ECLI:NL:RBDOR:2010:BO0374

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
87594 HAZA 10-2485
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar kantonrechter in arbeidsgeschil met non-concurrentiebeding

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Dordrecht op 6 oktober 2010, is een geschil ontstaan tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [eiseres], en [gedaagde], die als zelfstandig ondernemer werkzaam was. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst en een koopovereenkomst die beide een non-concurrentiebeding bevatten. [Eiseres] heeft op 28 augustus 2009 de assurantieportefeuille van [betrokken BV] gekocht, waarbij [gedaagde] als bestuurder van de verkoper betrokken was. In de koopovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen dat [gedaagde] verbiedt om gedurende vijf jaar concurrerende activiteiten te ontplooien.

De procedure begon met een dagvaarding op 16 juni 2010, waarin [eiseres] vorderingen indiende tegen [gedaagde] voor een bedrag van € 80.000, alsook voor schadevergoeding en afgifte van administratie. [Eiseres] stelde dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld door tijdens zijn dienstverband klanten van [eiseres] te bedienen en concurrerende werkzaamheden te verrichten. [Gedaagde] heeft in het incident verzocht om onbevoegdverklaring van de rechtbank, stellende dat de kantonrechter bevoegd was vanwege de aard van de vorderingen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiseres] samenhangen met de arbeidsovereenkomst en dat de kantonrechter op basis van artikel 94 Rv bevoegd is om van alle vorderingen kennis te nemen. De rechtbank heeft de zaak daarom verwezen naar de kantonrechter in Dordrecht, waarbij partijen zijn geïnformeerd over de verdere procedure en de mogelijkheid om zonder advocaat te verschijnen. De beslissing over de proceskosten is aan de kantonrechter overgelaten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 87594 / HA ZA 10-2485
Vonnis in incident van 6 oktober 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Puttershoek,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.H.G. de Neef,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [X] Financieel Advies
wonende te Maasdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. E. den Hartog.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 16 juni 2010 en de daarbij overgelegde producties;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De vaststaande feiten
2.1. [eiseres] heeft op 28 augustus 2009 de assurantieportefeuille van [betrokken BV] gekocht. [gedaagde] was toen bestuurder van verkoopster.
In de koopovereenkomst staat onder meer het volgende:
“De ondergetekenden:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [betrokken BV], hierna te noemen de verkoper, (…) te dezen vertegenwoordigd door de heer [voornamen gedaagde] [gedaagde] (…)”
In artikel 13 van de koopovereenkomst staat onder meer het volgende:
“1. In verband met de in deze overeenkomst beschreven koop en verkoop van de onderneming verbindt de verkoper zich jegens de koper, om gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de leveringsdatum, in een straal van 50 kilometer met de plaats van vestiging van de onderneming als middelpunt, direct noch indirect, voor eigen rekening of voor rekening van derden, behoudens voor rekening van de onderneming, in welke vorm of hoedanigheid dan ook:
a. werknemers van de onderneming te werven door hen een (tijdelijk) dienstverband aan te bieden of anderszins werkzaamheden te laten verrichten. Onder werknemers van de onderneming wordt op enig moment verstaan: personen die bij de onderneming werkzaam zijn of minder dan één jaar daarvoor bij de onderneming waren;
b. activiteiten – op welke wijze en in welke omvang dan ook – te ondernemen met betrekking tot de relaties van de onderneming. Onder relaties van de onderneming wordt op enig moment verstaan: (rechts)personen, die opdrachten aan de onderneming verstrekken of bij de onderneming aanbrengen of die anderszins bestanddelen of diensten aan, bij of van de onderneming hebben verstrekt, aangebracht of afgenomen.
2. (…) De bestuurder van de verkoper staat er persoonlijk voor in, dat hij in privé dit non-concurrentiebeding ook zal nakomen. Daarvoor tekent hij onderhavige overeenkomst voor akkoord mee.
(…)”
[gedaagde] heeft de overeenkomst ondertekend.
2.2. [gedaagde] is op 1 september 2009 bij [eiseres] in dienst getreden.
2.3. [eiseres] en [gedaagde] hebben op 9 februari 2010 een overeenkomst inzake beëindiging arbeidsovereenkomst gesloten. Daarin staat onder meer het volgende:
“Ondergetekenden:
1.) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Assurantiekantoor [eiseres] (…), hierna te noemen: “werkgever”;
en
2.) de heer [gedaagde] (…), hierna te noemen: “werknemer”;
(…)
in aanmerking nemende:
(…)
dat werknemer aan werkgever de wens te kennen heeft gegeven de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2010 te willen beëindigen, waarmee werkgever akkoord is gegaan, zulks onder de hierna volgende voorwaarden en bedingen;
(…)
3.) Onverminderd het bepaalde in de artikel 13 van de overeenkomst Koop en verkoop van onderneming van 28 augustus 2009 tussen [betrokken BV] en werkgever, partijen genoegzaam bekend en ter zake waarvan zij geen nadere omschrijving verlangen, is het werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever verboden om gedurende het tijdvak dat zal eindigen op 31 januari 2015 als zelfstandig ondernemer (…), direct of indirect, om niet of tegen betaling, zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop de onderneming van werkgever zich toelegt, te leveren c.q. te verlenen aan diegenen die op 31 januari 2010 dergelijke zaken of diensten van werkgever betrokken, hierna te noemen: “klanten/relaties”, dan wel om gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei andere wijze betrokken te zijn, belang te hebben bij, financieel geïnteresseerd te zijn bij de levering c.q. verlening van zulke zaken of diensten aan klanten/relaties, dan wel om gedurende het genoemde tijdvak met deze derden contacten van commerciële aard, hoe ook genaamd en in welke vorm dan ook, te onderhouden.
(…)”
3. Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
3.1. [eiseres] vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen:
- primair tot betaling van een bedrag van € 80.000,=;
- subsidiair tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet als ook tot afgifte van zijn administratie 2009 en 2010 met betrekking tot zijn verzekeringsportefeuilles, spaarproducten en andere bankproducten op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag of deel van een dag dat [gedaagde] na betekening van het vonnis niet aan de veroordeling voldoet;
- tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3.2. [eiseres] heeft primair nakoming aan haar vordering ten grondslag gelegd. Volgens [eiseres] is [gedaagde] uit hoofde van de koopovereenkomst een bedrag van € 50.000,= en uit hoofde van zowel de koopovereenkomst als de overeenkomst inzake beëindiging arbeidsovereenkomst een bedrag van € 30.000,= aan haar verschuldigd.
[eiseres] heeft subsidiair onrechtmatige daad aan haar vordering ten grondslag gelegd. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] jegens haar onrechtmatig gehandeld door tijdens de arbeidsovereenkomst haar klanten te bedienen, verzekeringen van [eiseres]s klanten te (doen) royeren en voor eigen rekening nieuwe verzekeringen aan te bieden, althans zonder [eiseres]s toestemming en medeweten concurrerende werkzaamheden voor eigen rekening te verrichten.
3.3. [gedaagde] vordert in het incident – voor alle weren – dat de rechtbank zich bij vonnis onbevoegd verklaart om van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen en de zaak te verwijzen naar de bevoegde rechter, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident.
3.4. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat een van de vorderingen betrekking heeft op een arbeidsovereenkomst, zodat de kantonrechter bevoegd is van alle vorderingen kennis te nemen.
3.5. [eiseres] heeft zich met betrekking tot de vordering in het incident gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4. De beoordeling in het incident
4.1. Uit de overeenkomst inzake beëindiging arbeidsovereenkomst volgt dat tussen partijen een (mondelinge) arbeidsovereenkomst bestond die beëindigd is door het sluiten van de overeenkomst inzake beëindiging arbeidsovereenkomst.
[eiseres] vordert primair onder andere nakoming van het non-concurrentiebeding zoals dat is bepaald in artikel 3 van de overeenkomst inzake beëindiging arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat deze vordering betrekking heeft op een arbeidsovereenkomst in de zin van titel 7:10 Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 93 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de kantonrechter bevoegd van zo’n vordering kennis te nemen. Voor het overige wordt primair gevorderd nakoming van het non-concurrentiebeding zoals dat is bepaald in artikel 13 van de koopovereenkomst. De samenhang tussen beide vorderingen, te weten nakoming van het non-concurrentiebeding, verzet zich tegen afzonderlijke behandeling, zodat mede gelet op het bepaalde in artikel 94 Rv de zaak naar de kantonrechter in deze rechtbank zal worden verwezen.
4.2. De beslissing omtrent de proceskosten die tot op heden zijn gemaakt in de hoofdzaak en het incident wordt overgelaten aan de kantonrechter.
5. De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Dordrecht, op 28 oktober 2010 om 10.00 uur;
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren;
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen;
wijst partijen erop dat de kantonrechter zal beslissen over de proceskosten in deze procedure.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2010.?