en 1 stok.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Waals, voorzitter, J.A.M.J. Janssen en
mr. Th.E.M. Wijte, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Visser griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 september 2010.
Mr. Th.E.M. Wijte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 16 april 2010 te Gorinchem ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever 1],
hoofdagent van de politie Zuid-Holland-Zuid, opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet met een bijl, althans een hard en/of
scherp en/of zwaar voorwerp in de richting van (de onderarm van) die [aangever 1]
heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2010 te Gorinchem [aangever 1] (hoofdagent van
de politie Zuid-Holland-Zuid) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend met een bijl, althans een hard en/of scherp en/of zwaar voorwerp in
de richting van (de onderarm van) die [aangever 1] geslagen;
hij op of omstreeks 16 april 2010 te Gorinchem opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit van de voordeur (van een woning gelegen aan de [adres]) en/of een suikerpot en/of inboedel (van een woning gelegen aan de
[adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [moeder verdachte] en/of de woningbouwvereniging Poort6, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door (krachtig)
- (met een schoen) tegen die ruit (aan) te slaan en/of te gooien en/of
- die suikerpot op de grond te gooien/te laten vallen en/of
- met een bijl en/of een (houten) stok, althans (een) hard(e) en/of zwa(a)r(e)
en/of scherp(e) voorwerp(en) tegen die inboedel te slaan;
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2010 tot en met 14 april 2010 te
Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon (zijn moeder) genaamd [moeder verdachte], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet een (uitgeklapt) (zak)mes, althans een
scherp voorwerp in de richting (van het hoofd) van die [moeder verdachte] heeft gegooid
en/of laten vallen (terwijl die [moeder verdachte] in/op een smalle/nauwe doorgang/trap
liep), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2010 tot en met 14 april 2010 te
Gorinchem (zijn moeder) [moeder verdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk dreigend een (uitgeklapt) (zak)mes, althans een scherp voorwerp,
in de richting (van het hoofd) van die [moeder verdachte] heeft gegooid en/of laten
vallen (terwijl die [moeder verdachte] in/op een smalle/nauwe doorgang/trap liep);
Parketnummer: 11/860212-10
Vonnis d.d. 7 september 2010