ECLI:NL:RBDOR:2010:BU1941
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak bestuursrecht inzake verzoek om vrijstelling sluitingsuur horeca-inrichting
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Dordrecht, gedateerd 28 oktober 2010, wordt een verzoek om vrijstelling van het sluitingsuur voor een horeca-inrichting behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.S. Wijling, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Oud-Beijerland, die het verzoek om vrijstelling had afgewezen. De burgemeester verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat eiser volgens hem geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling, aangezien de data waarvoor vrijstelling was gevraagd inmiddels waren verstreken. Eiser stelde echter dat hij schade had geleden door het besluit, omdat hij contracten had gesloten met muzikanten en leveranciers, en dat hij omzetverlies had geleden doordat hij op de betreffende dagen zijn zaak eerder moest sluiten.
De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden als gevolg van het besluit. De rechtbank verwees naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat procesbelang kan bestaan indien schade is geleden door bestuurlijke besluitvorming. De rechtbank concludeerde dat eiser een processueel belang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het weigeringsbesluit.
Om het geschil op te lossen, paste de rechtbank de bestuurlijke lus toe, waardoor verweerder in de gelegenheid werd gesteld om een materiële beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiser. De rechtbank stelde een termijn van drie weken in voor verweerder om het gebrek te herstellen en verzocht om tijdige terugkoppeling over het gebruik van deze gelegenheid. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen in bestuursrechtelijke procedures en de mogelijkheden voor herstel van besluiten.