vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 93817 / KG ZA 11-140
Vonnis in kort geding van 1 september 2011
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in conventie,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
advocaat mr. R.P.M. Kocken,
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J. van Dijk.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden. Ieder van partijen afzonderlijk zal hierna bij zijn of haar achternaam worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 5 augustus 2011, met producties
- de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 18 augustus 2011,
- de pleitnota van [eisers],
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van [gedaagden], met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde 1] is de gewezen partner van [eiser 1] en de moeder van [eiser 2]. [eiser 1] en [eiser 2] hebben thans een relatie. [gedaagde 2] is bevriend met [gedaagde 1].
2.2. In de nacht van 1 op 2 juli 2011 zijn [gedaagden] naar de camping gegaan waar [eisers] verbleven en is door één van hen de tent waarin [eisers] lagen te slapen met een mes vernield. Hiervan is door [eisers] bij de politie aangifte gedaan.
2.3. Op 4 juli 2011 heeft [gedaagden] enige tijd [eisers] met een auto gevolgd toen [eisers] met hun auto in (de omgeving van) [plaatsnaam] reden. Even later vond er een botsing tussen de beide auto’s plaats toen zij elkaar vanuit tegenovergestelde richting naderden. [eisers] en [gedaagde 2] hebben ieder naar aanleiding daarvan aangifte bij de politie gedaan.
2.4. Bij (nog niet onherroepelijk) vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 7 juli 2011 is [eiser 1] onder meer veroordeeld voor – samengevat – het plegen van ontucht met een minderjarige beneden de zestien jaar en het bezit van een pornografische afbeelding van iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereid. De betreffende minderjarige is de andere dochter van [gedaagde 1] (jongere zus van [eiser 2]).
2.5. Bij e-mail van 2 juli 2011 heeft [eiser 2] aan [gedaagde 1] meegedeeld dat zij door haar met rust gelaten wilde worden. Zowel daarvoor als daarna heeft [gedaagde 1] contact met [eiser 2] gezocht.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eisers] vorderen samengevat - [gedaagden] te verbieden om gedurende 12 maanden:
I. direct of indirect contact te zoeken met [eisers];
II. zich te begeven en te verblijven rond de woon/verblijfplaats van [eisers] aan de [adres 1] (de voorzieningenrechter leest: [adres 1]) [plaatsnaam adres 1];
III. media, kennissen, familieleden, buurtgenoten en collega’s van [eisers] te benaderen en daarbij [eisers] in het contact te noemen/naar hen te verwijzen, dan wel anderszins de onderhavige zaak alsmede aanverwante kwesties openbaar te maken.
Dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2. [gedaagden] voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagden] vorderen – samengevat – :
[eiser 1] te verbieden voor de duur van een jaar zich begeven dan wel aanwezig te zijn dan wil zich op te houden in de [adres 2], althans in een goede justitie te bepalen straat van het woonhuis van [gedaagden] en daarbij [eiser 1] te verbieden op enigerlei wijze rechtstreeks contact met [gedaagden] op te nemen. Dit alles met machtiging van [gedaagden] dit vonnis ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [eiser 1] in de kosten van het geding.
4.2. [eiser 1] voert verweer.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
in conventie en reconventie
de straat- en contactverboden
5.1. Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Of een contactverbod als gevorderd gerechtvaardigd is, moet beantwoord worden aan de hand van de omstandigheden van het geval en met inachtneming van de betrokken belangen van partijen.
5.2. Op grond van de vaststaande feiten is voldoende aannemelijk dat [eisers] meermalen door [gedaagden] zijn lastig gevallen op een wijze die voor hen hinderlijk en incidenteel bedreigend was. Dit geldt ook ten aanzien van [gedaagde 2], nu hij volgens zijn eigen verklaring [gedaagde 1] bij het incident in de nacht van 1 op 2 juli 2011 heeft vergezeld, wetende dat zij naar de camping ging waar [eisers] verbleven en hij op 4 juli 2011 de auto heeft bestuurd waarmee hij en [gedaagde 1] [eisers] volgde. De vrees van [eisers] dat dit onrechtmatig handelen zal voortduren komt gerechtvaardigd voor. De enkele toezegging van [gedaagde 1], dat zij geen contact met [eiser 2] meer zal zoeken, is onvoldoende om die vrees weg te kunnen nemen.
5.3. Tegenover het voormelde onrechtmatig handelen van [gedaagden] staat het volgende. Er kan van worden uitgegaan dat de botsing die op 4 juli 2011 heeft plaatsgevonden, is te wijten aan [eiser 1]. Niet ter discussie staat immers dat hij op dat moment de auto van [eisers] bestuurde en dat die auto zich toen op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer bevond. Of daarbij al dan niet sprake is van opzet aan de zijde van [eiser 1] kan in het kader van dit kort geding niet worden uitgemaakt. Wel is duidelijk en begrijpelijk dat de aan [eiser 1] ten laste gelegde strafbare feiten en de relationele verwikkelingen tussen [eiser 1], [eiser 2] en [gedaagde 1] bij laatstgenoemde spanningen en hevige emoties teweeg hebben gebracht. Van [eiser 1] en [eiser 2] mag worden verwacht dat zij daarmee rekening houden.
5.4. Op grond van het vorenstaande is aannemelijk dat beide partijen recht op en belang hebben bij een ordemaatregel waarmee een periode van rust wordt gecreëerd en dat - voor zover in verband met het nog lopende rechtsgeschil tussen [eiser 1] en [gedaagde 1] mogelijk - elk contact over en weer wordt vermeden. De gevorderde contactverboden zullen derhalve als na te melden worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde straatverboden, met dien verstande dat deze in verband met de eisen van proportionaliteit tot na te melden gebieden zullen worden beperkt. Die gebieden zijn ter zitting met partijen besproken en daarbij is niet gebleken dat van een verbod om het betreffende gebied te betreden enige wezenlijke belemmering in het dagelijks leven van [gedaagden] of [eiser 1] is te verwachten.
het benaderen van media en andere personen
5.5. Ter zitting is met partijen besproken wat onder de begrippen media, kennissen, familieleden, buurtgenoten en collega’s moet worden verstaan en wat de te verwachten effecten van een verbod om die te benaderen zou kunnen zijn. Dat laat echter onverlet dat de door [eisers] aangevoerde gronden en de daartegen door [gedaagden] aangevoerde verweren dienen te worden getoetst.
5.6. Het door [eisers] gevorderde verbod op het benaderen van media is gebaseerd op het op 8 juli 2011 in de plaatselijke krant gepubliceerd artikel over [eiser 1], dat eveneens op de website van die krant is gepubliceerd. Dat dit artikel, zoals [eisers] stellen, door [gedaagde 1] is bewerkstelligd is niet door hen onderbouwd, zodat slechts kan worden aangenomen dat [gedaagde 1], zoals zij heeft verklaard, aan de totstandkoming van dat artikel heeft bijgedragen. Derhalve kan zonder toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat [gedaagde 1] verantwoordelijk is voor het feit dat [eiser 1] in het artikel bij zijn herkenbare voornaam wordt genoemd. Dat de inhoud van dat artikel die aan de bijdrage van [gedaagde 1] zou kunnen worden toegeschreven jegens [eisers] smaad en/of laster oplevert, is – gezien de (vooralsnog) bewezen verklaarde strafbare feiten – zonder toelichting niet aannemelijk. Ook die toelichting ontbreekt.
5.7. Het recht van [gedaagde 1] om zich vrijelijk te uiten staat er aan in de weg dat op grond van alleen de bij [eisers] bestaande vrees dat zulks zal leiden tot een publicatie die onrechtmatig jegens hen is, [gedaagde 1] wordt verboden de media te benaderen.
5.8. Op grond van het vorenstaande dient het gevorderde verbod om de media te benaderen te worden afgewezen. Dat [gedaagde 1] onrechtmatig jegens [eiser 1] heeft gehandeld door zonder zijn toestemming een privéfoto van [eiser 1] aan de krant te verstrekken, terwijl zij kon weten dat hij daardoor in zijn belangen zou worden geschaad, kan niet tot een andere beslissing leiden. Het gevorderde verbod heeft daarop immers geen betrekking.
5.9. Het begrip kennissen is vaag en is – ter zitting daarnaar gevraagd – door [eisers] niet nader ingevuld. Het daarop betrekking hebbende onderdeel van het door [eisers] gevorderde verbod kan reeds daarom niet worden toegewezen.
5.10. Het gevorderde verbod op het benaderen van familieleden betreft, zoals door [eisers] is verklaard, de familieleden van [eiser 1]. Dit onderdeel van de vordering is gebaseerd op de door hen overgelegde e-mail van [gedaagde 1] aan familieleden van [eiser 1] van 25 mei 2011. Eén van de familieleden van [eiser 1] heeft daarop gereageerd met het verzoek haar niet meer lastig te vallen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 1] na 25 mei 2011 nog familieleden van [eiser 1] heeft benaderd. Evenmin is door [eisers] toegelicht dat desondanks valt te verwachten dat [gedaagde 1] wederom familieleden van [eiser 1] zal benaderen. Onder deze omstandigheden bestaat op dit moment onvoldoende grond voor vrees voor herhaling zodat dit onderdeel van de vordering eveneens afgewezen dient te worden.
5.11. Het door [eisers] gevorderde verbod op het benaderen van buurtgenoten en collega’s ziet – zoals door [eisers] is verklaard – op bewoners van de wijk [wijknaam] en collega’s van [eiser 2]. [gedaagde 1] heeft niet bestreden dat zij op 14 juli 2011 bij [eiser 2] op het werk is verschenen en bij collega’s van [eiser 2] navraag over [eiser 2] heeft gedaan en dat zij op 21 juli 2011 buurtgenoten van [eisers] heeft benaderd. In combinatie met hetgeen onder 5.2 is overwogen levert dit voldoende vrees voor inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eisers] op, om een verbod op het benaderen van buurtgenoten in de huidige woonbuurt van [eisers] en collega’s van [eiser 2] te rechtvaardigen. Aangezien [gedaagde 1] dezelfde werkgever heeft als [eiser 2] maar niet op dezelfde locatie werkzaam is en het gevorderde verbod om direct of indirect contact met [eiser 2] te zoeken wordt toegewezen, komt het gevorderde verbod ten aanzien van de collega’s van [eiser 2] te ruim voor en zal dat als na te melden worden toegewezen.
5.12. Het gevorderde verbod om anderszins de onderhavige zaak alsmede aanverwante kwesties openbaar te maken, kan niet worden toegewezen. Daargelaten de ruime formulering van dit verbod, staat het onder 5.7 vermelde recht van [gedaagden] om zich vrijelijk te uiten daaraan in de weg.
5.13. De over en weer gevorderde dwangsom zal worden gelijkgesteld en worden gematigd en aan een maximum worden gebonden als na te melden.
5.14. Op grond van de bloedverwantschap tussen [eiser 2] en [gedaagde 1] en de voormalige relatie tussen [eiser 1] en [gedaagde 1] zullen de proceskosten worden gecompenseerd als na te melden.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1. verbiedt [gedaagden] gedurende een periode van 12 maanden na de uitspraak van dit vonnis:
a. direct of indirect contact te zoeken met [eisers], met uitzondering van contacten via de advocaten van [gedaagde 1] en [eiser 1] over het tussen hen lopende rechtsgeschil;
b. zich te begeven en te verblijven in het gebied dat wordt begrensd door de [straatnamen in de buurt van adres 1], de genoemde wegen – met uitzondering van [X] en het deel van de [Y] dat niet overgaat in de [Z] – daaronder begrepen, één en ander conform de aangehechte plattegrond A;
c. bewoners van de wijk [wijknaam] te benaderen en daarbij [eisers] in het contact te noemen en/of naar hen te verwijzen en collega’s van [eiser 2] op de locatie waar [eiser 2] werkzaam is te benaderen en daarbij in het contact te refereren aan de privésituatie van [eisers] en/of daarover mededelingen te doen.
6.2. bepaalt dat [gedaagde 1] bij overtreding van de onder 6.1 genoemde verboden een dwangsom verbeurt van € 500,- per overtreding;
6.3. bepaalt dat [gedaagde 2] bij overtreding van de onder 6.1 genoemde verboden een dwangsom verbeurt van € 500,- per overtreding;
6.4. bindt de onder 6.2 en 6.3 vermelde dwangsommen aan een gezamenlijk maximum van € 20.000,-;
6.5. verbiedt [eiser 1] gedurende de periode van 12 maanden na uitspraak van dit vonnis:
a. zich te begeven dan wel aanwezig te zijn in het gebied dat wordt begrensd door de [straatnamen in de buurt van adres 2], genoemde wegen daaronder begrepen, één en ander conform de aangehechte plattegrond B;
b. op enigerlei wijze contact met [gedaagden] op te nemen;
6.6. machtigt [gedaagden] het onder 6.5 sub a vermelde verbod ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
6.7. bepaalt dat [eiser 1] bij overtreding van de onder 6.5 vermelde verboden een dwangsom verbeurt van € 500,- per overtreding, zulks tot een maximum van € 20.000,-;
in conventie en reconventie
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2011.?