parketnummer: 11/711003-10 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juni 2011
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1962],
wonende te [adres en woonplaats],
hierna: verdachte.
Raadsvrouw mr. C.G.Th van de Weerd, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 mei 2011, waarbij de officier van justitie mr. R.A. Borm, de verdachte en zijn raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair
op 17 oktober 2010 in Papendrecht heeft geprobeerd om zijn levensgezel, [Slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar bij de keel vast te pakken en/of haar keel dicht te drukken terwijl verdachte haar tegen de trap gedrukt hield;
Feit 1 subsidiair
op 17 oktober 2010 in Papendrecht zijn levensgezel heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan en/of te stompen en/of haar tegen de trap te drukken en/of haar bij de keel vast te pakken en/of haar keel dicht te knijpen;
Feit 2
in de periode van 17 oktober 2008 tot en met 1 mei 2009 in Papendrecht zijn levensgezel heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan en/of te stompen;
Feit 3
in de periode van 1 april 2009 tot en met 15 oktober 2010 in Papendrecht zijn kind, [Slachtoffer 2] (geboren [2005]) (hierna: dochter) heeft mishandeld door haar tegen haar wil stevig vast te pakken en/of vast te houden zodat zij niet weg kon lopen, haar op te tillen en/of met kracht in de bank neer te zetten en/of in haar buik of tegen haar lichaam te slaan en/of haar te laten struikelen.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Voor het bewijs van feit 1 primair baseert de officier van justitie zich op:
- de aangifte van [Slachtoffer 1] (hierna: aangeefster),
- het proces-verbaal van bevindingen waarin foto's van het letsel zijn opgenomen,
- de getuigenverklaring van de buurvrouw van aangeefster, [getuige 1] en
- de verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat bij verdachte het voorwaardelijk opzet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat hij zo lang de keel van het slachtoffer heeft dichtgehouden dat er ademnood kan ontstaan.
Voor het bewijs van feit 2 baseert de officier van justitie zich op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen met de foto van het letsel en de verklaring van verdachte.
Voor het bewijs van feit 3 baseert de officier van justitie zich op de verklaring van aangeefster, het proces-verbaal van 3 november 2010 waarin een filmpje wordt beschreven en de verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Wat betreft feit 1 primair heeft de raadsvrouw van verdachte zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft aangevoerd dat verdachte aangeefster slechts tot bedaren heeft willen brengen. Verdachte heeft de keel niet vastgepakt of dichtgedrukt. Verdachte heeft daarom geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. Ten aanzien van feit 1 subsidiair (eenvoudige mishandeling) heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat slechts sprake kan zijn van één enkele mishandeling in de ten laste gelegde periode.
Voor feit 3 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, omdat verdachte de grenzen van wat uit opvoedkundige oogpunt toelaatbaar is nooit heeft overschreden. De tegen verdachte afgelegde verklaringen zijn gekleurd door de relationele problemen en de beschuldiging is niet nader onderbouwd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair
De rechtbank stelt voorop dat naar vaste rechtspraak het (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel aanwezig is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zal intreden. Daarbij moet het gaan om een kans die naar de algemene ervaringsmaatregelen aanmerkelijk is te achten. Onder zwaar lichamelijk letsel wordt kort gezegd verstaan een ziekte die geen uitzicht biedt op volkomen genezing, een storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken duurt of letsel dat naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel pleegt te worden aangeduid.
De in de ten laste gelegde omschreven feitelijke gedragingen behoeven niet te leiden, althans niet zonder meer, tot zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft ontkend dat hij de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen. De rechtbank is van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en dat aangeefster daardoor in ademnood is gekomen. Nu ook de overige onder feit 1 primair ten laste gelegde feitelijkheden, kort gezegd het vastpakken bij de keel en het tegen de trap drukken van aangeefster, geen (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel oplevert, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 1 primair.
Feit 1 subsidiair
De rechtbank gaat, op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar op zondag 17 oktober 2010 te Papendrecht een vuistslag op haar kin heeft gegeven. Toen aangeefster probeerde weg te komen hield verdachte haar tegen. Verdachte pakte haar vast en drukte haar met haar rug tegen de trap. Verdachte hing over aangeefster heen; zij kon geen kant meer op. Verdachte drukte met zijn arm de keel van aangeefster dicht. Aangeefster heeft verklaard dat zij een blauwe kin en hals heeft en striemen in haar nek. Haar hele lijf is stijf en zij heeft allemaal beurse plekken op haar rug en zij. Ook haar hoofd aan de achterkant doet zeer. Het voorgaande vindt bevestiging in de verklaring van de zoon van aangeefster, die heeft verklaard dat hij zag dat verdachte aangeefster vast had bij haar keel en dat verdachte in een verwurgende houding boven op aangeefster lag in een hoekje van de trap, en dat de nek van aangeefster rood was. Verbalisanten hebben rode striemen in de nek van aangeefster geconstateerd.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
Feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 24 mei 2011,
- de aangifte van aangeefster.
De rechtbank volstaat met deze opsomming van de bewijsmiddelen, omdat verdachte dit feit heeft bekend en de situatie van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet.
Feit 3
Aangeefster heeft verklaard dat in de laatste anderhalf jaar (gelet op de datum van de verklaring betreft dit de periode van medio april 2009 tot medio oktober 2010, zo begrijpt de rechtbank) verdachte zijn dochter vaak tegen haar wil vasthoudt. Hun dochter gaat dan gillen en huilen en zegt: 'laat los papa'. Verdachte legt zijn been over haar heen zodat ze niet meer weg kan. Verdachte tilt zijn dochter omhoog en zet haar hardhandig op de bank neer. Hij doet dit zo hard dat zij moet huilen. Verdachte geeft zijn dochter vaker een mep, waardoor zij valt. Ook steekt hij zijn voet uit als zij voorbij loopt, zodat ze valt. De halfbroer van de dochter van verdachte heeft verklaard dat verdachte zijn dochter vasthoudt tegen haar zin in - hij heeft daarvan een filmpje gemaakt op zijn telefoon - en dat verdachte haar expres laat struikelen waardoor zij op haar gezicht valt, en daar soms blauwe plekken aan over houdt. In het proces-verbaal van bevindingen hebben verbalisanten verklaard dat zij op het voornoemde filmpje zagen dat verdachte zijn dochter tegen haar zin vasthoudt. Ter terechtzitting van 24 mei 2011 heeft verdachte verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode met zijn gezin in Papendrecht woonde.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zijn dochter heeft mishandeld.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. (subsidiair)
op 17 oktober 2010 te Papendrecht opzettelijk mishandelend
zijn levensgezel, te weten [Slachtoffer 1],
- in het gezicht heeft geslagen en
- voornoemde [Slachtoffer 1] met zijn, verdachtes lichaam, tegen de trap heeft
gedrukt en voornoemde [Slachtoffer 1] bij de keel heeft
vastgepakt
en met zijn, verdachtes arm, de keel van die [Slachtoffer 1] heeft
dichtgedrukt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op een tijdstip in de periode van 17 oktober
2008 tot en met 01 mei 2009 in Nederland,
opzettelijk mishandelend zijn
levensgezel, te weten [Slachtoffer 1], in het gezicht
heeft geslagen , waardoor deze letsel heeft bekomen
en pijn heeft ondervonden;
3.
op tijdstippen in de periode van 01 april 2009
tot en met 15 oktober 2010 te Papendrecht
meermalen, telkens opzettelijk mishandelend zijn kind,
te weten [Slachtoffer 2] (geboorte datum [2005]),
- (tegen haar wil) stevig heeft vastgepakt en heeft vastgehouden (zodat
voornoemde [Slachtoffer 2] niet weg kon lopen) en
- voornoemde [Slachtoffer 2] heeft opgetild en (met kracht) in de bank heeft
neergezet en
- voornoemde [Slachtoffer 2] tegen haar lichaam heeft
geslagen en voornoemde [Slachtoffer 2] heeft laten
struikelen,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft wat betreft feit 1 opgemerkt dat hij aangeefster alleen maar in bedwang heeft willen houden. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit gestelde motief van verdachte geen rechtvaardiging voor zijn gedrag. Verdachte heeft aangeefster immers niet alleen maar vastgehouden, maar hij heeft haar geslagen, haar met zijn lichaam tegen de trap aangedrukt en zijn arm zo hard op de keel geplaatst dat er letsel en pijn ontstond. Verdachte heeft derhalve op een buitensporige en disproportionele wijze gereageerd.
Het verweer van de raadsvrouw van verdachte betreffende feit 3 dat slechts sprake is geweest van een corrigerende tik wordt eveneens verworpen. Op geen enkele wijze is gebleken dat het gedrag van verdachte in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd was vanuit een opvoedkundig oogpunt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1 subsidiair + 2 telkens:
MISHANDELING, BEGAAN TEGEN ZIJN LEVENSGEZEL;
3
MISHANDELING, BEGAAN TEGEN ZIJN KIND, MEERMALEN GEPLEEGD.
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Uit het door drs. R.K.F. Lemmens, klinisch psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 18 april 2011 komt onder meer het navolgende naar voren:
Verdachte heeft niet de vaardigheden om adequaat en gezond hulp te zoeken bij relatieproblemen. Hij beschikt over weinig empathische vaardigheden en is egocentrisch gericht. Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, namelijk alcoholafhankelijkheid. Tevens lijdt hij aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met schizoïde, ontwijkende en afhankelijke trekken. De psycholoog heeft geadviseerd om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormeld rapport op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten in licht verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van tweehonderd uren, met aftrek van de door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Bij het niet naar behoren uitvoeren van de werkstraf heeft de officier van justitie gevorderd deze straf te vervangen door 100 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren en daarbij als bijzondere voorwaarde op te leggen verplicht reclasseringscontact, ook als dit inhoudt een behandeling voor het alcoholprobleem, een agressieregulatietherapie en begeleiding door Trivium bij de contacten met het kind van verdachte.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verdachte te veroordelen tot een werkstraf al dan niet aangevuld met een voorwaardelijke straf onder nader te stellen voorwaarden.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel en hun vijfjarig dochtertje. Verdachte heeft - naar eigen zeggen - geprobeerd zijn levensgezel in bedwang te houden en zijn kind willen corrigeren. Dit rechtvaardigt echter op geen enkele wijze het disproportionele en ongepaste gedrag van verdachte.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij met fysiek geweld heeft gereageerd op conflicten in de relationele/huiselijke sfeer. Juist in die omgeving moeten mensen, kinderen in het bijzonder, zich veilig en vertrouwd kunnen voelen. Verdachte heeft met zijn gedragingen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn levensgezel en kind.
De reclassering heeft het recidiverisico in het rapport van 22 november 2010 als matig ingeschat. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte inmiddels is gescheiden van zijn levensgezellin en dat het echtscheidingsproces harmonieus is verlopen. Verdachte heeft verklaard dat hij gestopt is met het gebruik van alcohol. Daarnaast is verdachte weer aan het werk. Het behoud van zijn baan en inkomen is ook van belang voor zijn ex-partner en hun kind. Verdachte heeft inmiddels omgang met zijn kind onder begeleiding van Trivium. Verdachte heeft verklaard dat hij inziet dat hij begeleiding nodig heeft en komt oprecht over in zijn voornemen om zijn leven weer een goede wending te geven.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Zoals hiervoor overwogen kunnen de bewezen verklaarde feiten hem slechts in verminderde mate worden toegerekend.
De rechtbank zal de door de officier van justitie geëiste straffen als uitgangspunt voor de strafoplegging hanteren, omdat de gevorderde straffen reëel en gepast voorkomen. Omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de door de officier van justitie bewezen geachte poging tot zware mishandeling, zal zij tot een lagere strafoplegging komen. De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf van negentig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden - met daaraan gekoppeld verplicht reclasseringscontact als door de officier van justitie gevorderd - in voldoende mate recht doet aan de door verdachte gepleegde strafbare feiten en kan bijdragen aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
8 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen op de wijze als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als die inhouden het volgen van een behandeling voor de alcoholverslaving en/of agressieregulatietherapie;
* dat verdachte zich wat betreft de contacten met zijn dochter zal laten begeleiden door Trivium;
- draagt de reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 90 (negentig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 45 (vijfenveertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Waals, voorzitter, mr. E.H. van der Steeg en mr. K. Helmich, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2011.
Mr. Van der Steeg is door afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2010 te Papendrecht ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Slachtoffer 1],
zijnde verdachtes levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet
- voornoemde [Slachtoffer 1] bij de keel heeft vastgepakt en/of (in) de keel van
die [Slachtoffer 1] heeft (dicht) geknepen en/of met zijn arm de keel van die
[Slachtoffer 1] heeft (dicht)gedrukt, (terwijl hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 1]
daarbij met zijn lichaam tegen de trap gedrukt hield),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 sub 1 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 oktober 2010 te Papendrecht opzettelijk mishandelend
zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [Slachtoffer 1],
- in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [Slachtoffer 1] met zijn, verdachtes lichaam, tegen de trap heeft
gedrukt en/of vervolgens voornoemde [Slachtoffer 1] bij de keel heeft
vastgepakt en/of (in) de keel van die [Slachtoffer 1] heeft (dicht) geknepen
en/of met zijn, verdachtes arm, de keel van die [Slachtoffer 1] heeft
dichtgedrukt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 oktober
2008 tot en met 01 mei 2009 te Papendrecht, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk mishandelend zijn
levensgezel, althans een persoon, te weten [Slachtoffer 1], in het gezicht
heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2009
tot en met 15 oktober 2010 te Papendrecht, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind,
althans een persoon, te weten [Slachtoffer 2] (geboorte datum [2005]),
- (tegen haar wil) stevig heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden (zodat
voornoemde [Slachtoffer 2] niet weg kon lopen) en/of
- voornoemde [Slachtoffer 2] op heeft getild en/of (met kracht) in de bank heeft
neergezet en/of
- voornoemde [Slachtoffer 2] in haar buik, in elk geval tegen haar lichaam heeft
geslagen en/of gestompt en/of voornoemde [Slachtoffer 2] heeft laten
struikelen,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Parketnummer: 11/711003-10
Vonnis d.d. 7 juni 2011