RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummers: AWB 10/924 (voorlopige voorziening)
AWB 10/923 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter
[naam verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. R.J. Rijn, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden,
de directie van de Dienst Wegverkeer, verweerster,
gemachtigde: mr. E. Houtman, werkzaam bij de Dienst Wegverkeer.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 19 april 2010 heeft verweerster verzoekers erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorrijtuigen t/m 3500 kg ingetrokken voor de duur van 6 weken, ingaande 27 april 2010.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 22 april 2010 bezwaar gemaakt bij verweerster.
Bij besluit van 10 augustus 2010, verzonden 11 augustus 2010, heeft verweerster het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard en bepaald dat de intrekking in werking treedt vijf werkdagen na dagtekening van de verzending van dit besluit.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij faxbericht van 17 augustus 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
Bij faxbericht van eveneens 17 augustus 2010 heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht.
Bij faxbericht van 19 augustus 2010 heeft verweerster meegedeeld de intrekking op te schorten totdat de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening zal hebben beslist.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 26 augustus 2010 ter zitting behandeld.
Verzoeker is ter zitting verschenen, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, mr. G.G. Kranendonk.
Verweerster is verschenen bij gemachtigde.
2.1.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Indien een verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan hangende beroep bij de rechtbank en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan de voorzieningenrechter op de voet van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2.1.2. Ingevolge artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) kan de Dienst Wegverkeer een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend, handelt in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
Ingevolge artikel 87, derde lid, van de WVW kan de Dienst Wegverkeer in het geval, bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, een erkenning schorsen voor een door hem daarbij vast te stellen termijn die ten hoogste twaalf weken bedraagt.
2.1.3. Ingevolge artikel 76, derde lid, van de WVW kunnen bij ministeriële regeling regels worden vastgesteld omtrent de wijze waarop wordt onderzocht of een voertuig voldoet aan de in artikel 75 bedoelde eisen, alsmede omtrent hetgeen verder met betrekking tot de behandeling van de aanvraag van een keuringsrapport noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 88, tweede lid, van de WVW kunnen bij ministeriële regeling regels worden vastgesteld met betrekking tot het toezicht en het verscherpen daarvan, alsmede met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning of bevoegdheid tot keuren.
Bij besluit van 10 april 2009 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK vastgesteld (hierna: de Regeling).
Artikel 30, paragraaf 3 "Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring", hoofdstuk 5 "Keuringsbevoegdheden", van de Regeling bepaalt, voor zover van belang:
1. Na afloop van elke keuring wordt het bepaalde in het tweede lid tot en met het vijfde lid in acht genomen alvorens het keuringsrapport af te geven aan de aanvrager.
2. Alvorens tot het afmelden van een voertuig als bedoeld in het derde lid wordt overgegaan, wordt door de keurmeester die het voertuig afmeldt aan de hand van het kentekenregister nagegaan of de keuring van dat voertuig heeft plaatsgevonden.
3. Het voertuig wordt door middel van datacommunicatie bij de Dienst Wegverkeer afgemeld onder verstrekking van de volgende gegevens:
a. het pasnummer en de pincode van de keurmeester;
b. het kenteken van het voertuig;
c. de meldcode, gevormd door de laatste vier cijfers van het voertuigidentificatienummer, letters en leestekens buiten beschouwing gelaten;
d. indien het voertuig is goedgekeurd en het een voertuig betreft dat is voorzien van een kilometerteller, de afgelezen kilometerstand van het voertuig;
e. indien het voertuig is goedgekeurd: 1°. de reparatiepunten; 2° indien van toepassing de adviespunten, en 3°. indien van toepassing de reparatieadviespunten;
f. indien het voertuig is afgekeurd, de afkeurpunten;
g. indien het voertuig is goedgekeurd na reparatie: 1°. de reparatiepunten; 2° indien van toepassing de adviespunten, en 3°. indien van toepassing de reparatieadviespunten;
h. de bevestiging dat de in het tweede lid voorgeschreven controleverplichting is nagekomen,
waarna acceptatie van de afmelding wordt weergegeven: 1°. de transactiecode en het tijdstip van de afmelding; 2°. indien het voertuig is goedgekeurd: tevens een nieuwe vervaldatum; 3°. indien het voertuig aan een steekproef moet worden onderworpen: tevens de einde wachttijd van de steekproef.
4. Op het keuringsrapport moet schriftelijk worden vermeld:
a. het pasnummer als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, en het bepaalde in de onderdelen b en c;
b. de afgelezen kilometerstand indien het voertuig is voorzien van een kilometerteller;
c. dat het voertuig is goedgekeurd indien het aan de keuringseisen blijkt te voldoen en indien van toepassing: 1°. de adviespunten, en 2°. reparatieadviespunten;
d. indien een voertuig niet aan de keuringseisen blijkt te voldoen dat het voertuig is afgekeurd en de afkeurpunten;
e. indien er ten behoeve van de goedkeuring reparaties aan het voertuig zijn verricht: 1°. de reparatiepunten; 2° indien van toepassing de adviespunten, en 3°. indien van toepassing de reparatieadviespunten;
f. de transactiecode, en uitsluitend indien de schriftelijke invulling rechtstreeks plaatsvindt uit het door de Dienst Wegverkeer bijgehouden kentekenregister de tekst 'afdruk RDW';
g. indien het voertuig is goedgekeurd de vervaldatum, waarbij de maand van de vervaldatum voluit in letters is geschreven;
h. indien het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen de einde wachttijd van de steekproef;
i. de naam, adresgegevens en het keuringsinstantienummer van de erkenninghouder.
5. Alvorens het keuringsrapport wordt ondertekend, wordt door de keurmeester nagegaan of het rapport volledig is ingevuld, zodanig dat dit, indien van toepassing, ook zichtbaar is op de doorslag.
(...)
2.1.4. Bij het toezicht op keuringen en het opleggen van sancties hanteert verweerster beleidsregels die zijn neergelegd in de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW van 1 juni 2008 (hierna: de Toezichtbeleidsbrief). De Toezichtbeleidsbrief is door verweerster aan elke erkenninghouder en keurmeester verstrekt. In de Toezichtbeleidsbrief worden een Algemeen Deel en diverse Bijlagen onderscheiden.
In paragraaf 4.4 van het Algemeen Deel van de Toezichtbeleidsbrief is bepaald:
"Voor sancties wordt een verjaringstermijn van 30 maanden gehanteerd. Dit betekent dat bij het opleggen van een vervolgsanctie eerdere overtredingen worden meegewogen."
In paragraaf 4.5 van het Algemeen Deel van de Toezichtbeleidsbrief is bepaald:
"De RDW heeft mogelijke overtredingen ondergebracht in vier categorieën, te weten I tot en met IV, waarbij categorie I de lichtere overtredingen bevat en categorie IV de zwaarst mogelijke overtredingen bevat. De hoogte van een sanctie wordt in beginsel bepaald door de
categorie waarin een overtreding wordt ingedeeld." Verwezen wordt naar het bijgevoegde Stroomschema sancties overtreding erkenning/bevoegdheid (hierna: het Stroomschema).
In paragraaf 4.5 van de Bijlage Erkenninghouder APK van de Toezichtbeleidsbrief worden voor de categorisering overtredingen en stroomschema enkele voorbeelden genoemd, waaronder van een categorie II-overtreding: "het afgeven van een keuringsrapport, terwijl het voertuig niet is afgemeld". Bepaald is verder: "Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren."
Uit het Stroomschema volgt dat, wanneer binnen 30 maanden een overtreding uit categorie I wordt begaan en eerder een overtreding uit categorie I of II werd begaan, verweerster in beginsel besluit tot voorwaardelijke intrekking van de verleende erkenning.
Uit het Stroomschema volgt dat, wanneer binnen 30 maanden een overtreding uit categorie II wordt begaan en eerder een overtreding uit categorie I of II werd begaan, verweerster in beginsel besluit tot intrekking van de verleende erkenning voor de duur van zes weken.
2.2. Het bestreden besluit
Aan het bestreden besluit tot handhaving van de opgelegde intrekking van de verleende erkenning voor de duur van zes weken heeft verweerster ten grondslag gelegd dat de keurmeester van verzoeker op 18 januari 2010 een keuringsrapport voor het voertuig [kentekennummer] heeft afgegeven zonder dat voertuig af te melden. Daarmee heeft verzoeker volgens verweerster artikel 30, derde lid, van de Regeling overtreden. Volgens verweerster is genoegzaam komen vast te staan dat zich op 18 januari 2010 geen storingen hebben voorgedaan. Nu het registratiesysteem geen transactiecode had afgegeven aan verzoeker en verzoeker de plicht had dat te controleren, mocht verzoeker er niet van uitgaan dat het voertuig [kentekennummer] was afgemeld.
Verzoeker betoogt dat hij het voertuig [kentekennummer] op 18 januari 2010 correct bij verweerster heeft afgemeld, maar dat het registratiesysteem van verweerster ten onrechte geen transactiecode heeft gegenereerd en afgedrukt op het keuringsrapport. De keuringsmeester heeft het ontbreken van de transactiecode niet opgemerkt, omdat hij de gegevens van het voertuig en de uitkomst van de keuring in het systeem had ingevoerd, deze op het keuringsrapport waren vermeld en er ook een vervaldatum voor de geldigheid van de goedkeuring op het keuringsrapport was afgedrukt. Verzoeker meent dat niet is uitgesloten dat het feit dat geen transactiecode is vermeld op het keuringsrapport, niet kan worden toegeschreven aan een fout van de keuringsmeester maar aan een fout van het registratiesysteem van verweerster. Verzoeker wijst erop dat er geregeld storingen zijn in dit registratiesysteem en ook eerder sprake was van een foute verwerking door verweerster die aanvankelijk aan verzoeker werd toegeschreven. Verzoeker acht het onredelijk dat verweerster van hem vergt om het keuringsrapport dat na afmelding wordt gegenereerd, ook nog te controleren op een juiste transactiecode. Verzoeker vindt dat het op de weg ligt van verweerster om erkenninghouders op de hoogte te stellen als er iets mis gaat bij het verwerken van de aanmelding in het registratiesysteem. Verzoeker betoogt dat hem onder de gegeven omstandigheden geen verwijt mag worden gemaakt van het ontbreken van de transactiecode op het keuringsrapport voor het voertuig [kentekennummer]. Voor zover dat al zou mogen, acht verzoeker onder de gegeven omstandigheden de opgelegde maatregel disproportioneel.
2.4. Beoordeling door de voorzieningenrechter
2.4.1. Niet in geschil is dat verzoeker eerder binnen 30 maanden een overtreding van categorie I dan wel II heeft begaan. Over het handelen van verzoeker op 18 januari 2010 na de keuring van het voertuig [kentekennummer] overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
2.4.2. Artikel 30, derde lid, van de Regeling bepaalt, en naar de voorzieningenrechter uit het verhandelde ter zitting heeft begrepen werkt de procedure tot afmelding ook zo in de praktijk, dat indien de keurmeester de gegevens genoemd in artikel 30, derde lid, a tot en met h, heeft ingevoerd in verweersters registratiesysteem, dat registratiesysteem de transactiecode, het tijdstip van afmelding, een nieuwe vervaldatum als het voertuig is goedgekeurd en gegevens over een eventuele steekproef genereert. Blijkens het verhandelde ter zitting worden deze gegenereerde gegevens door het registratiesysteem van verweerster afgedrukt op het keuringsrapport. Op het keuringsrapport van verzoeker van 18 januari 2010 voor het voertuig [kentekennummer] is wel een tijdstip van afmelding, een nieuwe vervaldatum voor het goedgekeurde voertuig en "steekproef niet van toepassing" afgedrukt, maar bij transactiecode is een "/" ingevuld door het registratiesysteem. Verweerster heeft blijkens de onderliggende stukken dit probleem voorgelegd aan een automatiseringsdeskundige, [naam]. Deze heeft meegedeeld, mede gelet op het feit dat niet is gebleken van storingen op 18 januari 2010 in het registratiesysteem, het probleem niet te kunnen verklaren.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat onder deze omstandigheden als voldoende vaststaand moet worden aangenomen dat de keurmeester van verzoeker het voertuig [kentekennummer] op juiste wijze bij verweerster heeft afgemeld, maar dat het registratiesysteem van verweerster in reactie daarop ten onrechte geen (juiste) transactiecode heeft gegenereerd. Doordat geen (juiste) transactiecode is gegenereerd, is de afmelding kennelijk door het registratiesysteem tevens niet doorgevoerd in verweersters keuringsregister.
2.4.3. Nu vaststaat dat de keurmeester van verzoeker het voertuig [kentekennummer] op 18 januari 2010 overeenkomstig het bepaalde in artikel 30, derde lid, van de Regeling heeft afgemeld, is geen sprake van een overtreding door verzoeker van die bepaling. Verweerster heeft in het bestreden besluit daarom ten onrechte de intrekking van verzoekers erkenning op een overtreding van artikel 30, derde lid, van de Regeling gebaseerd.
2.4.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter zal onmiddellijk uitspraak op het beroep van verzoeker. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit van 10 augustus 2010 wordt vernietigd wegens strijdt met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
2.4.5. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten en overweegt daartoe het volgende.
Artikel 30, vierde lid, aanhef en onder f, van de Regeling bepaalt dat op het keuringsrapport schriftelijk de transactiecode dient te zijn vermeld. Ingevolge artikel 30, vijfde lid, van de Regeling dient de keurmeester, alvorens het keuringsrapport wordt ondertekend, na te gaan of het rapport volledig is ingevuld. Mogelijk komt verweerster bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar tot de conclusie dat de keurmeester van verzoeker moet worden verweten niet aan deze verplichtingen te hebben voldaan, doordat de keurmeester zich er niet van heeft vergewist of de door het registratiesysteem van verweerster gegenereerde transactiecode een juiste was. In dat geval acht de voorzieningenrechter het niet op voorhand aannemelijk dat verweerster onder de gegeven omstandigheden het enkele niet controleren op dit punt van het keuringsrapport door verzoeker zal aanmerken als van een zwaarte vergelijkbaar met het niet afmelden van een voertuig en daarmee als een overtreding van categorie II waarvan sprake is in het primaire besluit, maar veeleer dat verweerster dit zal aanmerken als een overtreding van categorie I van haar Toezichtbeleidsbrief. Uit het stroomschema van de Toezichtbeleidsbrief volgt dat bij een overtreding van categorie I, de eerdere overtreding van verzoeker binnen 30 maanden in aanmerking nemend, in beginsel een sanctie past bestaande in een voorwaardelijke intrekking van verzoekers erkenning. Aldus bezien zou de door verweerster bij het primaire besluit opgelegde sanctie bestaande in een intrekking van verzoekers erkenning voor de duur van 6 weken in bezwaar geen stand kunnen houden.
2.4.6. Nu is beslist in de hoofdzaak, is een voorlopige voorziening in afwachting van een uitspraak daarin als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb niet langer aan de orde. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt in zoverre afgewezen. Hierboven is overwogen dat een sanctie bestaande in een intrekking van verzoekers erkenning voor de duur van 6 weken bij een nieuw te nemen beslissing op bezwaar op voorhand niet lijkt te kunnen worden gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding gebruik te maken van zijn bevoegdheid van 8:72, vijfde lid, van de Awb en het verzoek om voorlopige voorziening in zoverre toe te wijzen. De voorzieningenrechter schorst bij wijze van voorlopige voorziening het primaire besluit van 19 april 2010 tot zes weken na de nieuw te nemen beslissing op verzoekers bezwaar.
2.4.7. Nu het beroep gegrond is, dient verweerster op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door verzoeker in beroep betaalde griffierecht te vergoeden (€ 150,-). De voorzieningenrechter ziet verder aanleiding om met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, te bepalen dat verweerster het door verzoeker in het verzoek om voorlopige voorziening betaalde griffierecht vergoedt (€ 150,-).
De uitkomst van het geding geeft de voorzieningenrechter grond om verweerster met toepassing van artikel 8:84, vierde lid, in samenhang met artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met het beroep en zijn verzoek om voorlopige voorziening redelijkerwijs heeft moeten maken.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de voorzieningenrechter de kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1311,- (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437,- en wegingsfactor 1).
2.4.8. Gezien het vorenstaande beslist de voorzieningenrechter als volgt.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 10 augustus 2010;
- treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit van 19 april 2010 wordt geschorst tot zes weken na de nieuw te nemen beslissing op verzoekers bezwaar;
- bepaalt dat verweerster aan verzoeker de door hem betaalde griffierechten ten bedrage van € 300,- vergoedt;
- veroordeelt verweerster in de proceskosten tot een bedrag van € 1311,-, welke kosten verweerster aan verzoeker moet vergoeden.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzieningenrechter, en door deze en mr. M. Lammerse, griffier, ondertekend.