parketnummers: 11/510719-09, 11/510633-09 (gevoegd) en 11/510084-08 (gevoegd) [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 februari 2011
[verdachte],
geboren te Curaçao op [1979],
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de PI Rijnmond, De Schie, te Rotterdam,
hierna: verdachte.
Raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 januari 2011 en 3 februari 2011, waarbij de officier van justitie, mr. J. Koorn, de verdachte en zijn raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen. Een nabestaande van het slachtoffer heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht.
Overeenkomstig artikel 259 van het Wetboek van Strafvordering zijn de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. De ten laste gelegde feiten zijn in dit vonnis doorlopend genummerd van feit 1 tot en met feit 7, waarbij de feiten 1 en 2 staan voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 11/510719-09, de feiten 3, 4, 5 en 6 staan voor de feiten 1, 2, 3 en 4 onder parketnummer 11/510633-09 en het feit 7 staat voor feit 1 onder parketnummer 11/510084-08.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 15 november 2009 te Dordrecht samen met een ander of alleen [slachtoffer 1] heeft vermoord;
Feit 2:
in de periode van 1 juni 2009 tot en met 20 november 2009 te Dordrecht een pistool en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
op 6 juni 2009 te Dordrecht samen met een ander of alleen met geweld en/of dreiging met geweld een geldbedrag en passen heeft weggenomen van [slachtoffer 2];
Feit 4 primair:
op 20 juni 2009 en/of 21 juni 2009 te Zwijndrecht samen met een ander of alleen heeft geprobeerd met geweld en/of dreiging met geweld een geldbedrag weg te nemen van [slachtoffer 3];
subsidiair:
in de periode van 20 juni 2009 tot en met 21 juni 2009 te Zwijndrecht samen met een ander of alleen voorbereidingen heeft getroffen om samen met een ander met geweld en/of dreiging met geweld een geldbedrag weg te nemen van [slachtoffer 3];
Feit 5:
op 27 juni 2009 te Zwijndrecht samen met een ander of alleen met geweld en/of dreiging met geweld een geldbedrag, documenten en sieraden heeft gestolen van [slachtoffer 3];
Feit 6:
op 28 september 2009 te Dordrecht samen met een ander of alleen bij Vero Moda heeft ingebroken en uit die winkel een geldbedrag heeft weggenomen;
Feit 7:
op 23 februari 2008 te Dordrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 4] te vermoorden.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Feit 1:
De verdediging heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu een getapt en potentieel ontlastend telefoongesprek niet in het dossier is opgenomen. De verdediging doelt hier op een telefoongesprek van het nummer van [medeverdachte 1] (hierna: medeverdachte [medeverdachte 1]) met het nummer van [getuige 7] op 17 november 2010.
De rechtbank is van oordeel dat het betoog van de verdediging niet slaagt. Het feit dat het gesprek niet in het dossier is opgenomen is op zich een verzuim. De rechtbank overweegt dat een zo verregaande sanctie als de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie slechts kan volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake.
De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging van dit feit.
Feit 7:
Ten aanzien van dit feit heeft de rechtbank op een daartoe preliminair gevoerd verweer ter terechtzitting van 20 januari 2011 reeds beslist tot niet ontvankelijkheid in de vervolging van het openbaar ministerie.
De officier van justitie is overigens ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en feit 2:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zijn standpunt op het volgende:
- het rapport Resultaten pathologie onderzoek d.d. 8 december 200, bijlage: 2.5;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2009, bijlage: 3.15;
- het proces-verbaal van politie d.d. 28 december 2009, bijlage: 4.1;
- rapport Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) wapens- en munitieonderzoek d.d. 5 december 2009, bijlage: 4.1;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2009, bijlage: 1.2.26;
- het proces-verbaal van onderzoek telefoonnummer: [telefoonnummer], d.d. 8 juli 2010, bijlage: 3.92;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], d.d. 27 mei 2010, bijlage: 1.1.43;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], d.d. 27 mei 2010, 3 juni 2010 bijlage: 1.1.45;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] (hierna: getuige [getuige 3]), d.d. 18 november 2009, bijlage: 1.1.11;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], d.d. 15 november 2009, bijlage: 1.1.2;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] (hierna: getuige [getuige 5]), d.d. 30 november 2010, bijlage: 1.2.104;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 4 november 2010, bijlage: 0.8.6;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 28 oktober 2010, bijlage: 0.9.6;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6], d.d. 6 december 2009, bijlage: 1.2.34;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 17 december 2009, bijlage: 0.1.6;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 december 2009, bijlage: 0.1.8;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 6 december 2009, bijlage: 0.1.9;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2009, bijlage: 1.2.27;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 4] (hierna: getuige [medeverdachte 4]), d.d. 7 januari 2010, bijlage: 1.2.72;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2009, bijlage: 3.10;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2009, bijlage: 3.11.
Feit 3:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zijn standpunt op het volgende:
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] (hierna: aangever) d.d. 6 juni 2009, bijlage: AG1.1.;
- het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 28 juli 2009, bijlage: AG1.4;
- Letselrapportage d.d. 15 juni 2009, bijlage: AG1.3;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2009, bijlage: AH2.1;
- het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] (hierna: medeverdachte [medeverdachte 4]) d.d. 27 oktober 2009, bijlage: VV2.1;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 27 oktober 2009, bijlage: VV2.2;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 28 oktober 2009, bijlage: VV2.4;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2009, bijlage: AH4.4;
- het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] (hierna: getuige [medeverdachte 5]) d.d. 11 november 2009, bijlage: VV5.3;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 5] d.d. 19 november 2009, bijlage: VV5.6.
Primair:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit onvoldoende wettig en overtuigend bewezen en concludeert tot vrijspraak.
Subsidiair:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zijn standpunt op het volgende:
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 5 november 2009, bijlage: VV2.7;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 6] (hierna: medeverdachte [medeverdachte 6]) d.d. 7 november 2009, bijlage: VV3.2;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 7] (hierna: medeverdachte [medeverdachte 7]) d.d. 10 november 2009, bijlage: VV4.3;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna medeverdachte [medeverdachte 5]) d.d. 10 november 2009, bijlage: VV5.3.
Feit 5:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zijn standpunt op het volgende:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] (hierna: aangever) d.d. 30 juni 2009, bijlage: AG1.1;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2009, bijlage: AG1.2;
- letselrapportage d.d. 18 september 2009, bijlage: AG1.8;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 28 oktober 2009, bijlage: VV2.3;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 28 oktober 2009, bijlage: VV2.4;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 4 december 2009, bijlage: 1.2.26 (onderzoek: Maris);
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 7] d.d. 10 november 2009: VV4.3;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 7] d.d. 11 november 2009: VV4.5;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 5] d.d. 10 november 2009, bijlage: VV5.3;
- het proces-verbaal van bevindingen verhoor medeverdachte [medeverdachte 5] d.d. 12 november 2009, bijlage: VV5.4;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 5] d.d. 12 november 2009, bijlage: VV5.5;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 3 december 2009, bijlage: VV3.6;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] (hierna: getuige [getuige 8]) d.d. 23 december 2009, bijlage: VA4.6.1.
Feit 6:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zijn standpunt op het volgende:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] (hierna: aangeefster) d.d. 29 september 2009, bijlage: AG1.1;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2009, bijlage: AH1.1;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2009, bijlage: AH1.2;
- het proces-verbaal van onderzoek forensische opsporing d.d. 28 september 2009, bijlage: AH2.2;
- het proces-verbaal van identificatie van een biologisch spoor d.d. 19 november 2009, bijlage: AH2.3;
- het proces-verbaal van onderzoek forensische opsporing d.d. 11 november 2009, bijlage: AH4.1;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 28 oktober 2009, bijlage: VV2.5;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 27 november 2009, bijlage: VV2.10;
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 3 december 2009, bijlage: VV3.6;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 3 december 2009, bijlage: VA4.6.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Feit 1:
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft in dat kader bepleit dat er geen getuigen zijn geweest die verdachte ten tijde van het delict op de plaats van delict hebben gezien. Tevens is er geen technisch bewijs dat verdachte op de plek van het feit is geweest.
De verdediging heeft daarnaast betoogd dat de verklaringen van de getuigen op de plek van het delict zo sterk uiteenlopen, dat er totaal verschillende scenario's mogelijk zijn van wat er op 15 december 2009 is voorgevallen. Daarnaast komt ook de betrouwbaarheid van de verklaringen in het geding, omdat geheugens van mensen beperkt zijn en tevens zijn beïnvloed door roddels die de ronde hebben gedaan.
Vervolgens heeft de verdediging gewezen op het feit dat de betrouwbare verklaringen van getuige [getuige 3] en getuige [getuige 10] (hierna: getuige [getuige 10]) verdachte niet aanwijzen. Hun beschrijvingen van de persoon die geschoten heeft, komen namelijk niet overeen met de uiterlijke kenmerken en kleding van verdachte.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte direct na het schietincident geen daderkennis heeft gehad omtrent het feit dat het slachtoffer is omgekomen. De verklaringen op dit punt van medeverdachte [medeverdachte 1] en getuige [getuige 11], zijn onbetrouwbaar. Verdachte heeft kort na de schietpartij helemaal niet aangegeven dat het slachtoffer is doodgeschoten. Mocht verdachte dit echter wel hebben gezegd, dan is nog steeds geen sprake van exclusieve daderinformatie. Het schietincident is immers door veel buurtbewoners gezien en snel doorverteld. Verdachte kan dus het een en ander van anderen hebben gehoord. Ook heeft hij zelf kunnen zien dat er snel veel politie op de been was en de Zuidendijk was afgezet.
Voorts heeft de verdediging gesteld dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte op 15 november 2009, na 23:00 uur, zijn handen en ook zijn onderarmen heeft gewassen. De verdediging heeft benadrukt dit geen opmerkelijk vreemd gedrag te vinden.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tevens verklaard dat verdachte tegenover haar de moord heeft bekend. De verdediging heeft echter bepleit dat de 'bekentenis' onjuiste informatie bevat die gebaseerd is op roddels. Bovendien is de verklaring afgelegd door een labiele beïnvloedbare vrouw. De verklaring omtrent de 'bekentenis' is daarom onbetrouwbaar.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het wapen, waarmee het delict is gepleegd, in het bezit van verdachte is geweest. Uit de verklaring van getuige [medeverdachte 4] kan geconcludeerd worden dat het bewuste wapen niet van verdachte is geweest, dan wel dat er veranderingen aan het wapen zijn aangebracht. Uit de verklaring van getuige [getuige 12] komt naar voren dat het wapen geen bijzonder exemplaar is. Bovendien kan worden opgemerkt dat niemand verdachte, na begin oktober, nog met een vuurwapen heeft gezien.
Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat het ongeloofwaardig is dat medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte de opdracht tot de moord heeft gegeven. Medeverdachte [medeverdachte 1] is in de zomer van 2009 bedreigd door het slachtoffer. Daaruit kan niet de moord in november 2009 worden verklaard. In november 2009 bestond daarom niet meer de noodzaak tot de moord. Daarnaast heeft verdachte nooit geld opgeëist of gekregen. Tevens heeft verdachte nooit verteld dat hij de opdracht heeft tot het doden van [slachtoffer 1] heeft gekregen of uitgevoerd.
Feit 2:
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft in dat kader betoogd dat, hoewel getuige [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij bij verdachte een CZ-vuurwapen heeft gezien, niet vaststaat dat dit het ten laste gelegde wapen betreft. Het wapen is overigens ook niet bij verdachte aangetroffen. Voorts zitten er op het wapen geen sporen van verdachte.
Er is daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 3:
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft in dat kader betoogd dat er geen direct bewijs in het dossier aanwezig is dat een link legt tussen verdachte en het tenlastegelegde. Er is dus ook in het geheel geen technisch bewijs aanwezig.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 4] en getuige [medeverdachte 5] niet betrouwbaar zijn en daarom niet als bewijs mogen worden gebruikt. De verdediging heeft daarbij opgemerkt dat [medeverdachte 4] wellicht dacht dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal. Mogelijk heeft verdachte hem ook in die waan gelaten, maar van wetenschap is nooit gebleken bij [medeverdachte 4]. Bij getuige [medeverdachte 5] is voorts het probleem dat hij wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard omtrent zijn reden van wetenschap.
Primair:
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft in dat kader betoogd dat niet duidelijk is geworden waartoe het voornemen van verdachten zich concreet uitstrekte.
Subsidiair:
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft bepleit dat voorbereidingshandelingen enkel strafbaar zijn voor ernstige feiten en niet voor bijvoorbeeld 'diefstal met braak'. De verdediging heeft in dat kader aangevoerd dat het misdadig doel, dat met de meegenomen middelen voor ogen is geweest, niet eenduidig was. Bovendien zijn er middelen meegenomen die enkel gericht waren op braak en niet op geweld.
Feit 5:
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft in dat kader betoogd dat er geen technisch bewijs is dat verdachte ter plaatse was. Daarnaast moest [medeverdachte 4] een gevaarlijk en gewelddadig persoon vinden om zo te verhullen dat hij het geweld heeft gebruikt. Hij vindt deze in de persoon van verdachte. Bovendien heeft aangever verklaard dat een blanke man als eerste de woning is binnengekomen. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat, wat betreft het geweld, ook anderen in de richting van medeverdachte [medeverdachte 4] hebben gewezen. Tevens heeft verdachte erg wisselend verklaard over de gebeurtenissen.
Voorts heeft de verdediging gesteld dat niet verdachte, maar [medeverdachte 5] met [medeverdachte 4] het delict heeft gepleegd. [medeverdachte 5] beschikt immers over daderinformatie. Zo heeft hij verklaard over de vindplaats van de kluissleutel bij aangever. Tevens heeft hij verklaard dat hij op de plaats van het delict is geweest.
Feit 6:
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft bepleit dat er onvoldoende wettig bewijs is. Enkel het DNA-profiel is immers als bewijs voorhanden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
Over het noodlottige schietincident op de avond van 15 november 2009 op de Zuidendijk in Dordrecht waarbij [slachtoffer 1] om het leven is gekomen, zijn veel getuigen gehoord. Het dossier bevat een groot aantal verklaringen over wat er op die avond en in de aanloop er naar toe is gebeurd. Veel getuigen hebben verklaard over wat zij hebben gezien en/of wat zij weten van horen zeggen over het gebeuren en over mogelijke scenario's die daaraan ten grondslag liggen.
De rechtbank stelt op grond van het dossier - voor zover van belang voor de beoordeling van het ten laste gelegde - het volgende vast.
Op 15 november 2009 omstreeks 20:55 uur heeft de politie op de Zuidendijk te Dordrecht een man aangetroffen die op de grond lag. Deze man had een gat in zijn gezicht waaruit bloed vloeide. Tussen de voeten van de man lag een fiets. Deze man bleek later te zijn [slachtoffer 1].
Later bleek dat de dood bij het slachtoffer is ingetreden als gevolg van schotletsels. Bij de sectie op het lichaam van het slachtoffer zijn drie inschoten en één doorschot aangetroffen. Twee inschoten in het gelaat, één inschot in de rechter bovenarm en één doorschot door de romp.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij zich met haar moeder [getuige 10] op 15 november 2009 om ongeveer 20:50 uur in haar auto op de Zuidendijk bevond. Op dat moment heeft zij een knal gehoord. Zij heeft daarop twee mannen gezien die bij elkaar stonden. Eén van de mannen is van zijn fiets gestapt. De andere man is daarna snel weggelopen. De man met de fiets is toen ineengezakt en lag vervolgens op de weg. Even later is de 'andere man' weer teruggelopen in de richting van de man met de fiets. Zij was de twee personen gepasseerd en heeft in haar achteruitkijkspiegel gezien dat er door de 'andere man' tot twee keer toe op de man op de grond is geschoten. Zij heeft gezien dat hij met een grijs pistool schoot en zij zag het vuur uit de mond van het wapen. Zij heeft de persoon die schoot omschreven.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij verdachte kort na het schietincident bovenop de Zuidendijk heeft gezien.
De telefoon, met het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was, heeft zich op 15 november 2009 om 20:07 uur in de nabijheid van de Zuidendijk bevonden.
[medeverdachte 1] - als verdachte gehoord - heeft verklaard dat verdachte op 15 november 2009 iets over 21:00 uur haar woning is binnengekomen. Verdachte was anders dan anders. Hij was onrustig en zat te trillen Hij heeft gezegd dat hij net op de Zuidendijk is geweest en dat daar iemand is doodgeschoten.
Vervolgens heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte die avond tegen haar heeft gezegd dat het "[bijnaam slachtoffer 1]" (slachtoffer) was, die is doodgeschoten.
Tevens heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte negen dagen later tegen haar heeft gezegd dat hij degene was die op het slachtoffer heeft geschoten. Verdachte heeft haar verteld dat ze - hij en zijn mattie- het slachtoffer hebben opgewacht en dat hij vijf kogels op hem heeft afgeschoten. Ook heeft verdachte verteld dat hij eerst twee schoten heeft gelost en dat het slachtoffer daarna nog wilde opstaan. Verdachte heeft daarom nog twee keer in het hoofd van het slachtoffer geschoten. Eén schot is misgegaan.
Getuige [medeverdachte 4] heeft verklaard dat er problemen zijn geweest tussen verdachte en het slachtoffer en dat verdachte op zoek is geweest naar het slachtoffer. Verdachte is het slachtoffer vóór die avond van 15 november 2009 rond negen uur 's avonds twee keer eerder tegengekomen. Verdachte heeft getuige [medeverdachte 4] verteld dat hij toen niet heeft kunnen schieten omdat er te veel getuigen waren. Verdachte heeft tevens tegen [medeverdachte 4] gezegd dat hij door de wijk heeft gefietst om het slachtoffer dood te schieten.
Getuige [medeverdachte 5] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij het slachtoffer zal doodschieten als hij het slachtoffer tegenkomt. Verdachte wilde het slachtoffer gaan vermoorden. Verdachte ging plannen maken voor als hij het slachtoffer zou treffen.
De twee kogels en twee kogeldelen afkomstig uit het lichaam van het slachtoffer zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afgevuurd uit de loop van het later door een visser in viswater aangetroffen pistool van het merk CZ, type '99', 9 millimeter.
Het bewuste vuurwapen is grijs/chroomkleurig en heeft een houten handvat. Op de linkerkolfplaat van het vuurwapen is schuin onder het onderste schroefje een scheurtje te zien in het hout. Het hout is op die plek gespleten. Op het verchroomde gedeelte aan de rechter zijkant van de slede zijn enkele krassen te zien. Op het wapen zijn geen sporen aangetroffen.
Getuige [medeverdachte 4] heeft verklaard dat verdachte een 'CZ 99' heeft gekocht. Het is een 9 millimeter en hij is chroomkleurig. Er zitten krassen op de slede. Het pistool heeft een houten handvat. Aan de linkerkant van het handvat is een schroefje te ver ingedraaid, zodat het hout een klein stukje is gespleten.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte een zilveren wapen met een houten handvat bezat.
[medeverdachte 1] is geconfronteerd met het aangetroffen vuurwapen. Zij heeft het pistool herkend, als het wapen dat verdachte nog geen vier weken voor de schietpartij aan haar heeft getoond. Verdacht heeft haar toen gevraagd het wapen te verbergen in de kluis van haar moeder. Dit is het vuurwapen geweest waar verdachte altijd mee liep.
De rechtbank overweegt bij de beoordeling van de zich in dossier bevindende bewijsmiddelen als volgt.
Uit al het hierboven gestelde wordt duidelijk dat het dossier zeer veel aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van verdachte bij de moord op [slachtoffer 1]. De vraag dient te worden beantwoord of deze aanwijzingen tot de conclusie kunnen leiden dat verdachte als dader van de moord op [slachtoffer 1] kan worden aangemerkt.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte kort vóór 21.00 uur bij de bushalte aan de Zuidendijk stond. De officier van justitie heeft in dat kader verwezen naar de verklaring van getuige [getuige 1] van 27 mei 2010. Getuige [getuige 1] heeft daarin verklaard dat hij verdachte in de omgeving van de plek van het schietincident heeft zien fietsen. Dit is echter twee of drie uur voor de schietpartij geweest. Een klein uurtje voor het incident heeft getuige [getuige 1] een fiets bij de bushalte op de Zuidendijk zien staan, waarbij de getuige heeft geconcludeerd dat het de fiets van verdachte betrof. Na het incident was de fiets weg. De officier van justitie heeft naar aanleiding van voornoemde verklaring aangevoerd dat getuige [getuige 1] verdachte met zijn fiets even voor 21:00 uur bij de bushalte heeft zien staan. De rechtbank kan echter, hetgeen de officier van justitie heeft gesteld, niet in de bewuste verklaring terugvinden.
Tevens heeft de officier van justitie de verklaring van getuige [getuige 2] van 27 mei 2010 aangehaald en daaruit opgemaakt dat op het moment dat getuige [getuige 1] de tweede keer langs de Zuidendijk kwam - kort voor het incident - de fiets niet meer bij de bushalte stond. De rechtbank deelt op basis van de inhoud van het proces-verbaal van verhoor van deze getuige de conclusie van de officier van justitie niet.
De verklaringen waarin de verdachte als dader van de moord wordt aangewezen zijn allemaal verklaringen 'van horen zeggen'. Het dossier ontbeert een bewijsmiddel dat verdachte ondubbelzinnig aanwijst als dader.
Er is naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] over verdachtes bekentenis van de moord. De rechtbank is echter van oordeel dat mede gelet op het tijdstip waarop deze is gedaan, verdachte zijn reden kan hebben gehad om medeverdachte [medeverdachte 1] in die veronderstelling - dat hij de moord had gepleegd - te laten verkeren.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier enkele sterke indicaties bevat voor de mogelijkheid dat een ander dan verdachte de schutter is geweest. De rechtbank wijst daarbij op de verklaringen van getuige [getuige 3] en getuige [getuige 10], de enige ooggetuigen van het schietincident. Deze getuigen hebben gedetailleerd over de schutter verklaard en specifieke kenmerken van de schutter gegeven.
Getuige [getuige 3] omschrijft de man die zij heeft zien schieten als een Antiliaan van ongeveer 1,79 meter lang met een lichtbruine huidskleur. Deze jongen schat zij in als niet ouder dan negentien jaar. De schutter omschrijft zij verder als "echt een jongen", "mager" en "met een 'smal gezicht" De getuige omschrijft gedetailleerd de pet die de schutter droeg: zwart met witte vlekjes erop. De rechtbank merkt op dat deze omschrijving van de pet niet overeenkomt met de door [medeverdachte 1] gegeven beschrijving van de pet die verdachte op de bewuste avond op had, toen hij bij haar kwam, die was namelijk geheel zwart.
Verdachte is een Antilliaanse man van toentertijd 30 jaar oud. Op politiefoto's van verdachte gemaakt na zijn aanhouding en zoals aanwezig ter terechtzitting imponeert verdachte niet als de 'jonge, magere jongen met smal gezicht' zoals door de getuige [getuige 3] beschreven.
Getuige [getuige 10] heeft verklaard dat de schutter klein was. Hij droeg blauwe jeans en een korte blauwe (spijker)jas. Daaronder heeft zij een witte band gezien of misschien een wit shirt dat onder zijn jas vandaan kwam. De rechtbank herkent ook in deze omschrijving van de schutter de verdachte niet. Naast het feit dat de rechtbank verdachte niet als 'klein' zou omschrijven, komt de kleding van de schutter - zoals door deze getuige beschreven - niet overeen met wat anderen in het dossier over de kleding van verdachte verklaren. Zo heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte de avond van het schietincident zijn antraciete jas droeg toen hij bij haar kwam. De jas viel over de knieën. In het dossier bevindt zich een foto van deze jas. Dit betreft een donkere halflange jas met een capuchon met bontkraag.
De rechtbank stelt vast dat zij geen reden ziet om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 10]. De getuigen hebben namelijk beiden verklaard dat ze de schutter goed (van dichtbij) hebben kunnen zien; Zij passeerden de schutter op korte afstand ([getuige 3] heeft verklaard dat zij zich op ongeveer 5 meter afstand bevond). Beide getuigen hebben ook gedetailleerd verklaard over het uiterlijk en de kleding van de schutter. Voorts zijn de verklaringen niet al te lang na het schietincident afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat deze verklaringen als onbetrouwbaar aan te merken.
Op grond van deze verklaringen én op grond van het feit dat er geen enkel (technisch) direct bewijsmiddel voorhanden is, concludeert de rechtbank dat naar aanleiding van het volledige dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet valt vast te stellen dat verdachte de schutter is geweest.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het feit dat verdachte het slachtoffer heeft vermoord. Voorts bevat het dossier evenmin aanwijzingen dat verdachte het delict tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het tenlastegelegde.
Feit 2:
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank vervolgens uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Op 25 november 2009 is in Dordrecht een grijs pistool aangetroffen met een houtkleurige kolf. Het pistool was geladen met negen patronen.
Het vuurwapen betreft een pistool van het merk CZ, type 99, 9 millimeter. De patronen zijn van het kaliber 9 millimeter en van het type 'Luger'.
Het pistool is geschikt om projectielen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Het pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Getuige [medeverdachte 4] heeft verklaard dat verdachte een 'CZ 99' heeft gekocht. Het is een 9 millimeter en hij is chroomkleurig. Er zitten krassen op de slede. Het pistool heeft een houten handvat. Aan de linkerkant van het handvat is een schroefje te ver ingedraaid, zodat het hout een klein stukje is gespleten. De kogels die in de het pistool zaten waren van het kaliber 9 millimeter.
Op de linker kolfplaat van het vuurwapen is schuin onder het onderste schroefje een scheurtje te zien in het hout. Het hout is hier gespleten. Op het verchroomde gedeelte aan de rechter zijkant van de slede zijn enkele krassen waar te nemen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) heeft verklaard dat verdachte een zilveren wapen met een houten handvat bezat.
[medeverdachte 1] is voorts geconfronteerd met het aangetroffen vuurwapen. Zij heeft het pistool herkend, als het wapen dat verdachte, nog geen vier weken voor de schietpartij, bij zich had. Verdacht heeft haar toen gevraagd het wapen te verbergen in de kluis van haar moeder. Dit is het vuurwapen geweest waar verdachte altijd mee liep.
Getuige [getuige 14] (hierna: getuige [getuige 14]) heeft verklaard dat [medeverdachte 1], haar dochter, ongeveer drie of vier weken voor de moord is langsgekomen met een pistool van verdachte. [medeverdachte 1] heeft toen gezegd dat ze van verdachte moest vragen of het vuurwapen in de kluis van getuige [getuige 14] mocht. Het pistool was zilvergrijs.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 juni 2009 tot en met 20 november 2009 te Dordrecht een pistool en of munitie voorhanden heeft gehad.
Feit 3:
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Op 6 juni 2009 komt aangever thuis in zijn flat aan de [straatnaam] in Dordrecht. Daar ziet hij in de zogenaamde "tempelkamer" twee jongens staan. Aangever wordt vervolgens overlopen door de twee jongens. Daarbij wordt aangever meerdere keren met een voorwerp geslagen en aangever wordt met kracht tegen de brievenbussen geduwd wanneer hij naar buiten vlucht en de jongens hem achterna komen. Aangever mist een bedrag van € 9.000,-, wat kleingeld, verschillende passen en 2.300 Indiase rupees. De goederen zijn aangevers eigendom. Hij gaf niemand het recht of de toestemming dit feit te plegen. Aangever heeft door het incident onder andere pijn aan de borst, rug en rechterschouder en er zijn kneuzingen geconstateerd.
Medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) heeft verklaard dat [medeverdachte 8] (alias: [bijnaam medeverdachte 8]) aan hem had gevraagd of hij nog een adresje wist waar geld te halen viel. [medeverdachte 4] zou dan 25 procent van de opbrengst krijgen. [medeverdachte 4] heeft daarop een tip gegeven dat er bij zijn schoonvader, zijnde aangever, geld te halen viel.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 8] met een andere persoon de overval bij zijn schoonvader heeft gepleegd. [medeverdachte 8] heeft hem onder andere verteld dat ze een gitaar en een televisie mee wilden nemen en dat [medeverdachte 8] aangever heeft geslagen die onverwachts binnenkwam.
Voorts heeft [medeverdachte 4] verklaard dat hij een paar dagen na de overval op aangever [slachtoffer 2] met verdachte heeft gesproken. Verdachte was er namelijk bij toen [medeverdachte 8] [medeverdachte 4] aansprak over het feit dat er geen geld bij aangever was aangetroffen. Verdachte was op dat moment boos op [medeverdachte 4]. Verdachte heeft toen gevraagd waarom zij daar geen geld hebben aangetroffen. Tevens heeft [medeverdachte 8] met betrekking tot voornoemde overval verteld dat [medeverdachte 4] en verdachte zich geen zorgen hoefde te maken.
Medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]) heeft verklaard dat hij eerst van [medeverdachte 8] heeft gehoord dat hij daar heeft ingebroken met verdachte en dat plotseling de bewoner thuis kwam. Ook vertelde [medeverdachte 8] hem dat hij een koevoet had laten liggen. Verdachte zelf heeft tegen [medeverdachte 5] gezegd dat er een kamer was met allemaal beeldjes, dat die mensen iets aanbidden. Ook vertelde verdachte hem dat [medeverdachte 8] verdachtes breekijzer had laten liggen met verdachtes vingerafdrukken erop. [medeverdachte 5] heeft voorts verklaard dat hij daarna [medeverdachte 4] over de overval heeft bevraagd, die een en ander bevestigde. [medeverdachte 4] heeft hem verteld dat hij de tip over aangever [slachtoffer 2] had gegeven en dat verdachte en die [bijnaam medeverdachte 8] daar naar binnen zijn gegaan. Ook [medeverdachte 4] vertelde hem dat [medeverdachte 8] een koevoet mee naar binnen had genomen, had laten liggen en dat op de koevoet de vingerafdrukken van verdachte zaten.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 juni 2009 te Dordrecht, samen met een ander, met geweld tegen aangever [slachtoffer 2] een geldbedrag en passen van hem heeft weggenomen.
Primair:
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de poging tot diefstal met geweld in vereniging jegens [slachtoffer 3] op 20 en/of 21 juni 2009 niet wettig en overtuigend is bewezen. Om een poging tot diefstal met geweld te kunnen bewijzen, dient te worden vastgesteld dat er sprake is van een begin van uitvoering die naar haar uiterlijke verschijningsvorm gericht is op het voltooien van het misdrijf. Daarvan is in dit geval geen sprake. Immers, uit de verklaringen in het dossier kan worden opgemaakt dat de medeverdachten zich naar de hoofdingang van het gebouw, waarin het woning van [slachtoffer 3] zich bevond, hebben gegaan, maar niet in het gebouw zijn gekomen, en - dus - ook niet in de woning.
Bij gebrek aan wettig bewijs voor de ten laste gelegde poging zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
Subsidiair:
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank vervolgens uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Medeverdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6]) heeft verklaard dat ze met medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]), '[bijnaam medeverdachte 9]' en '[bijnaam verdachte]' in een auto naar de flat zijn gereden. [medeverdachte 4] heeft [medeverdachte 6] gevraagd of zij wilde aanbellen. Ze zijn vervolgens vanuit de auto naar de flat gelopen. [medeverdachte 4] en '[bijnaam verdachte]' liepen voorop. Ze hebben [medeverdachte 6] verteld dat zij een verhaal moest vertellen over een lekke band. Voorts moest zij dan vragen of zij mocht bellen. Als de man open zou doen, dan kon zij weer terug naar de auto. '[bijnaam medeverdachte 9]' zou dan ook meegaan. '[bijnaam verdachte]' en [medeverdachte 4] zouden naar binnen gaan. [medeverdachte 6] heeft alleen aangebeld en de anderen stonden een meter of vier à vijf van haar vandaan. [medeverdachte 4] en '[bijnaam verdachte]' hadden een pet op. [medeverdachte 6] heeft de man verteld dat zij met een lekke band stond en vroeg of ze een telefoontje mocht plegen. De man heeft toen gezegd dat hij te hoog woonde. De man heeft vervolgens opgehangen. Ze zijn toen met zijn allen teruggelopen naar de auto.
[medeverdachte 6] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 4] in de auto heeft verteld dat hij een soort van overval wilde plegen. Dit is ook met '[bijnaam verdachte]' en '[bijnaam medeverdachte 9]' besproken. Volgens [medeverdachte 6] had [medeverdachte 4] sowieso een vuurwapen bij zich. [medeverdachte 6] heeft [medeverdachte 4] en '[bijnaam medeverdachte 9]' met het vuurwapen zien rommelen. [medeverdachte 4] heeft toen tegen [medeverdachte 6] gezegd dat zij een geldbedrag zou krijgen. De man scheen een kluis te hebben. De man scheen de sleutels bij zich te hebben of ergens te hebben liggen. In de kluis zou veel geld liggen. Daarom hadden ze een slijptol bij zich.
[medeverdachte 6] heeft tijdens een fotoconfrontatie '[bijnaam verdachte]' herkend. Dit bleek verdachte te zijn.
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat op de dag van de poging er een meisje was die zou gaan aanbellen. Dat meisje was met haar eigen auto. Verdachte en [medeverdachte 4] zaten bij haar in de auto. Voorts heeft [medeverdachte 5] verklaard dat hij verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] heeft gewezen waar ze geld moesten halen bij een oude man in De Lus in Zwijndrecht. Er zou een kluis zijn.
Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft verklaard dat zij wist dat aangever veel geld in zijn kluis had. Zij heeft deze informatie gedeeld met [medeverdachte 5].
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 6], [medeverdachte 5] en verdachte naar Zwijndrecht zijn gegaan. Hijzelf, [medeverdachte 6] en verdachte droegen toen een pet. Voorts had verdachte een wapen bij zich. Een 7.65. [medeverdachte 6] zou gaan aanbellen. [medeverdachte 6] en verdachte zijn naar de deur gegaan. Het was de woning van de heer Van der [slachtoffer 3] (hierna: aangever). Er zou binnen tussen de twintigduizend en de dertigduizend euro liggen. De beroving is niet doorgegaan.
[medeverdachte 4] heeft tevens verklaard dat hij op 26 juni 2009 met een ander bij een oude man in Zwijndrecht een gewelddadige overval heeft gepleegd. Een week daarvoor zijn zij ook al bij deze woning zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt uit het bovengenoemde duidelijk dat verdachte heeft deelgenomen aan het voorbereiden van een diefstal met geweld, dan wel bedreiging met geweld.
Dat de voorbereidingen gericht zijn geweest op een diefstal vergezeld van bedreiging met geweld en/of gebruik van geweld blijkt uit het feit dat ze de diefstal wilden plegen op een tijdstip dat de aangever thuis was. [medeverdachte 6] moest mee om het vertrouwen van aangever te wekken, zodat aangever de deur voor haar zou openen. Toen de aangever niet opendeed, is men met onverrichte zake weer teruggekeerd. De groep was dus voorbereid op het feit dat ze, bij het openen van de deur, eerst voorbij de aangever moesten, voordat het geld bereikt kon worden. Het is daarbij belangrijk te benadrukken dat verdachte, dan wel [medeverdachte 4] een vuurwapen naar de plaats van het delict heeft meegenomen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 20 juni 2009 tot en met 21 juni 2009 te Zwijndrecht, met anderen, voorbereidingen heeft getroffen om met geweld of dreiging met geweld tegen aangever een geldbedrag van hem weg te nemen.
Feit 5:
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank vervolgens uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Aangever heeft verklaard dat op 27 juni 2009 bij hem in Zwijndrecht een gewelddadige diefstal is gepleegd. Toen aangever de deur opende, is hij radicaal neergeslagen. Hij had daarna heel veel pijn. Aangever denkt dat het ging om twee of drie personen. In de kluis zat € 2.500,- dat is weggenomen. Tevens lagen er sieraden en diverse schriftelijke stukken in de kluis. Deze goederen zijn ook weggenomen. De goederen waren zijn eigendom. Aangever heeft niemand toestemming gegeven dit feit te plegen.
Medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) heeft verklaard dat de persoon met wie hij was het slachtoffer keihard met een voorwerp heeft geslagen. [medeverdachte 4] heeft gezien dat de andere persoon de kluis heeft leeggehaald. In de kluis zaten sieraden en een bedrag van ongeveer € 300,-. De kluis ging open met een sleutel.
Medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]) heeft verklaard dat hij verdachte, [medeverdachte 4] en medeverdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6]) heeft gewezen waar ze geld moesten halen bij een oude man in 'De Lus' in Zwijndrecht.
[medeverdachte 6] heeft naar aanleiding van 'de mislukte overval' op aangever (zie feit 4) verklaard dat [medeverdachte 4] tegen haar heeft gezegd dat ze later zijn teruggegaan en dat ze toen echt hebben ingebroken. Volgens [medeverdachte 6] was [medeverdachte 4] op dat moment alleen met '[bijnaam verdachte]'.
[medeverdachte 6] heeft tijdens een fotoconfrontatie '[bijnaam verdachte]' herkend. Dit bleek verdachte te zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bovengenoemde dat verdachte heeft deelgenomen aan de diefstal met geweld.
De rechtbank merkt daarbij op dat zij, in tegenstelling tot de verdediging, geen aanwijzingen ziet voor het feit dat [medeverdachte 5] samen met [medeverdachte 4] het delict heeft gepleegd. De wetenschap van [medeverdachte 5] over de kluissleutel van aangever is niet aan te merken als exclusieve daderinformatie. Uit het dossier wordt immers duidelijk dat hij juist via medeverdachte [medeverdachte 7] voorafgaande aan de overval het een en ander te weten is gekomen. [medeverdachte 7] heeft namelijk verklaard dat zij heeft geweten dat er bij aangever in de kluis geld te halen was. Vervolgens heeft zij verklaard dat zij deze informatie heeft gedeeld met [medeverdachte 5]. Daarbij heeft zij hem ook verteld dat de kluis kan worden opengemaakt met een sleutel die aangever bij zich droeg.
Voorts heeft de verdediging de rechtbank gewezen op het feit dat [medeverdachte 5] zelf heeft verklaard bij het delict aanwezig te zijn geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat [medeverdachte 5] met de bewuste verklaring heeft gedoeld op het aanwezig zijn bij de 'mislukte overval' op aangever, die ongeveer een week voor dit delict heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 27 juni 2009 te Zwijndrecht met een ander met geweld tegen aangever een geldbedrag en documenten en sieraden van hem weg heeft genomen.
Feit 6
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank vervolgens uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Aangeefster heeft verklaard dat zij een bedrag van € 7.100,- in de kluis van Vero Moda heeft opgeborgen. Tevens heeft zij nog eens vijf etuis met elk € 450,- in de kluis opgeslagen. De collega van aangeefster heeft vervolgens op 27 september 2009 de kluisdeur afgesloten. Aangeefster heeft vervolgens gecontroleerd of de deur slotvast was afgesloten. In de nacht van 28 september heeft aangeefster gezien dat de glazen toegangsdeur van de winkel was ingegooid. Aangeefster heeft bij binnenkomst gezien dat er een fietsenrek stond. Zij heeft voorts gezien dat de kluisdeur open stond. De sleutel stak in het slot van de kluis. De € 7.100,- en de vijf etuis waren uit de kluis verdwenen. De weggenomen goederen waren eigendom van Vero Moda. Er is nooit toestemming gegeven dit feit te plegen.
Op camerabeelden van 28 september 2009 is te zien dat een man in de richting van de ingang van Vero Moda loopt. Vervolgens is te zien dat de man een langwerpig voorwerp door de toegangsdeur gooit en direct de winkel in loopt.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat verdachte en '[medeverdachte 10]' hebben gevraagd waar geld te halen viel. [medeverdachte 4] heeft aan beiden verteld over Vero Moda. Verdachte is er echter alleen naartoe gegaan.
[medeverdachte 4] heeft tevens verklaard dat hij na de inbraak bij verdachte een snee boven zijn linker oog heeft gezien.
Er is op de vloer van Vero Moda bloed aangetroffen. Het DNA-profiel van dit bloed komt overeen met het DNA-profiel van verdachte.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 september 2009 te Dordrecht, doormiddel van braak en gebruik van een valse sleutel, een geldbedrag van Vera Moda heeft weggenomen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
hij in de periode 1 juni 2009 tot en met 20 november 2009 te
Dordrecht
een wapen van categorie III, onder 1, in de vorm van een pistool ,
te weten een pistool, merk CZ, kaliber 9 mm en munitie van categorie III te
weten patronen, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
3.
op 6 juni 2009 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander , met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning heeft weggenomen
een geldbedrag en passen,
toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld
tegen die [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te
maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn
mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld bestond uit het slaan en
duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2];
hij in de periode van 20 juni 2009 tot en met 21 juni 2009 te
Zwijndrecht, tezamen en in vereniging met anderenter voorbereiding van het misdrijf
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of
gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
opzettelijk een voertuig en een slijptol en
herkenningsbemoeilijkende kleding (een pet ) en een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp bestemd tot het begaan van dat misdrijf
voorhanden heeft gehad;
hij op 27 juni 2009 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met
een ander , met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en documenten en sieraden,
in elk geval enig goed, geheel toebehorende aan [slachtoffer 3],
welke diefstal werd voorafgegaan van geweld
tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken , welk
geweld bestond uit het slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer 3]
hij op 28 september 2009 te Dordrecht , met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit een winkelpand heeft weggenomen een geldbedrag geheel toebehorende aan Vero Moda, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft enhet weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en gebruik van een valse sleutel, namelijk door een glazendeur kapot te maken en door onbevoegd gebruik te maken van een
kluissleutel.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
2.
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
3.
DIEFSTAL VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN EN BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF OF ANDERE DEELNEMERS VAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
4. subsidiair
VOORBEREIDEN VAN DIEFSTAL VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
5.
DIEFSTAL VOORAFGEGAAN VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
6.
DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOORMIDDEL VAN VALSE SLEUTELS.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een levenslange gevangenisstraf.
Ter onderbouwing van zijn eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat eigenlijk een TBS hier voor de hand zou liggen. De TBS zou echter uitlopen op een 'Long Stay', gezien de weigerachtige houding van verdachte. Voorts is het duidelijk dat verdachte een gevaar voor de samenleving is. Daarnaast is gebleken dat verdachte niet valt te verbeteren. Bij een andere straf zou verdachte op een gegeven moment weer in de maatschappij terugkomen. De gevaarzetting zou dan weer worden hervat. Vervolgens heeft de officier van justitie gesteld dat hij de samenleving niet kan uitleggen dat, bij gebleken gevaarlijkheid van verdachte, een andere straf wordt gevorderd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte sinds 25 november 2009 vast zit voor de zaak 'De Lus' (de roofovervallen op [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en de winkelinbraak bij Vero Moda). Verdachte zit tevens sinds 4 januari 2010 slechts vast voor de zaak 'Maris' (de moord op [slachtoffer 1]). Bovendien heeft verdachte in voorarrest gezeten voor de zaak 'Artemis' van 18 maart 2008 tot 2 mei 2008 (de onder 7 ten laste gelegde poging moord op [slachtoffer 4]). Verdachte heeft dus al ongeveer vijftien en een halve maand in voorarrest gezeten. Verdachte zit nu in voorlopige hechtenis enkel voor de zaak 'Maris'. De verdediging heeft in deze zaak vrijspraak bepleit. Daarom heeft de verdediging verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen en hem onmiddellijk in vrijheid te stellen.
Vervolgens heeft de verdediging gesteld dat de eis van de officier van justitie veel te zwaar is gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat een levenslange gevangenisstraf doorgaans alleen in zeer uitzonderlijke zaken met meerdere moorden wordt opgelegd.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen:
Verdachte heeft in een tijdsbestek van nog geen zes maanden twee gewelddadige woninginbraken gepleegd, een gewelddadige overval voorbereid, ingebroken in een kledingzaak en een vuurwapen met munitie in bezit gehad. De rechtbank zal de delicten afzonderlijk bespreken.
Verdachte heeft samen met een ander in een verzorgingshuis een - gezien de leeftijd en de lichamelijke gesteldheid - kwetsbare man op een zeer gewelddadige manier overvallen. De man is ernstig mishandeld. Vervolgens zijn kluis geopend en is de inhoud meegenomen. Tevens is gebleken dat verdachte al enkele dagen daarvoor met anderen heeft geprobeerd de overval te plegen . De rechtbank rekent verdachte dit feit zeer zwaar aan.
Niet lang voor het voornoemde delict heeft verdachte een inbraak in een woning gepleegd. Op het moment dat de inbrekers werden betrapt door de bewoner, werd ook hier geweld gebruikt. Verdachte en medepleger zijn er met een geldbedrag vandoor gegaan.
Voor beide feiten geldt dat een bewoner erop moet kunnen vertrouwen dat hij zich in zijn eigen woning veilig kan voelen. De rechtbank acht het daarom bijzonder kwalijk dat verdachte dit vertouwen ernstig heeft geschonden. Het is verdachte des te meer aan te rekenen dat er grof geweld is gebruikt jegens de slachtoffers. De verdachte heeft door zijn handelen getoond geen oog te hebben voor de slachtoffers, maar slechts voor de eigen materiële genoegdoening. Het kan niet anders dan dat dergelijke gewelddadige inbraken voor slachtoffers langdurig gevoelens van angst en van onbehagen veroorzaken, of zelfs een ernstige psychische of lichamelijke nasleep hebben.
Verdachte heeft voorts ingebroken bij een winkel. De rechtbank stelt vast dat verdachte op een brutale manier andermans goed heeft vernield en een groot geldbedrag heeft meegenomen, immers hij heeft de glazen toegangsdeur ingegooid en geld uit de kluis van de winkel meegenomen. . De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij wederom geen respect heeft getoond voor de bezittingen van een ander.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat ook dit soort feiten het gevoel van veiligheid in de samenleving ernstig kunnen aantasten.
Het gevoel van onveiligheid binnen de maatschappij wordt tevens veroorzaakt door het ongecontroleerd bezit van geladen vuurwapens. Het is duidelijk dat het voorhanden hebben van een vuurwapen levensgevaarlijk kan zijn. Tevens kan het bezit daarvan weer bij anderen agressie opwekken. De rechtbank neemt het verdachte erg kwalijk dat hij hier kennelijk geen oog voor heeft gehad.
Het strafblad van verdachte maakt duidelijk dat verdachte meerdere keren door de strafrechter is veroordeeld. Het strafblad vermeldt het voorhanden hebben van een vuurwapen, mishandeling en diverse vermogensdelicten. De rechtbank zal deze omstandigheid in strafverzwarende zin laten meewegen bij het bepalen van de strafmaat.
Nu verdachte permanent een beroep op zijn zwijgrecht heeft gedaan, hebben reclassering en psycholoog slechts summiere rapporten kunnen opstellen. Om die reden heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet kunnen meenemen het bepalen van de op te leggen straf.
Voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen (van categorie III) hanteert deze rechtbank in de regel als uitgangspunt een gevangenisstraf van zes maanden. Ook in dit geval gaat de rechtbank daar van uit.
Voor diefstal met geweld hanteert deze rechtbank in de regel als uitgangspunt een gevangenisstraf tot vijf jaren. In het geval van de gewelddadige overval op [slachtoffer 3] acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf jaar passend en geboden. In het geval van de inbraak met geweld bij [slachtoffer 2] acht de rechtbank een gevangenisstraf van tweeënhalf jaar aangewezen.
Voor het voorbereiden van diefstal met geweld hanteert deze rechtbank in de regel als uitgangspunt een gevangenisstraf van vijftien maanden tot tweeënhalf jaren. De rechtbank gaat voor dit feit van een gevangenisstraf van 15 maanden.
Voor diefstal met braak en met gebruik van een valse sleutel hanteert deze rechtbank in de regel als uitgangspunt een gevangenisstraf van zeven tot negen maanden. De rechtbank acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden.
Gezien het hierboven gestelde komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van tien jaren.
8 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 1) vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 1.441,22 met wettelijke rente ter zake van de betaling € 824,39 voor uitvaartkosten en
€ 616,83 voor de kosten van een vliegticket van een geannuleerde reis. Zij vordert tevens om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, met veroordeling in de kosten van verdachte.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feit 1) vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 7.500,- met wettelijke rente ter zake van de betaling voor uitvaartkosten. Zij vordert tevens om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, met veroordeling in de kosten van verdachte.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 3) vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 21.500,- met wettelijke rente ter zake van € 9.000,- voor ontvreemd geld en
€ 8.000, voor verhuiskosten en € 4500,- aan immateriële schade. Hij vordert tevens om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van in totaal € 13.500,-, ter zake van de het ontvreemde geld en de immateriële schade, met de wettelijke rente. Hij heeft tevens gevorderd om daar de schadevergoedingsmaatregel bij op te leggen.
De officier van justitie acht het de gevorderde bedrag inzake de verhuiskosten onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie heeft daarom geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid voor wat betreft dat deel van de vordering.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde feit 3 moet worden vrijgesproken. In dat licht acht de raadsman dat benadeelde partij [slachtoffer 2] in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat de vordering van € 9.000,-, ter zake het ontvreemde geld, moet worden afgewezen. De hoogte van het bedrag dat is weggenomen staat immers niet vast. Tevens heeft de verdediging betoogd dat een deel van de gevorderde immateriële schade moet worden afgewezen, nu dit bedrag te hoog is.
De rechtbank is van oordeel dat de schade van € 9.000, naar aanleiding van het ontvreemde geld en de immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,- een rechtstreeks gevolg zijn van het onder 3. bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De gevorderde bedragen zijn voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering toewijzen met de wettelijke rente. Hierbij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Voor het overige acht de rechtbank de vordering onvoldoende onderbouwd en daarmee onevenredig belastend voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij wordt daarom voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 5) vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 3.000,- met wettelijke rente ter zake immateriële schade. Hij vordert tevens om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, nu de benadeelde partij is overleden.
De rechtbank is van oordeel dat inderdaad niet-ontvankelijkheid dient te volgen, nu [slachtoffer 3] is overleden en niet duidelijk is of er iemand van de nabestaanden in zijn rechten is getreden.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 7) vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 32.655,10 ter zake van en de betaling van € 23.155,- aan ziekenhuiskosten en € 7.500,- aan immateriële schade.
Het openbaar ministerie zal niet-ontvankelijk worden verklaard van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, met veroordeling in de kosten van verdachte.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf berust op de artikelen 36f, 46, 47, 57, 289, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1
(parketnummer: 11/510719-09) ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 4 primair
(parketnummer: 11/510633-09) ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 (tien) jaar;
- met bevel, dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de thans opgelegde straf geheel in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 11/510719-09 voor zover betrekking hebbend op feit 1;
- beveelt de gevangenneming in de zaak met parketnummer 11/510633-09;
Vorderingen benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1], niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2], niet ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van € 11.500, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 6 juni 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten
behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], Dordrecht, te betalen € 11.500,- bij niet betaling te vervangen door 92 (tweeënnegentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de
benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. M.A Waals en mr. G.J. Schiffers-Hanssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.J.J.S. Visser, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 februari 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 november 2009 te Dordrecht tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of
(een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, een of meer kogel(s) afgevuurd op voornoemde [slachtoffer 1], tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
hij in of omstreeks de periode 1 juni 2009 tot en met 20 november 2009 te
Dordrecht, in elk geval in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1, in de vorm van een pistool of revolver,
te weten een pistool, merk CZ, kaliber 9 mm en/of munitie van categorie III te
weten een of meerdere patro(o)n(en), kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
hij op of omstreeks 6 juni 2009 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een woning) heeft weggenomen
een geldbedrag en/of passen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het slaan en/of
duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2];
hij op of omstreeks 20 juni 2009 en/of 21 juni 2009 te Zwijndrecht tezamen en
in vereniging met een andere of anderen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
een geldbedrag, althans goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer
van zijn mededader(s), althans alleen,
- zich heeft begeven naar de woning waar die [slachtoffer 3] woonde en/of
- (vervolgens) heeft aangebeld bij de [slachtoffer 3] en/of
- (vervolgens) (via een intercom) aan die [slachtoffer 3] heeft gevraagd de deur te openen
en/of heeft gevraagd of verdachte en/of zijn mededader(s) mocht bellen (omdat
verdachte en/of zijn mededader(s) een lekke band zou(den) hebben) en/of
-(vervolgens) toen die [slachtoffer 3] de deur niet opende een ruit heeft vernield
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van van 20 juni 2009 tot en met 21 juni 2009 te
Zwijndrecht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
ter voorbereiding van het misdrijf
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of
gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
althans
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of
inklimming,
opzettelijk een voertuig en/of een breekvoorwerp en/of een slijptol en/of
herkenningsbemoeilijkende kleding (een pet en/of een bivakmuts) en/of een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp bestemd tot het begaan van dat misdrijf
voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 27 juni 2009 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of documenten en/of sieraden,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het slaan en/of
stompen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3];
hij op of omstreeks 28 september 2009 te Dordrecht tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een winkelpand heeft weggenomen een geldbedrag, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vero Moda, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming en/of gebruik van een valse sleutel, namelijk door een (glazen)
deur kapot te maken en/of door onbevoegd gebruik te maken van een
(kluis)sleutel;
hij op of omstreeks 23 februari 2008 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet en na
kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen twee, althans een of meerdere
kogel(s) op, althans in de richting van, die [slachtoffer 4] -die zich achter een
gesloten deur en/of raam bevond-heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer: 11/510719-09
Vonnis d.d. 17 februari 2011