vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 90886 / KG ZA 11-32
Vonnis in kort geding van 3 februari 2011
[Eiser]
wonende te Zwijndrecht,
eiser,
advocaat mr. A.C. de Bakker,
de stichting
STICHTING WOONKRACHT 10 (voorheen genaamd FORTA),
gevestigd te Zwijndrecht,
gedaagde,
advocaat mr. E. de Ruiter.
Partijen zullen hierna [eiser] en Woonkracht 10 genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 12 januari 2011, met producties,
- de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 20 januari 2011,
- de pleitnota van [eiser],
- de pleitnota van Woonkracht 10,
- de door Woonkracht 10 overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Woonkracht 10 is een toegelaten instelling van volkshuisvesting ex artikel 70 Woningwet. Zij is aangesloten bij Woonkeus Drechtsteden, welke is opgericht door de woningcorporaties in de Drechtsteden om de vraag en het aanbod van huurwoningen samen te brengen.
2.2. In het verleden heeft [eiser] van (de rechtsvoorgangster) van Woonkracht 10 een woning gehuurd. Gedurende de loop van die huurovereenkomst heeft [eiser] meermalen een huurachterstand opgelopen, hetgeen er uiteindelijk toe heeft geleid dat de huurovereenkomst bij vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 21 februari 2002 is ontbonden en de betreffende woning op 12 november 2002 is ontruimd. Op de toen bestaande huurachterstand heeft [eiser] niet afgelost. De schuld bedraagt thans € 3.343,95.
2.3. Na voormelde ontruiming heeft [eiser] een woning van een particuliere verhuurder gehuurd. Op 19 april 2007 is deze woning ontruimd wegens wanbetaling.
2.4. [eiser] staat thans 1,5 jaar bij Woonkeus Drechtsteden als woningzoekende ingeschreven. Hij woont thans circa 16 maanden met zijn gezin bij zijn 83-jarige schoonmoeder in. Het gezin van [eiser] bestaat naast hem en zijn echtgenote uit twee dochters van respectievelijk 25 en 20 jaar. Deze dochters wonen thans (tijdelijk) elders.
2.5. Op basis van het door Woonkracht 10 gehanteerde verdelingssysteem kwam [eiser] in aanmerking voor de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Nadat een intakegesprek met [eiser] had plaatsgevonden heeft Woonkracht 10 bij brief van 27 oktober 2010 [eiser] laten weten te weigeren met hem een huurovereenkomst aan te gaan wegens een huurachterstand en het feit dat hij in de afgelopen vijf jaar ontruimd is geweest.
3.1. [eiser] vordert samengevat - Woonkracht 10 te veroordelen om aan [eiser] een woning toe te wijzen (gelijk aan de woning [adres], zijnde een portiekwoning in [woonplaats] met vier kamers en een maandhuur tussen de € 400 en € 500), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2. Woonkracht 10 voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Niet ter discussie staat dat [eiser] een spoedeisend belang bij zijn vordering heeft.
4.2. [eiser] stelt dat Woonkracht 10, gelet op de bijzondere omstandigheden waarin [eiser] met zijn gezin verkeert en het ontbreken van enig concreet uitzicht op een andere woning, onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door hem de woning aan [adres] te [woonplaats] te weigeren. Voorts stelt [eiser] dat Woonkracht 10 de plicht heeft zich in te spannen om het krachtens artikel 8 EVRM aan hem toekomende recht op family life te verwezenlijken.
4.3. Het bestaan van genoemde inspanningsverplichting is door Woonkracht 10 op goede gronden bestreden. Artikel 8 EVRM geeft [eiser] jegens een ieder recht op eerbiediging van zijn gezinsleven. Niet gesteld is dat Woonkracht 10 ten aanzien van het ontstaan van de huidige situatie waarin het gezin van [eiser] verkeert enig verwijt treft. Aan genoemd grondrecht kan geen verplichting van een particulier, zoals een woningstichting, worden ontleend om zich in te spannen voor verbetering van die situatie. Dat Woonkracht 10 een toegelaten instelling van volkshuisvesting ex artikel 70 Woningwet is, maakt dat niet anders. Het belang van [eiser] bij verbetering van de situatie waarin hij met zijn gezin verkeert is derhalve niet meer dan één van de belangen die bij de na te melden belangenafweging dient te worden betrokken.
4.4. Uitgangspunt is dat het Woonkracht 10, als privaatrechtelijke instelling, in beginsel vrijstaat om te bepalen met wie zijn een huurovereenkomst wenst te sluiten. De maatschappelijke verantwoordelijkheid die Woonkracht 10 als toegelaten instelling van volkshuisvesting in de zin van artikel 70 Woningwet toekomt, brengt echter mee dat zich bijzondere gevallen kunnen voordoen waarin haar weigering om aan een woningzoekende een woning te verschaffen – gelet op de wederzijdse belangen – in strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheidplicht die van haar kan worden gevergd.
4.5. Het door [eiser] gestelde belang bij toewijzing van een woning bestaat uit een gezond leefmilieu voor zijn gezin en het maken een nieuwe start. Ter onderbouwing daarvan is door hem aangevoerd en met bescheiden onderbouwd dat de huidige woonsituatie ongezond is en dat hij, zijn gezinsleden en zijn schoonmoeder daardoor veel spanningen ervaren. Hier tegenover staat het belang van Woonkracht 10 bij het voorkomen van een financieel risico. Woonkracht 10 vreest, gezien de voorgeschiedenis en de schuldenlast van [eiser], een nieuwe huurachterstand en beroept zich op het door haar voorbehouden recht om de woning niet aan te bieden indien blijkt dat nog sprake is van een huurachterstand bij haar, welk voorbehoud kenbaar is gemaakt op de website van Woonkeus Drechtsteden.
4.6. Op basis van de voorgeschiedenis die uit de onder 2.2 en 2.3 weergegeven feiten blijkt, komt de vrees dat [eiser] opnieuw een huurachterstand zal laten ontstaan gerechtvaardigd voor. De bereidheid van [eiser] om de Sociale Dienst de huurpenningen op zijn bijstandsuitkering te laten inhouden en te laten afdragen aan Woonkracht 10, doet hier niet aan af. Anders dan door [eiser] is betoogd, biedt een daartoe strekkende machtiging aan de Sociale Dienst geen garantie voor de voldoening van de huur, aangezien die machtiging te allen tijde kan worden ingetrokken, hetgeen [eiser], zoals hij ter zitting heeft toegegeven, in het verleden al eens heeft gedaan. Het aanbod van [eiser] om op enigerlei wijze zekerheid van betaling van de huurpenningen te bieden, is te vaag om in dit geding te kunnen worden getoetst.
4.7. Niet bestreden is dat Woonkracht 10 geen monopolist is met betrekking tot de verhuur van goedkopere woningen in de omgeving Zwijndrecht/Hendrik-Ido-Ambacht. Voorts is door [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat hij is aangewezen op woonruimte binnen één van die gemeenten. In dit licht bezien heeft [eiser], onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoende inspanningen heeft getroost om te trachten bij andere woningaanbieders in de regio een betaalbare huurwoning te vinden. Dit geldt ook wanneer rekening wordt gehouden met de door [eiser] gestelde weigering van een woning door woningstichting Rhiant, welke weigering overigens niet is onderbouwd.
4.8. Onder de voormelde omstandigheden is het niet onredelijk dat Woonkracht 10 haar belang bij voorkoming van financieel risico laat prevaleren boven het belang van [eiser] bij verkrijging van eigen woonruimte. Evenmin kan onder die omstandigheden de stelling van [eiser] worden gevolgd, dat Woonkracht 10 geen beroep toekomt op feiten die meer dan 8 jaar oud zijn, omdat [eiser] anders door een ontruiming in het verleden levenslang zou worden gestraft.
4.9. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Woonkracht 10 niet in strijd handelt met haar maatschappelijke zorgvuldigheidsplicht jegens [eiser] door hem thans in de gegeven omstandigheden niet als huurder te aanvaarden. Derhalve zal de vordering worden afgewezen en behoeft niet te worden ingegaan op de overige verweren van Woonkracht 10.
4.10. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van Woonkracht 10 worden begroot op:
- vast recht € 568,00
- salaris advocaat € 527,00
Totaal € 1.095,00.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Woonkracht 10 tot op heden begroot op € 1.095,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2011.?