ECLI:NL:RBDOR:2010:BO8112
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vertegenwoordigersbevoegdheid en schijn van vertegenwoordigersbevoegdheid in interregionale privaatrechtelijke geschillen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van der Padt & Partners B.V. (hierna: Van der Padt) betaling van een factuur door N.V. de Watertoren (hierna: de Watertoren). De vordering was gebaseerd op een mondelinge opdracht die Van der Padt zou hebben ontvangen van een vertegenwoordiger van de Watertoren, [betrokkene 2]. De rechtbank diende te beoordelen of [betrokkene 2] daadwerkelijk vertegenwoordigingsbevoegd was om de opdracht te geven en of er sprake was van een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid die de Watertoren zou kunnen binden.
De procedure begon met een tussenvonnis van 9 juni 2010, gevolgd door een comparitie op 13 september 2010. De rechtbank stelde vast dat de Watertoren zich bezighoudt met het beleggen in en beheren van onroerende zaken en dat zij eigenaresse is van het Watertorenterrein te Sliedrecht. De rechtbank onderzocht de intentieovereenkomst en het plan van aanpak, waarin de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokken partijen werden uiteengezet. De rechtbank concludeerde dat de volmacht die aan [betrokkene 2] was verleend, enkel betrekking had op de relatie tussen de Watertoren en de gemeente Sliedrecht, en niet op de relatie met derden zoals Van der Padt.
De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat [betrokkene 2] uit andere hoofde bevoegd was om namens de Watertoren de opdracht te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Van der Padt moesten worden afgewezen, omdat [betrokkene 2] niet vertegenwoordigingsbevoegd was en er geen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid was die aan de Watertoren kon worden toegerekend. Van der Padt werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die op dat moment waren begroot op EUR 1.220,00.