ECLI:NL:RBDOR:2010:BN9749

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
7 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
258936 HA VERZ 10-232
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst met zieke werknemer afgewezen wegens onvoldoende bewijs van disfunctioneren en re-integratieproblemen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Dordrecht op 7 september 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Coöperatieve Rabobank Merwestroom U.A. en een zieke werknemer. De werkgever, Rabobank, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van gewichtige redenen, waaronder disfunctioneren van de werknemer en een vertrouwensbreuk. De werknemer, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft het verzoek afgewezen en verzocht om veroordeling van Rabobank in de proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor het gestelde disfunctioneren van de werknemer. De beoordelingen van de werknemer in de jaren voorafgaand aan het verzoek waren overwegend positief. Bovendien heeft de werkgever nagelaten om een verbetertraject op te zetten en de werknemer tijdig te wijzen op zijn functioneren. De kantonrechter oordeelde dat het ontbindingsverzoek verband houdt met de ziekte van de werknemer en dat de problemen in de arbeidsrelatie zijn ontstaan tijdens de ziekteperiode.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de werkgever niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De opstelling van Rabobank jegens de zieke werknemer getuigde niet van zorgvuldigheid. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding afgewezen en Rabobank veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die zijn vastgesteld op € 2.500 voor het salaris van de gemachtigde.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en de verplichtingen van de werkgever bij re-integratie van zieke werknemers. De kantonrechter heeft aangegeven dat meningsverschillen over re-integratie niet moeten leiden tot een ontbindingsverzoek, maar opgelost dienen te worden door open gesprekken tussen werkgever en werknemer, eventueel met hulp van een mediator of bedrijfsarts.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 258936 HA VERZ 10-232
beschikking van de kantonrechter te Dordrecht van 7 september 2010
inzake het verzoek van:
de coöperatie
Coöperatieve Rabobank Merwestroom U.A.,
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
gemachtigde mr. P.M.D. Weijers,
verzoekende partij,
tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met
[naam],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde mr. R.J. Snip,
verwerende partij.
Partijen worden hierna aangeduid als Rabobank en [verwerende partij].
Verloop van de procedure
De kantonrechter beslist op de volgende processtukken:
1. het verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 3 juni 2010;
2. het verweerschrift;
3. de overgelegde producties.
De behandeling van het verzoekschrift is uiteindelijk bepaald op 17 augustus 2010.
De gemachtigden van partijen hebben gepersisteerd bij het in het verzoekschrift en
verweerschrift gestelde en hebben hun standpunten nog mondeling nader toegelicht,
beiden aan de hand van pleitaantekeningen.
Omschrijving van het geschil
1. De feiten
1.1. [verwerende partij], geboren op [geboortedatum] en derhalve nu 37 jaar oud, is op
2 juni 1997 in dienst getreden bij (een rechtsvoorgangster van) Rabobank in de functie van beleggings-specialist tegen een salaris van laatstelijk € 4.394,10 bruto per maand excl. vakantietoeslag en emolumenten.
1.2. De beoordelingen van [verwerende partij] in de jaren 1998-2005 waren goed. De beoordelingen in de jaren 2006-2008 waren wat betreft individuele resultaten goed, zeer goed resp. goed, wat betreft individuele competenties redelijk, goed resp. goed en wat betreft collectieve resultaten redelijk, uitmuntend resp. redelijk. Het (mede daarop gebaseerde) percentage variabel inkomen beliep in 2006 5%, in 2007 8,5% en in 2008 8%.
1.3. In 2006 en 2007 heeft [verwerende partij] op kosten van Rabobank een HR-opleiding gevolgd met de bedoeling dat hij een andere functie, namelijk die van HR-adviseur, zou gaan bekleden. Tot dat laatste is het niet gekomen.
1.4. Vanaf september 2008 tot maart 2009 is [verwerende partij] arbeidsongeschikt geweest.
1.5. Vanaf 10 september 2009 is [verwerende partij] arbeidsongeschikt vanwege een depressie.
1.6. Op 29 oktober 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verwerende partij], [naam] (Manager Private Banking) en [naam] (bedrijfsarts). In de daarvan opgemaakte “Interne nota” d.d. 2 november 2009 (productie 7 bij verzoekschrift) staat onder meer het volgende:
“(...) Aanleiding voor het gesprek was het de re-integratie te bespreken met [voornaam verwerende partij]. (...)
Hij geeft aan zich een stuk beter te voelen en afspraken te willen maken over re-integratie door een opbouw in de werkzaamheden af te spreken. [Voornaam Manager Private Banking] geeft aan dat gezien de (toekomstige) ontwikkelingen in de functie, de historie in het dossier van [initialen verwerende partij], de onvoldoende ontwikkeling in de klantportefeuille van [initialen verwerende partij] en de initiatieven die in het verleden zijn genomen hij niet wil overgaan tot re-integratie binnen de functie van BSP [= beleggingsspecialist, toevoeging kantonrechter].
Dit komt voor [initialen verwerende partij] als een verrassing. (...)
[naam bedrijfsarts] geeft aan dat hij een rapport op zal stellen waarin tot uiting zal komen dat er medisch geen belemmeringen zijn voor re-integratie binnen de functie van BSP en dat werkgever en werknemer het niet eens zijn over het re-integratie traject. (...).”
1.7. Na dit gesprek hebben partijen, kort gezegd, met elkaar gesproken en gecorrespon- deerd over de mogelijkheid van mediation, echter tevergeefs.
2. Het verzoek
2.1. Rabobank verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande in gewijzigde omstandigheden, onder toekenning van een vergoeding aan [verwerende partij] van € 19.000, kosten rechtens.
Rabobank stelt daartoe, samengevat, het volgende.
2.2. Reeds in 2006/2007 en in 2009 was Rabobank niet tevreden over het functioneren van [verwerende partij]. Hij is meermaals erop gewezen dat hij de verwachtingen van Rabobank ten aanzien van de uitoefening van de functie van beleggingsspecialist niet waarmaakte. De ontwikkeling van de klantportefeuille van [verwerende partij] was onvoldoende. Verder heeft [verwerende partij] in oktober/november 2009 ’s avonds op kantoor (vertrouwelijke) documenten gecopieerd waarbij hij een collega heeft misleid om toegang te krijgen tot een afgesloten bureau met OR-dossiers en heeft [verwerende partij] op briefpapier van een andere relatie van Rabobank (Makelaardij Alblasserwaard) een declaratie van € 25 aan een klant gezonden met betrekking tot het door die klant te laat afleveren van zijn lease-auto. Door een en ander is sprake van een vertrouwensbreuk, nog afgezien van het verschil van inzicht met betrekking tot het functioneren en de re-integratie van [verwerende partij]. Re-integratie in zijn oude functie van beleggingsspecialist is daarom niet reëel, terwijl [verwerende partij] niet wil meewerken aan re-integratie elders.
3. Het verweer
3.1. [verwerende partij] verzoekt het verzoek tot ontbinding af te wijzen met veroordeling van Rabobank in de proceskosten. Hij voert daartoe, samengevat, het volgende aan.
3.2. Het verzoek houdt verband met ziekte. De aangevoerde gronden zijn onvoldoende om ontbinding te rechtvaardigen, terwijl er geen legitieme redenen voor zijn dat Rabobank de op haar rustende re-integratieverplichtingen naast zich neerlegt. Er is geen enkele feitelijke onderbouwing van de stelling dat [verwerende partij] disfunctioneert. Een verbeteringstraject is evenmin ingezet. [verwerende partij] heeft inderdaad (niet vertrouwelijke, voor alle medewerkers beschikbare) stukken op kantoor gecopieerd, maar dat was in een paniekreactie op de onverwachte mededeling van Rabobank in het gesprek op 29 oktober 2009 dat [verwerende partij] niet kon re-integreren in zijn oude functie. [verwerende partij] wilde aldus zijn bewijspositie veilig stellen. Om van zijn irritatie over de te late aflevering van zijn lease-auto na reparatie blijk te geven heeft [verwerende partij] op een blocnote met het logo van Makelaardij Alblasserwaard gezet dat de garage € 25 naar zijn rekening moest overmaken. Rabobank blaast deze feiten enorm op. Van een definitieve vertrouwensbreuk is geen sprake. [verwerende partij] wil re-integreren en wil daarover een open gesprek met Rabobank voeren.
Beoordeling van het geschil
4.1. Voordat het verzoek inhoudelijk kan worden beoordeeld dient de kantonrechter zich ervan te vergewissen of het ontbindingsverzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Zij meent dat dat het geval is.
4.2. Van het gestelde disfunctioneren van [verwerende partij] blijkt niet. Indien een werkgever van mening is dat een werknemer onvoldoende functioneert, dient hij hem daarop aan te spreken op een wijze zoals in arbeidsrechtelijke verhoudingen van een goede werkgever mag worden verwacht. Hiervan blijkt in het geheel niets. Officiële beoordelingsgesprekken hebben wel plaatsgevonden, maar uit de daarvan opgemaakte verslagen kan niet worden opgemaakt dat [verwerende partij] niet functioneerde als beleggingsspecialist, integendeel: deze beoordelingen waren positief zoals hiervoor ook is vastgesteld in 1.2. Dat [verwerende partij] op enige afzonderlijke onderdelen wel eens wat minder positief is beoordeeld, doet daar niet aan af. Er zijn geen schriftelijke waarschuwingen uitgegaan. Er is geen verbetertraject – met verbeterpunten en evaluatiemomenten – voorgesteld en evenmin heeft Rabobank aan [verwerende partij] tijdig duidelijk gemaakt wat bij gebreke van verbetering de consequenties zouden zijn (bijv. beëindiging van de arbeidsovereenkomst). Rabobank had [verwerende partij] er expliciet op moeten wijzen dat zij van mening was dat hij onvoldoende functioneerde op een of meer punten die tot diens taak behoren en had [verwerende partij] vervolgens ook een reële kans moeten bieden zich te verbeteren, waartoe zij zonodig de middelen diende aan te reiken (begeleiding, coaching, cursussen etc.). Van dit alles blijkt niets, hetgeen te meer klemt nu binnen de grote Rabobank- organisatie uitgebreide trajecten zijn beschreven om disfunctionerende werknemers weer op het goede spoor te krijgen (zie het door [verwerende partij] overgelegde document “Bijsturings- mogelijkheden in geval van onvoldoende functionerende medewerkers”, productie 19 bij verweerschrift).
4.3. Dat disfunctioneren van [verwerende partij] als beleggingsspecialist de reden was om hem (op kosten van Rabobank) een HR-opleiding te laten volgen met als doel hem als HR-adviseur te werk te stellen, suggereert Rabobank wel maar is niet aannemelijk geworden.
4.4. Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het aannemelijk dat het ontbindings- verzoek verband houdt met de ziekte van [verwerende partij]. De timing van het op 29 oktober 2009 gevoerde gesprek en de daarin namens Rabobank gedane mededelingen (met name de woorden ”de historie in het dossier van [initialen verwerende partij]”), zoals hiervoor aangehaald in 1.6, wijzen daar ook op. Dit wordt nog onderstreept door het in punt 24 van het verzoekschrift gestelde: “De Rabobank vond het om deze redenen – en daarbij tevens ook de gezondheid van [verwerende partij] en zijn regelmatige uitval voor langere periodes in het verleden in aanmerking nemend – niet verantwoord [verwerende partij] in zijn eigen functie te re-integreren.”, hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is herhaald (vgl. punt 8 en 9 van de pleitaantekeningen van mr. Weijers). In feite is sprake van een verschil van inzicht over de reïntegratie van [verwerende partij]. Voor zover dit heeft geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding en een vertrouwensbreuk, zijn deze dus ontstaan tijdens de ziekteperiode van [verwerende partij] en houden deze naar het oordeel van de kantonrechter rechtstreeks verband met de arbeidsongeschiktheid van [verwerende partij]. Het verzoek zal daarom moeten worden afgewezen, tenzij zich andere omstandigheden voordoen die een gewichtige reden voor ontbinding vormen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.7. Dat er volgens Rabobank – als gevolg van twee “incidenten” (copiëren van stukken en uitschrijven van een “declaratie” in verband met te laat afleveren auto) – sprake is van een zodanige vertrouwensbreuk dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk is en dat er geen andere mogelijkheid is dan ontbinding van de arbeidsovereenkomst, is onvoldoende aannemelijk geworden. Zelfs indien dit door Rabobank als zodanig wordt ervaren, kan niet zonder meer worden ingezien dat dat een gewichtige reden is om nu de arbeidsovereenkomst te ontbinden, aldus de op Rabobank rustende wettelijke re-integratieverplichtingen illusoir makend.
4.8. Overigens heeft [verwerende partij] ook belang bij voortzetting van het dienstverband. Partijen twisten over de vraag aan wie het ligt dat re-integratie nog niet van de grond is gekomen, maar de oorzaak daarvan zal in het midden worden gelaten. Vast staat immers wel dat het van re-integratie niet is gekomen, terwijl [verwerende partij] stelt dat wel te willen en daartoe ook mogelijkheden ziet, primair binnen Rabobank en zonodig daarbuiten. Indien er verschil van mening bestaat tussen werkgever en werknemer over re-integratie, dient de werkgever niet te grijpen naar het meest vér strekkende, te weten het indienen van een ontbindingsverzoek, maar dienen werkgever en werknemer dat meningsverschil met elkaar op te lossen, zonodig door tussenkomst van bijv. bedrijfsarts of mediator, in een open gesprek zonder dat daaraan tevoren door (één van) partijen enige voorwaarde wordt gesteld.
4.9. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek zal worden afgewezen. De opstelling van Rabobank jegens haar zieke werknemer [verwerende partij] getuigt niet van zorgvuldigheid en daarom ziet de kantonrechter aanleiding om Rabobank – zoals door [verwerende partij] aanvullend ter zitting verzocht – te veroordelen in de proceskosten als na te melden.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, in deze procedure aan de zijde van [verwerende partij] gevallen, welke kosten tot op deze beslissing zijn bepaald op € 2.500 voor salaris van de gemachtigde van [verwerende partij].
Deze beslissing is gegeven door mr. I. Bouter, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2010, in aanwezigheid van de griffier.