parketnummers: 11/711636-09, 11/710158-10 (gevoegd) en 11/710045-11 (gevoegd)
[Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 mei 2011
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende [woonplaats en adres verdachte],
hierna: verdachte.
Raadsman mr. H.J. Naber, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 april 2011, waarbij de officier van justitie mr. R.A. Borm, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.
2 De tenlasteleggingen
De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 januari 2000 tot en met 18 november 2000 te Dordrecht zijn zoon heeft mishandeld;
Feit 2: op 2 mei 2009 te Dordrecht zijn echtgenote heeft mishandeld;
Feit 3: (primair) in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 juli 2004 te Dordrecht opzettelijk heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan zijn zoon, dan wel (subsidiair) toen en daar zijn zoon heeft mishandeld;
Feit 4: op 25 of 26 december 2008 te Dordrecht zijn zoon heeft bedreigd met een mes;
Feit 5: in de periode van 1 mei 2008 tot en met 2 mei 2009 te Dordrecht meerdere malen zijn echtgenote, zijn zoon en zijn dochter heeft bedreigd;
Feit 6: op 12 augustus 2009 te Dordrecht zijn buurmeisje en haar moeder heeft bedreigd;
Feit 7: op 20 augustus 2009 te Dordrecht twee politieambtenaren heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De dagvaardingen voldoen aan alle wettelijke eisen en zijn dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van feit 3 (poging tot zware mishandeling van verdachtes zoon) een verklaring heeft afgelegd tegenover de politie, die naar aanleiding van dit incident bij verdachte aan de deur is geweest. Uit het feit dat verdachte toen verhoord is, moet worden afgeleid dat er vanaf dat moment sprake was van een 'criminal charge' ex artikel 6 EVRM. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het feit dat verdachte zich zeven jaar later moet verantwoorden, betekent dat er sprake is van een grove schending van de redelijke termijn. Dit dient te leiden tot niet ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zich geen verhoorsituatie heeft voorgedaan en overigens uit niets is gebleken dat ten aanzien van dit feit een vervolging tegen verdachte is ingezet en dat er dus geen sprake is geweest van een 'criminal charge' ex artikel 6 EVRM.
De rechtbank is van oordeel dat de raadsman zijn standpunt onvoldoende heeft onderbouwd, temeer daar de officier van justitie heeft medegedeeld dat zich geen verhoorsituatie heeft voorgedaan en overigens niet is gebleken dat verdachte officieel bericht heeft ontvangen dat hij ervan werd verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd. Ook andere feiten of omstandigheden, waaruit verdachte zou kunnen afleiden dat hij verdacht werd van een strafbaar feit, zijn niet gebleken.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft dit standpunt gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen.
Feit 1 ( mishandeling zoon)
- De aangifte van [zoon verdachte] (hierna: de zoon van verdachte);
- De brief van de huisarts d.d. 5 oktober 2009;
- De verklaring van verdachte bij de politie;
- De verklaring van [echtgenote verdachte] (hierna: de echtgenote van verdachte);
- De verklaring van [dochter verdachte] (hierna: de dochter van verdachte).
Feit 2 (mishandeling echtgenote)
- De aangifte en aanvullende verklaring van de echtgenote van verdachte;
- De verklaring van de zoon van verdachte;
- De verklaring van verdachte bij de politie.
Feit 3 (poging tot zware mishandeling, dan wel mishandeling zoon)
- De aangifte van de zoon van verdachte;
- De brief van de huisarts d.d. 5 oktober 2009;
- De verklaring van verdachte bij de politie.
Feit 4 (bedreiging zoon)
- De aangifte van de zoon van verdachte;
- De verklaring van [schoonzus verdachte] (hierna: de schoonzus van verdachte);
- De verklaring van verdachte bij de politie.
Feit 5 (bedreiging echtgenote, zoon en dochter)
- De aangifte van de zoon van verdachte;
- De verklaring van de dochter van verdachte;
- De verklaring van de echtgenote van verdachte;
- De verklaring van verdachte bij de politie.
Feit 6 (bedreiging buurmeisje en haar moeder)
- De aangifte van [buurmeisje verdachte] (hierna: het buurmeisje van verdachte);
- De verklaring van [moeder buurmeisje verdachte] (hierna: de moeder van het buurmeisje);
- De verklaring van verdachte bij de politie.
Feit 7 (bedreiging politieambtenaren)
- Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (hierna: politieambtenaren);
- Het proces-verbaal van bevindingen (verhoor verdachte);
- Het proces-verbaal van bevindingen (sfeerproces-verbaal).
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1 (mishandeling zoon), omdat verdachte geen opzet heeft gehad om de playstation in het gezicht van zijn zoon te gooien. Bovendien zijn de verklaringen van de zoon, de dochter en de echtgenote van verdachte onvoldoende specifiek en gedetailleerd en te summier om met zekerheid te kunnen stellen dat verdachte opzettelijk gehandeld heeft.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 2 (mishandeling echtgenote), omdat er voor de aangifte van de echtgenote van verdachte geen steunbewijs is.
Ten aanzien van feit 3 (poging tot zware mishandeling, dan wel mishandeling zoon) heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. Volgens verdachte was de lat of balk niet van een dusdanig gewicht en dusdanige sterkte dat daarmee zwaar lichamelijk letsel teweeggebracht kon worden.
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van feit 4 (bedreiging zoon), omdat verdachte ontkent dat hij zijn zoon met een mes heeft bedreigd. Bovendien is de verklaring van de zoon niet duidelijk.
Ten aanzien van feit 5 (bedreiging echtgenote, zoon en dochter), feit 6 (bedreiging buurmeisje en haar moeder) en feit 7 (bedreiging politieambtenaren) heeft de raadsman de bewezenverklaring niet betwist.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 2 (mishandeling echtgenote) is naar het oordeel van de rechtbank weliswaar komen vast te staan dat er een worsteling heeft plaatsgevonden tussen verdachte, zijn zoon en zijn echtgenote. Zij is er echter van overtuigd dat de handelingen van verdachte voornamelijk waren gericht tegen de zoon. De rechtbank heeft uit de voorhanden zijnde wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte tijdens die worsteling het opzet heeft gehad om zijn echtgenote te mishandelen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4 (bedreiging zoon) heeft de rechtbank uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte de bedoeling had om zijn zoon met een mes te bedreigen. Verdachte ontkent met het mes stekende bewegingen te hebben gemaakt en daarvoor is in de verklaring van de zoon ook geen steun te vinden. Waar het gaat om het tonen van het mes laten de bewijsmiddelen de mogelijkheid open dat verdachte, die vlees aan het snijden was, daarom het mes in handen had en geen opzet had daarmee te dreigen. Ook van dit feit zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten gaat de rechtbank, op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Feit 1 (mishandeling zoon)
[zoon verdachte], geboren [in 1987] (hierna: de zoon) heeft verklaard dat zijn vader (hierna: verdachte), toen hij dertien jaar was, een playstation hard tegen zijn gezicht gooide waardoor er een scheurtje in zijn bovenlip ontstond. De echtgenote van verdachte heeft verklaard dat zij in het jaar 2000, toen haar zoon dertien jaar oud was, heeft gezien dat haar echtgenoot (hierna: verdachte) met kracht een playstation tegen het gezicht van haar zoon gooide. Haar zoon moest daarvan huilen en had een gescheurde lip. De huisarts heeft schriftelijk verklaard dat de zoon op dertienjarige leeftijd letsel opliep in het gezicht, waarbij de bovenlip gehecht moest worden. Het incident had plaats op 18 november 2000. Verdachte heeft verklaard dat hij in zijn woning te Dordrecht een cd-speler heeft weggesmeten, die in het gezicht van zijn zoon terechtkwam.
Op grond van de hierboven weergegeven verklaringen van de zoon, de echtgenote, de huisarts en de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn zoon opzettelijk heeft mishandeld. De rechtbank passeert het betoog van de verdediging dat verdachte niet het opzet heeft gehad om zijn zoon te mishandelen.
De rechtbank hecht meer geloof aan de gedetailleerde verklaring van de echtgenote, die de aangifte van de zoon ondersteunt, dat verdachte de playstation gericht tegen de zoon gooide.
Feit 3 (poging tot zware mishandeling, dan wel mishandeling zoon)
De zoon heeft verklaard dat, toen hij 16 à 17 jaar oud was (rechtbank: in de periode vanaf 7 februari 2003 tot en met 6 februari 2005), verdachte zijn kamer in de woning in Dordrecht binnenkwam. Hij zag dat verdachte een balk vastpakte en direct met deze balk naar hem uithaalde. Verdachte sloeg hem boven op zijn hoofd en op zijn armen, omdat hij zijn hoofd beschermde. Het hoofd van de zoon bloedde. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn zoon met een balk heeft geslagen. De huisarts heeft schriftelijk verklaard dat er op 7 juli 2004 een incident was waarbij de zoon door zijn vader op het hoofd geslagen was, waarbij hij fors bloedde uit het hoofd.
Op grond van de hierboven weergegeven verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn zoon met een balk tegen zijn hoofd en tegen zijn armen heeft geslagen.
De volgende vraag die moet worden beantwoord, is of verdachte het opzet had om zijn zoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door zo te handelen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn zoon zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dat er dus sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de zoon heeft verklaard dat de balk ongeveer een meter lang was (proces-verbaal van aangifte van de zoon, pagina 19, 2e alinea). Daarnaast heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken dat er volgens de huisarts sprake was van duizeligheid, tijdelijk wazig zien en misselijkheid. Er bestond een vermoeden van een lichte hersenschudding (brief huisarts d.d. 5 oktober 2009, 6e en 7e regel). Hieruit maakt de rechtbank op dat de balk waarmee verdachte heeft geslagen, geschikt was om zwaar letsel mee te veroorzaken.
De rechtbank zal het onder 3 primair ten laste gelegde feit daarom bewezen verklaren.
Feit 5 (bedreiging echtgenote, dochter en zoon)
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- de verklaring van de echtgenote van verdachte;
- de aangifte van de zoon van verdachte;
- de verklaring van de dochter van verdachte.
De rechtbank volstaat met deze opsomming van de bewijsmiddelen, omdat verdachte dit feit heeft bekend en de situatie van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet.
Feit 6 (bedreiging buurmeisje en haar moeder)
Het buurmeisje van verdachte heeft verklaard dat op 12 augustus 2009 verdachte in de achtertuin van haar woning in Dordrecht heeft staan schreeuwen. Tevens heeft hij een bloempot tegen het raam van de achterdeur gegooid. De moeder van het buurmeisje heeft verklaard dat zij op 12 augustus 2009 zag dat verdachte aardewerk uit de tuin pakte en tegen de ruit van de achterdeur gooide. Zij hoorde verdachte roepen: "Kom naar buiten, doe die deur open, ik gooi je in de gehaktmolen" en "ik heb veel vriendjes, en die weten je wel te vinden". Zij heeft verklaard dat zij heel bang was dat verdachte vandaag of morgen iets vreselijks zal doen. Verdachte heeft verklaard dat hij in de tuin heeft staan schreeuwen en dat dit was gericht tegen de moeder van het buurmeisje. Bovendien heeft hij een schotel tegen een raam van de woning gegooid.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 augustus 2009 de moeder van het buurmeisje heeft bedreigd. De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat de bedreiging tevens was gericht tegen het buurmeisje zelf, mede gelet op de stellige ontkenning van verdachte. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat verdachte heeft geroepen: "Ik laat mensen uit Croatie komen die je spoorloos doen laten verdwijnen". Voor dit deel van de tenlastelegging zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Feit 7 (bedreiging politieambtenaren)
[verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie Zuid-Holland-Zuid (hierna: politieambtenaren), hebben verklaard dat zij op 20 augustus 2009 op huisbezoek waren bij verdachte in zijn woning in Dordrecht. Zij zagen dat verdachte in hun richting keek en tegen hen zei: "Als ik word meegenomen, dan maak ik jullie dood, snij jullie in stukjes en zal jullie in Kroatie aan de varkens voeren, zodat de volgende dag er niets meer over zal zijn". Tevens hoorden zij dat verdachte tegen hen zei: "Ik heb 26 man klaar staan en deze zal jullie doodmaken". Ook hoorden zij dat verdachte tegen hen zei: "Ik weet misschien niet meer wat jullie namen zijn, maar jullie gezichten zal ik niet meer vergeten. Jullie gaan dood, als ik [dochter verdachte] niet meer kan zien". De politieambtenaren hebben verklaard bang te zijn dat verdachte de bedreigingen die hij tegen hen uitte daadwerkelijk zou uitvoeren. Verdachte heeft verklaard dat hij zich alleen kan herinneren dat er twee politieambtenaren bij hem thuis op bezoek zijn geweest.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 augustus 2009 in Dordrecht twee politieambtenaren heeft bedreigd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(parketnummer 11/711636-09)
1.
in de periode van 01 januari 2000 tot en met 18 november 2000 te Dordrecht opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [zoon verdachte] [geboortedatum zoon verdachte], met kracht een playstation in het gezicht heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3. (primair)
in de periode van 01 januari 2004 tot en met 31 juli 2004 te Dordrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [zoon verdachte] (zijnde verdachtes zoon), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [zoon verdachte], met een balk tegen zijn hoofd en tegen zijn arm heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
in de periode van 01 mei 2008 tot en met 02 mei 2009 te
Dordrecht [vrouw verdachte] en/of [zoon verdachte] en/of [dochter verdachte] meermalen
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [vrouw verdachte] en/of [zoon verdachte] en/of [dochter verdachte] dreigend de woorden toegevoegd :
- "ik maak jullie af" en/of
- "Ik verbrand jullie allemaal" en/of
- "Ik gooi jullie voor de trein" en/of
- "Ik laat jullie afmaken door mijn Poolse collega's",
(parketnummer 11/710158-10)
6.
op 12 augustus 2009 te Dordrecht [moeder buurmeisje verdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (bloem)pot en/of een schotel tegen het raam van de woning gegooid en daarbij voornoemde [moeder buurmeisje verdachte] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Kom naar buiten, doe die deur open, ik gooi je in de gehaktmolen" en/of
- "Mijn vriendjes weten je te vinden, ze maken gehakt van je."
(parketnummer 11/710045-11)
7.
op 20 augustus 2009 te Dordrecht [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie Zuid-Holland-Zuid heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Als ik word meegenomen, dan maak ik jullie dood, snij jullie in stukjes en
zal jullie in Kroatie aan de varkens voeren, zodat de volgende dag er niets
meer over zal zijn" en
- "Ik heb 26 man klaar staan en deze zal jullie doodmaken." en
- "Ik weet misschien niet meer wat jullie namen zijn, maar jullie gezichten
zal ik niet meer vergeten. Jullie gaan dood, als ik [dochter verdachte] niet meer kan
zien."
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1.
MISHANDELING, BEGAAN TEGEN ZIJN KIND;
3. (primair)
POGING TOT ZWARE MISHANDELING, BEGAAN TEGEN ZIJN KIND;
5. + 7. telkens:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD;
6.
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Uit het door S. Smout, arts in opleiding tot psychiater, onder supervisie van M.D. van Ekeren, psychiater, over verdachte uitgebrachte rapport van 14 juni 2010 komt onder meer het navolgende naar voren:
Onderzochte is lijdende aan een ziekelijke stoornis, namelijk een waanstoornis van het erotomane type, in remissie, en voorts van misbruik van alcohol. Ook is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, te weten vermijdende persoonlijkheidstrekken. Ten tijde van de mishandeling en bedreiging van een gezinslid (rechtbank: feiten 1, 3, 4 en 5) was sprake van alcoholmisbruik en vermijdende persoonlijkheidstrekken. Ten tijde van het plegen van verbale bedreiging met misdrijf op 12 augustus 2009 (rechtbank: feit 6) was er sprake van een waanstoornis van het erotomane type en niet van misbruik van alcohol.
Waarschijnlijk beïnvloedden het misbruik van alcohol en de vermijdende persoonlijkheidstrekken onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de ten laste gelegde mishandeling en bedreiging van een gezinslid. Daarnaast beïnvloedde de erotomane waan onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de ten laste gelegde verbale bedreiging met misdrijf op 12 augustus 2009.
Zijn vermijdende persoonlijkheidstrekken houden in dat hij weinig andere mogelijkheden heeft dan agressie om tot een oplossing te komen in het gezinsconflict. Voor dit ten laste gelegde wordt geadviseerd betrokkene derhalve enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De erotomane waan en de hiermee gepaard gaande maniforme stemmingsontregeling met paranoïdie, agitatie en oordeels- en kritiekstoornissen heeft onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen volledig bepaald, waardoor hij is overgegaan tot het plegen van verbale bedreiging met misdrijf op 12 augustus 2009 (feit 6). Voor dit ten laste gelegde wordt geadviseerd betrokkenen derhalve volledig ontoerekeningsvatbaar te achten.
Uit het door drs. P.E. Geurkink, psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 5 augustus 2010 komt naar voren:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een erotomane waanstoornis, welke in remissie is en misbruik van alcohol, dat ook in remissie is in combinatie met een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van vermijdende tendensen in zijn persoonlijkheid, zonder dat gesproken kan worden van een persoonlijkheidsstoornis. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde (rechtbank: feiten 1, 3, 4, 5 en 6), waarbij moet worden aangetekend dat ten tijde van de tenlastelegging onder nummer 11/710158-10 (rechtbank: feit 6) de waanstoornis nog niet in remissie was, maar floride aanwezig.
De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzen c.q. zijn gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde, zodanig dat het tenlastegelegde daaruit verklaard kan worden.
De mishandelingen en bedreigingen van zijn gezinsleden kunnen worden gezien als voortkomend uit zijn vermijdende inslag en beperkte coping, waardoor boosheid en frustraties over zijn gezinssituatie hebben geleid tot agressie naar zijn gezin en waarbij alcohol een faciliterende (ontremmende), maar geen voorwaardelijke rol heeft gespeeld. Tijdens de tenlastelegging onder parketnummer 11/710158-10 (feit 6) had betrokkene een waanstoornis en komt zijn gedrag rechtstreeks voort uit de waan. Zijn denken, handelen en voelen werden toen volledig aangestuurd vanuit de waanstoornis.
Op grond van het bovenstaande is ondergetekende van mening dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. Ondergetekende concludeert, dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten onder parketnummer 11/711636-09 (feiten 1, 3, 4 en 5) lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens dat deze feiten - indien bewezen - hem in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het tenlastegelegde - indien bewezen - onder parketnummer 11/70158-10 (feit 6) komt volledig voort uit betrokkenes zeer ernstige pathologie toen. Gezien de stand van zaken adviseert ondergetekende betrokkene als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen en ontslag van rechtsvervolging te verlenen.
6.2 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte met betrekking tot de feiten 6 en 7 (nummering van de rechtbank) te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
6.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eveneens bepleit dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging waar het de feiten 6 en 7 (nummering van de rechtbank) betreft, omdat hem die feiten niet kunnen worden toegerekend.
6.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing.
Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat de onder 1, 3 primair en 5 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten in enigszins verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor deze door hem gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat het onder 6 bewezen verklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend. Dit feit is op 12 augustus 2009 gepleegd.
Voornoemde deskundigen hebben zich niet uitgelaten over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van het door hem op 20 augustus 2009 gepleegde feit (bedreiging politieambtenaren) omdat deze zaak niet aan hen is voorgelegd. Nu bij verdachte op 12 augustus 2009 sprake was van een waanstoornis, die zijn gedrag rechtstreeks beïnvloedde, acht de rechtbank het aannemelijk dat ten tijde van het delict op 20 augustus 2009 nog steeds sprake was van die stoornis. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking de in het proces-verbaal van bevindingen van de bedreigde politieambtenaren weergegeven toestand van verdachte op die dag en het feit dat blijkens het proces-verbaal van politie verdachte op 21 augustus 2009 is opgenomen in een psychiatrische instelling.
Dit betekent dat ook het onder 7 bewezen verklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend.
De verdachte is daarom niet strafbaar ten aanzien van de onder 6 en 7 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van deze feiten ontslaan van alle rechtsvervolging.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de feiten die zij bewezen acht en die aan verdachte kunnen worden toegerekend, gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van tweehonderd uren, bij niet naar behoren uitvoeren te vervangen door honderd dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dit inhoudt het volgen van een agressieregulatietherapie.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het gaat om oude feiten, wat een matigende invloed op de strafmaat zou moeten hebben. Daarnaast heeft hij verzocht er rekening mee te houden dat verdachte langere tijd in een psychiatrische kliniek heeft verbleven. Verder acht de raadsman het van belang dat het huwelijk van verdachte en zijn echtgenote inmiddels is beëindigd, zodat de kans op herhaling van geweld binnen het gezin vrijwel nihil is. De raadsman heeft er op gewezen dat verdachte een behandeling ondergaat bij kliniek Het Dok en dat hij gestopt is met het gebruik van alcohol. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een blanco strafblad heeft.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, evenals op grond van de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn zoon door een playstation in zijn gezicht te gooien en hij heeft geprobeerd aan zijn zoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een balk tegen zijn hoofd te slaan. Daarnaast heeft verdachte gedurende langere tijd zijn gezinsleden meerdere malen verbaal bedreigd.
Verdachte werd, naar eigen zeggen, tijdens zijn huwelijk, meerdere malen onheus bejegend door zijn echtgenote en kinderen wanneer hij thuiskwam van zijn werk als internationaal chauffeur. Dit rechtvaardigt echter op geen enkele wijze het gedrag van verdachte. Het mag duidelijk zijn dat de bewezen verklaarde gedragingen niet kunnen worden getolereerd.
De gedragingen van verdachte hebben naast pijn ook gevoelens van angst en onveiligheid bij zijn gezinsleden veroorzaakt. Op grove wijze is inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit.
De deskundigen en de reclassering hebben gerapporteerd dat verdachte inmiddels de wens van zijn ex-echtgenote en zijn kinderen respecteert om geen contact meer met hem te hebben. De kans op herhaling van geweldsdelicten naar zijn gezin wordt daarom als gering ingeschat. Daarnaast is verdachte weer aan het werk en is hij noodgedwongen gestopt met het gebruik van alcohol.
Verdachte heeft een blanco strafblad en komt oprecht over in zijn voornemen om zijn leven weer een goede wending te geven. Verdachte heeft er blijk van gegeven in te zien dat hij fout heeft gehandeld. Bovendien heeft hij zelf het initiatief genomen voor therapeutische hulpverlening. Zoals hiervoor overwogen kunnen de bewezen verklaarde feiten 1, 3 primair en 5 hem weliswaar worden toegerekend, zij het in enigszins verminderde mate.
De rechtbank zal, mede gelet op de ouderdom van de feiten, de door de officier van justitie geëiste straffen als uitgangspunt voor de strafoplegging hanteren, ook al omdat de gevorderde straffen reëel en gepast voorkomen. Omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht, komt zij echter tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf van tachtig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met daaraan gekoppeld verplicht reclasseringscontact en het volgen van een agressieregulatietherapie, in voldoende mate recht doet aan de door verdachte gepleegde en aan hem toe te rekenen, strafbare feiten.
8 De benadeelde partijen
De benadeelde partijen [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben beiden een schadevergoeding gevorderd van € 500,00 voor feit 7.
Verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 57, 285, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 11/711636-09 feit 2 en 4 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen op de wijze als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor de onder parketnummer 11/710158-10 en 11/710045-11 bewezen verklaarde feiten en ontslaat verdachte ten aanzien van deze feiten van alle rechtsvervolging;
- verklaart verdachte strafbaar voor het overige bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als die inhouden het volgen van een agressieregulatietherapie bij Het Dok, of een andere soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde in verzekering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [verbalisant 2] en [verbalisant 1] niet-ontvankelijk in hun vordering;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter, mr. G.J. Schiffers-Hanssen en
mr. A.M.G. van de Kragt, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
(parketnummer 11/711636-09)
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 18 november 2000
te Dordrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend zijn kind,
althans een persoon, te weten [zoon verdachte], [geboortedatum zoon verdachte] (met kracht) een playstation, in elk geval een hard voorwerp, in het gezicht heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 02 mei 2009 te Dordrecht, in elk geval in Nederland,
opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [vrouw verdachte],
- met zijn, verdachtes lichaam, de hand van voornoemde [vrouw verdachte] tegen de muur
aan heeft gedrukt en/of (vervolgens)
- (de bovenkant van) de hand van voornoemde [vrouw verdachte] (met kracht) over de
muur naar beneden heeft getrokken (waarbij de bovenkant van de hand van voornoemde [vrouw verdachte] langs de muur is geschaafd),
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 31 juli 2004 te
Dordrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [zoon verdachte] (zijnde
verdachtes zoon), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet voornoemde van [zoon verdachte], meermalen, althans eenmaal, met een
balk, in elk geval een hard voorwerp, tegen zijn hoofd en/of tegen zijn
arm(en) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 304 sub 1 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 31 juli 2004 te
Dordrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te
weten [zoon verdachte], zijnde verdachtes zoon), meermalen, althans
eenmaal, met een balk, in elk geval een hard voorwerp, op zijn hoofd en/of
zijn arm(en) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
art 304 sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 25 december 2008 en/of 26 december 2008 te Dordrecht, in
elk geval in Nederland [zoon verdachte] (zijnde verdachtes zoon) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan
die [zoon verdachte] en/of met voornoemd mes naar [zoon verdachte] is gelopen en/of meerdere, althans één stekende beweging(en) heeft gemaakt met dat mes in de richting van die [zoon verdachte];
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2008 tot en met 02 mei 2009 te
Dordrecht [vrouw verdachte] en/of [zoon verdachte] en/of [dochter verdachte] meermalen,
althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[vrouw verdachte] en/of [zoon verdachte] en/of [dochter verdachte] dreigend de woorden
toegevoegd :
- "ik maak jullie af" en/of
- "Ik verbrand jullie allemaal"en/of
- "Ik gooi jullie voor de trein" en/of
- "Ik laat jullie afmaken door mijn Poolse collega's",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 11/710158-10)
1.
hij op of omstreeks 12 augustus 2009 te Dordrecht [buurmeisje verdachte] en/of [moeder buurmeisje verdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen,
althans eenmaal tegen de deur van de woning van die [buurmeisje verdachte] en/of [moeder buurmeisje verdachte] geschopt en/of getrapt en/of een (bloem)pot en/of een schotel, althans
aardewerk tegen het raam van de woning gegooid en/of (daarbij) voornoemde de
[buurmeisje verdachte]en/of [moeder buurmeisje verdachte] dreigend de woorden toegevoegd :
- "Kom naar buiten, doe die deur open, ik gooi je in de gehaktmolen" en/of
- "Mijn vriendjes weten je te vinden, ze maken gehakt van je." en/of
- "Ik laat mensen uit Croatie komen die je spoorloos doen laten verdwijnen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 11/710045-11)
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2009 te Dordrecht [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1], beiden hoofdagent van politie Zuid-Holland-Zuid heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1]dreigend de woorden toegevoegd :
- "Als ik word meegenomen, dan maak ik jullie dood, snij jullie in stukjes en
zal jullie in Kroatie aan de varkens voeren, zodat de volgende dag er niets
meer over zal zijn" en/of
- "Ik heb 26 man klaar staan en deze zal jullie doodmaken." en/of
- "Ik weet misschien niet meer wat jullie namen zijn, maar jullie gezichten
zal ik niet meer vergeten. Jullie gaan dood, als ik [dochter verdachte] niet meer kan
zien." ,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;