ECLI:NL:RBDOR:2010:BO8424

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/62
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.H.J.G. Brekelmans
  • C. Groenewegen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering éénoudertoeslag en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Informatie Beheer Groep, thans de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had een vordering opgelegd gekregen wegens ten onrechte ontvangen éénoudertoeslag over de periode van januari 2006 tot en met augustus 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de betrokken periode gehuwd was, maar dat er voldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat zij duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot. De rechtbank oordeelde dat de intentie van eiseres om haar eigen leven te leiden als ware zij niet gehuwd, bestendig was bedoeld. Dit leidde tot de conclusie dat de terugvordering van de éénoudertoeslag door verweerder niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht dient te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de omstandigheden van de betrokkenen zorgvuldig te wegen in het kader van de wetgeving omtrent studiefinanciering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/62
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
tegen
de Informatie Beheer Groep, thans de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.
gemachtigde: mr. G.J.M. Naber, werkzaam bij de Dienst Uitvoering Onderwijs.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluiten van 11 september 2009 aan eiseres een vordering opgelegd wegens ten onrechte ontvangen één-oudertoeslag over de periode januari 2006 tot en met augustus 2007.
Tegen deze besluiten heeft eiseres bij brief van 12 oktober 2009 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 9 december 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 4 januari 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zaak is op 7 oktober 2010 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen: Awb) het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat.
Na afloop van het hervatte vooronderzoek heeft de rechtbank - mede gelet op de daarvoor door partijen gegeven toestemming - aanleiding gezien om op grond van artikel 8:64, vijfde lid van de Awb te bepalen dat de nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3.5, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) wordt aan een studerende zonder partner die een of meer kinderen heeft van jonger dan 18 jaren die niet tot het huishouden van een ander behoren, voor wie deze op grond van de Algemene Kinderbijslagwet aanspraak op kinderbijslag heeft, een toeslag voor een één-oudergezin toegekend.
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 wordt verstaan onder partner: partner als bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
Ingevolge artikel 3, eerste lid aanhef en onder a, van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (hierna: AWIR) is de partner van de belanghebbende de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerd partner.
2.2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de beslissing gehandhaafd dat eiseres van januari 2006 tot en met augustus 2007 ten onrechte een één-oudertoeslag ingevolge de Wsf 2000 heeft ontvangen en dat voormelde één-oudertoeslag zal worden teruggevorderd. Verweerder stelt hiertoe dat uit de gemeentelijke basisadministratie is gebleken dat eiseres in die periode gehuwd was.
2.3. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Eiseres voert aan dat zij ten tijde van haar studie een alleenstaande moeder was, zoals blijkt uit een uittreksel van de gemeenschappelijke basisadministratie (hierna: GBA). Op zich was eiseres tijdens haar studie wel gehuwd, maar verbleef haar echtgenoot in detentie in het buitenland. Feitelijk was eiseres dus een duurzaam gescheiden moeder. Verder wil eiseres wel scheiden van haar man, maar culturele achtergronden maken die nodeloos ingewikkeld voor haar.
2.4. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.4.1. Vast staat dat eiseres over de periode van januari 2006 tot en met augustus 2007 (hierna: de betrokken periode) een één-oudertoeslag ingevolge de Wsf 2000 heeft ontvangen. Bij het bestreden besluit is deze toeslag teruggevorderd omdat na controle van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA) is gebleken dat eiseres gedurende de genoemde periode gehuwd was met [naam]
2.4.2. De vraag die aan de orde is is of gedurende genoemde periode eiseres gehuwd was en of er sprake was van het feit dat sprake was van een niet noodgedwongen scheiding.
2.4.3. Tussen partijen is niet in geschil en ook voor de rechtbank staat vast dat eiseres in de betrokken periode gehuwd was. De vraag die voorligt is of gedurende genoemde periode sprake was van een niet noodgedwongen scheiding.
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 31 oktober 2006, LJN: AV9537) is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten eerst sprake indien het een door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, waardoor ieder van hen afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld.
2.4.4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting staat voor de rechtbank het volgende vast.
Eiseres was in de betrokken periode gehuwd met [naam]
[naam] was in de betrokken periode ingeschreven in de gemeente [plaatsnaam1] (van 4 januari 2006 tot 23 februari 2006) en de gemeente [plaatsnaam2 ] (van 23 februari 2006 tot 16 februari 2009).
Eiseres was in de betrokken periode woonachtig aan de [adres1] en aan de [adres2].
[naam] is in de periode van 25 mei 2001 tot en met 17 mei 2005 gedetineerd geweest in [land1] en van 21 augustus 2009 tot en met 3 augustus 2010 in [land2].
Voorts blijkt uit psychologisch onderzoek van 9 november 2009 van Arnold van Oosterhout, psycholoog, dat eiseres veel spanningen ervaart, omdat haar man haar in de steek heeft gelaten en zij eigenlijk wel wil scheiden maar dat aan de andere kant niet wil vanwege haar dochters. Daarnaast is het ongepast in haar cultuur om te scheiden.
2.4.5. Anders dan verweerder ziet de rechtbank in voornoemde omstandigheden voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat eiseres voldoet aan de onder 4.2.3. genoemde omschrijving van duurzaam gescheiden in de betrokken periode: indien het een door beide betrokkenen, of één van hen, in casu eiseres, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, waardoor ieder van hen afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen, in casu eiseres als bestendig is bedoeld.
Voor zover verweerder stelt dat eiseres is bevallen van een dochter op [datum], merkt de rechtbank op dat de verwekking van deze dochter in zijn algemeenheid moet hebben voorgedaan na de betrokken periode, zodat daar minder waarde aan kan worden gehecht. Daarnaast heeft de rechtbank, gelet op het gestelde onder 2.4.4., aanknopingspunten te veronderstellen dat eiseres onder druk van haar omgeving en ingegeven door haar cultuur alsnog zwanger is geworden. Dit alles maakt niet dat de rechtbank niet de overtuiging heeft dat eiseres in de betrokken periode de intentie heeft gehad afzonderlijk haar eigen leven te leiden als ware zij niet gehuwd en dat dit als bestendig was bedoeld.
Hieruit vloeit voort dat verweerder op grond van artikel 3.5, eerste lid, van de Wsf 2000 niet heeft kunnen besluiten om de éénoudertoeslag terug te vorderen.
2.4.6. Dit brengt met zich mee dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3.5, eerste lid, van de Wsf 2000 en dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid zelf in de zaak te voorzien als bedoeld in artikel 8:72, vierde lid, van de Awb door het bezwaar gegrond te verklaren en de primaire besluiten te herroepen.
2.5. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
2.6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu niet is gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die voor vergoeding op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb in aanmerking komen.
Gelet op het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Rotterdam,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 9 december 2009;
- verklaart het bezwaar gegrond en herroept de primaire besluiten van 11 september 2009;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,- vergoedt;
Aldus gegeven door mr. F.H.J.G. Brekelmans, rechter, en door deze en C. Groenewegen, griffier, ondertekend.