ECLI:NL:RBDOR:2011:BP0710
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A.C. Prins
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift inzake studiefinanciering
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam geoordeeld over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift van eiseres tegen het Bericht Terugbetalen 2010 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de mededeling dat zij vanaf 1 januari 2011 € 45,41 per maand moest betalen voor haar studiefinanciering. De rechtbank constateerde dat eiseres geen inhoudelijke grieven had ingediend tegen het vastgestelde bedrag, dat het wettelijke minimum betreft. De rechtbank benadrukte dat het aflossingsbedrag rechtstreeks uit de wet voortvloeit en dat eiseres de mogelijkheid heeft om een verzoek tot draagkrachtmeting in te dienen als zij niet in staat is het bedrag te betalen.
De rechtbank oordeelde verder dat het bericht van 6 februari 2010 geen besluit bevatte in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen rechtsgevolg had en enkel een herhaling was van de eerder vastgestelde schuld. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep om haar standpunt te onderbouwen. Eiseres had aangevoerd dat het bericht elementen bevatte die voor bezwaar en beroep vatbaar waren, maar de rechtbank was van mening dat dit niet het geval was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de vermelding van een bezwaarclausule in het bericht niet automatisch betekent dat het als besluit moet worden aangemerkt.
Tot slot concludeerde de rechtbank dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.C. Prins, rechter, en ondertekend door C. Groenewegen, griffier.