ECLI:NL:RBDOR:2011:BP3121
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige plaatsing van schutting en berging door rechtsvoorganger gedaagde
In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Dordrecht op 2 februari 2011, staat centraal de onrechtmatige plaatsing van een schutting en berging door de rechtsvoorganger van de gedaagde. Eiser, eigenaar van een perceel in Nieuw-Beijerland, vordert de verwijdering van de schutting en herstel van de hemelwaterafvoer die door de plaatsing van de schutting is verstoord. De rechtbank oordeelt dat de schutting onrechtmatig is geplaatst, maar dat de vordering tot verwijdering van de schutting niet kan worden toegewezen omdat eiser onvoldoende belang heeft bij deze vordering. De schutting is namelijk op de erfgrens geplaatst en er is geen onrechtmatige hinder aangetoond.
De rechtbank wijst de vordering tot herstel van de hemelwaterafvoer echter wel toe, omdat eiser voldoende belang heeft bij het herstel van de afvoer. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde, die de schutting en berging heeft laten plaatsen, aansprakelijk is voor de onrechtmatige toestand die is ontstaan door de plaatsing van de schutting. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat eiser niet in staat is gebleken de schade aannemelijk te maken. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt het belang van het eigendomsrecht en de voorwaarden waaronder een eigenaar zijn rechten kan uitoefenen. De rechtbank concludeert dat de gedaagde niet aansprakelijk is voor de schade die door zijn rechtsvoorganger is veroorzaakt, maar wel voor het niet opheffen van de onrechtmatige toestand die door de plaatsing van de schutting is ontstaan.