ECLI:NL:RBDOR:2011:BQ1536

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/624
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.C. Prins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing studiefinanciering voor buitenlandse opleiding op basis van Nuffic-advies

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage geoordeeld over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor studiefinanciering voor een opleiding aan de Concordia University in Montreal, Canada. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A.J. Meijer, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat op 29 augustus 2009 was genomen. De minister had vastgesteld dat eiseres vanaf 1 augustus 2009 geen recht had op studiefinanciering, omdat zij niet voldeed aan de '3 uit 6'-eis, die vereist dat een student in de zes jaren voorafgaand aan de inschrijving aan een buitenlandse opleiding ten minste drie jaar rechtmatig in Nederland heeft gewoond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 1 september 2009 met haar studie is begonnen en dat zij op dat moment meer dan drie jaar in het buitenland woonde. Dit leidde tot de conclusie dat de minister terecht had geoordeeld dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor studiefinanciering. De rechtbank heeft ook het advies van de Nuffic in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de opleiding die eiseres volgde niet als beroepsgericht kon worden beschouwd en daarom niet voldeed aan de criteria voor studiefinanciering.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat haar opleiding in Quebec vergelijkbaar was met een Nederlandse Associate Degree, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de minister op goede gronden had besloten om de aanvraag van eiseres af te wijzen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. Tevens werd bepaald dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/624
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam eiseres], wonende te [adres], [land], eiseres,
gemachtigde: A.J. Meijer te 't Goy,
tegen
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder,
gemachtigde: drs. P.M.S. Slagter, werkzaam bij de Dienst Uitvoering Onderwijs.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 29 augustus 2009 bepaald dat eiseres vanaf
1 augustus 2009 geen recht heeft op studiefinanciering.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 13 september 2009 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 15 februari 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 5 maart 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank Alkmaar.
Dit geschrift is bij brief van 4 mei 2010 met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) aan de rechtbank 's-Gravenhage ter behandeling doorgezonden.
De zaak is op 2 december 2010 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiseres is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:64, eerste lid, van de Awb het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat.
Na afloop van het hervatte vooronderzoek heeft de rechtbank - mede gelet op de daarvoor door partijen gegeven toestemming - aanleiding gezien om op grond van artikel 8:64, vijfde lid van de Awb te bepalen dat de nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2.14, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) kan een student voor studiefinanciering in aanmerking komen die:
a. is ingeschreven voor het volgen van onderwijs aan een opleiding buiten Nederland, voor zover in Nederland voor een vergelijkbaar soort opleiding studiefinanciering wordt verstrekt, het niveau en de kwaliteit van de opleiding vergelijkbaar zijn met overeenkomstige opleidingen in de zin van de WHW en het afsluitend examen voor de opleiding vergelijkbaar is met een afsluitend examen voor overeenkomstige opleidingen in de zin van de WHW,
b. is ingeschreven voor het volgen van onderwijs aan een opleiding buiten Nederland die, onverminderd onderdeel a, overigens voldoet aan bij ministeriële regeling vastgestelde criteria, en
c. ten minste 3 jaren van de 6 jaren voorafgaand aan diens inschrijving aan die opleiding in Nederland heeft gewoond en gedurende deze periode rechtmatig verblijf heeft gehad.
Daarnaast gelden voor meeneembare studiefinanciering drie extra voorwaarden:
- van de zes jaar die voorafgaan aan het moment van inschrijving aan de buitenlandse opleiding, moet je ten minste drie jaar legaal in Nederland hebben gewerkt;
- de opleidingen in het buitenland moeten van voldoende kwaliteit zijn;
- je mag geen studietoelage van een buitenlandse overheid ontvangen.
2.2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de weigering om studiefinanciering toe te kennen voor de door eiseres gevolgde opleiding 'International Business" aan de Concordia University te Montreal in Canada gehandhaafd. Hierbij heeft verweerder overwogen dat eiseres niet voldoet aan de zogenoemde "3 uit 6"-eis, omdat zij in de laatste zes jaar voorafgaand aan het begin van haar inschrijving aan de buitenlandse opleiding niet drie jaar rechtmatig in Nederland heeft gewoond. Daarnaast is verweerder afgegaan op het advies van de Stichting Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs (verder te noemen: Nuffic). In dit advies is geconcludeerd dat de door eiseres in het buitenland gevolgde voorgaande opleiding aan het John Abbott College wellicht wel te vergelijken is met een Nederlandse Associate Degree, maar dat de opleiding niet beroepsgericht is. Deze opleiding is er op gericht de student voor te bereiden op een universitaire studie.
2.3. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen.
Eiseres voert aan dat zij op het moment dat zij zich heeft laten inschrijven voldeed aan de zogeheten "3 uit 6"-eis. Immers, nadat in mei 2009 zekerheid bestond over haar toelating, heeft zij zich ingeschreven voor de volgende opleiding. Eiseres betoogt in dit verband dat in ieder geval het tweede jaar van haar in Quebec gevolgde Cégeps-opleiding meegwogen dient te worden bij de beoordeling van de vraag of zij voldoet aan de "3 uit 6"-eis. In Quebec moet na vijf jaar High School eerst een twee-jarige vooropleiding worden gevolgd, alvorens je kunt worden toegelaten tot de universiteit. De opleiding aan de universiteit duurt drie jaar. In de rest van Canada wordt na een zes-jarige High School een vierjarige universiteitsopleiding gevolgd. Als het tweede, laatste, jaar van de Cégeps-opleiding niet aan de universitaire opleiding wordt toegekend, ontstaat een ongelijke behandeling van studenten die in Quebec hun opleiding volgen, ook wat de toepassing van de Nederlandse studiefinanciering betreft.
2.4. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.4.1. Vast staat dat eiseres, met haar ouders, op [datum] naar [land] is verhuisd.
2.4.2. Op 27 juli 2009 heeft eiseres middels een formulier bij verweerder een aanvraag ingediend om toekenning van studiefinanciering voor het volgen van de opleiding 'International Business' aan Concordia University te Montreal in Canada.
2.4.3. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden de aanvraag van eiseres om toekenning van studiefinanciering voor het volgen van een opleiding in het buitenland heeft afgewezen.
2.4.4. Verweerder heeft zijn besluit allereerst gebaseerd op het feit dat eiseres niet voldoet aan de zogenoemde "3 uit 6"-eis, omdat eiseres voorafgaande aan de studie meer dan drie jaar in het buitenland woont. Verweerder is er van uitgegaan dat eiseres op 1 september 2009 met haar studie is aangevangen en vanaf dat moment voor deze studie staat ingeschreven.
2.4.5. Nu vast staat dat eiseres op [datum] naar [land] is verhuisd moet worden geoordeeld dat zij voor de aanvang van de studie meer dan drie jaar in het buitenland woonde.
De grief van eiseres dat zij zich reeds in mei 2009 heeft ingeschreven en op dat moment wel voldeed aan de "3 uit 6"-eis kan niet slagen. Immers, gelet op de systematiek van de Wsf 2000 is niet bepalend op welk moment de aanvraag wordt gedaan, maar op welk moment de studie is aangevangen en dat is onbetwist 1 september 2009. Dit moment is ook bepalend voor het moment waarop het recht op studiefinanciering ontstaat.
2.4.6. Verweerder heeft verder zijn besluit gebaseerd op een advies van de Nuffic. Immers, de vraag of de opleiding voorafgaand aan de opleiding International Business voor meeneembare studiefinanciering in aanmerking zou komen dient beoordeeld te worden voor de vraag of deze meegenomen voor de beoordeling van de zogenoemde "3 uit 6"-eis. In dit advies heeft de Nuffic uiteindelijk geoordeeld dat de door eiseres gevolgde opleiding qua niveau wellicht te vergelijken is met een Nederlandse Associate Degree (AD), maar niet beroepsgericht is en daarom niet voldoet aan alle criteria van AD. Het betreft een "pre-university-program". Het doel van dit programma is de student voor te bereiden op een universitaire studie. De Nuffic heeft derhalve geconcludeerd dat voor het volgen van de door eiseres gevolgde opleiding geen recht op (meeneembare) studiefinanciering bestaat.
2.4.7. Ter zitting heeft verweerder geen uitleg kunnen geven op de vraag waarom de door eiseres gevolgde opleiding niet beroepsgericht is. Daarnaast heeft verweerder ook niet duidelijk kunnen maken hoe de Associate Degree zich verhoudt tot het onderscheid tussen Hoger Beroepsonderwijs en Wetenschappelijk onderwijs.
Gelet op dit standpunt ter zitting moet worden geoordeeld dat het besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en een goede motivering mist. Gelet hierop is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking.
2.4.8. Na schorsing van het onderzoek heeft verweerder nader advies gevraagd aan de Nuffic. Aan het nadere advies van de Nuffic ontleent verweerder het volgende:
"Cégeps in Quebec bieden 2 soorten opleidingen aan: 1) 2-jarige opleidingen in de bovenbouw van het algemeen vormend onderwijs ter voorbereiding op het hoger onderwijs en 2) beroepsgerichte technische opleidingen van 3 jaar die doorgaans gelden als eindopleidingen (toetreding arbeidsmarkt), maar waarbij eventueel bij verdere studie een enkele vrijstelling kan worden verkregen in een aanverwante hoger onderwijs opleiding. Voorafgaand is 6 jaar lager onderwijs en 5 jaar voortgezet onderwijs gevolgd.
Het Diplôme d'Études Secondaires (DES) dat wordt behaald aan het eind van 5 jaar voortgezet onderwijs is vergelijkbaar met het Nederlandse HAVO-diploma.
Het Cégep-diploma wordt echter in Quebec niet als hoger onderwijs gezien, maar als voorbereiding daarop en valt derhalve niet onder de stufi-regeling.
Quebec heeft een onderwijssysteem dat afwijkend is van de overige Canadese provincies. De route naar het hoger onderwijs duurt 13 jaar i.p.v. 12 jaar en de bacheloropleidingen duren 3 i.p.v. 4 jaar. Derhalve is het mogelijk dat studenten uit Quebec maximaal 1 jaar vrijstelling krijgen bij instroming in een Bachelorprogramma in andere provincies op basis van hun Cégep diploma.
....
Het gevolgde 2-jarige pre-university programma aan de Cégep John Abbott College is naar niveau nog het beste te vergelijken met een VWO-diploma. Aangezien het een 2-jarige algemeen vormend programma betreft dat aanvangt op een HAVO-eindniveau en het IN EIGEN PROVINCIE niet onder het hoger onderwijs valt en bovendien geen vrijstelling geeft in het hoger onderwijs van Quebec, blijven wij bij onze beslissing: OVN_GSF (dat is: onvoldoende niveau- geen studiefinanciering P.S.)
De vergelijking AD is naar niveau geprobeerd te maken, aangezien het hier om een 2-jarig programma gaat na HAVO-eindniveau. Dit is echter niet gelukt, met name aangezien het geen hoger onderwijs betreft en aangezien het in eigen provincie geen vrijstellingen geeft in een Bacheloropleiding."
De rechtbank ziet geen aanleiding de juistheid van deze door verweerder overgenomen nadere conclusie in twijfel te trekken, nu niet is gebleken dat de beoordeling op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen dan wel inhoudelijk niet concludent is.
In hetgeen door eiseres in beroep en nader is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder zich niet op deze conclusie van de Nuffic kan baseren. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de Nuffic, blijkens de toelichting op artikel 2.14 van de Wsf 2000, juist is aangewezen als adviesorgaan gezien haar deskundigheid op het gebied van internationale diplomawaardering en diplomavergelijking. In dat verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van
9 maart 2004 (zie www.rechtspraak.nl LJN AO5570).
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de aanvraag van eiseres om toekenning van studiefinanciering voor het volgen van een opleiding in het buitenland heeft afgewezen.
De rechtbank ziet hierin aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand te laten.
2.5. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder op de voet van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
2.6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu niet is gebleken dat eiseres kosten heeft gemaakt die voor vergoeding op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb in aanmerking komen.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- beveelt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. M.A.C. Prins, rechter, en door deze en C. Groenewegen, griffier, ondertekend.