ECLI:NL:RBDOR:2011:BR6524

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
31 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/911
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening inzake handhaving verbouwing kantoorruimte tot wokrestaurant

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Dordrecht op 31 augustus 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van de Vereniging tot behoud van de kleinschalige horeca in Gorinchem. Het verzoekster had handhavend optreden gevraagd tegen de verbouwing van een kantoorruimte in een bedrijfspand tot een grootschalig wokrestaurant, wat in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders ten onrechte had gesteld dat er geen strijd met het bestemmingsplan was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verbouwing en het gebruik van de kantoorruimte als wokrestaurant niet voldoen aan de eisen voor 'ondersteunende horeca' zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, waardoor het bestreden besluit van 15 augustus 2011 werd geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van verzoekster. Tevens werd verweerder gelast om de verbouwingswerkzaamheden stil te leggen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/911
uitspraak van de voorzieningenrechter
inzake
Vereniging tot behoud van de kleinschalige horeca in Gorinchem, zetelend te Gorinchem, verzoekster,
gemachtigde: [naam], adviseur te Gorinchem,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem, verweerder,
gemachtigde: mr. S.P.C. Bijlmakers, werkzaam bij de gemeente Gorinchem.
Derde partijen:
1. [naam 1], wonende te [woonplaats], eigenaar van het bedrijfspand aan de [adres] en exploitant van het daarin gevestigde "[naam 2]";
2. [naam 3] en [naam 4], h.o.d.n. [naam 5], zetelend te [plaatsnaam].
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 2 augustus 2011, ontvangen op 4 augustus 2011, heeft verzoekster verzocht om handhavend optreden tegen de illegale verbouwing van het bedrijfspand aan de [adres] teneinde daarin een met het geldende bestemmingsplan strijdig wokrestaurant te realiseren en te vestigen.
Op 10 augustus 2011 heeft de gemachtigde van verweerder telefonisch meegedeeld dat het handhavingsverzoek van verzoekster zal worden afgewezen.
Bij brief van 10 augustus 2011 heeft verzoekster de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht verzocht om verweerder bij wijze van voorlopige voorziening op te dragen handhavend op te treden tegen de illegale bouwactiviteiten, onder aanzegging van een dwangsom.
Bij besluit van 15 augustus 2011, verzonden 16 augustus 2011, heeft verweerder het handhavingsverzoek van verzoekster afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 19 augustus 2011 bezwaar gemaakt bij verweerder.
De rechtbank heeft het verzoek om voorlopige voorziening aangemerkt als samenhangend met het bezwaar van verzoekster van 19 augustus 2011.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 30 augustus 2011 ter zitting behandeld.
Verzoekster is verschenen bij haar gemachtigde en haar voltallige bestuur.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, vergezeld van C.J.S. Jeeninga, werkzaam bij de gemeente Gorinchem.
Van de derde partijen is verschenen [naam 1].
2. Overwegingen
2.1. Juridisch kader
2.1.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 2:4, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan zijn taak vervult zonder vooringenomenheid.
Artikel 2:4, tweede lid, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan ertegen waakt dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
2.1.2. Ingevolg artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden, voor zover hier van belang, om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(...)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (...),
d. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen,
(...).
Ingevolge artikel 2.1, derde lid, van de Wabo is in het Besluit Omgevingsrecht (hierna: Bor) bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.
Ingevolge artikel 2.3a, tweede lid, van de Wabo, blijft het eerste lid buiten toepassing indien voor het bouwen van het desbetreffende bouwwerk op grond van artikel 2.1, derde lid, geen omgevingsvergunning is of was vereist.
2.1.3. Ingevolge artikel 2.3, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) is, in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, geen omgevingsvergunning vereist voor de categorieën gevallen in artikel 3 in samenhang met artikel 5 van bijlage II van het Bor.
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder 8, van bijlage II van het Bor is een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op een verandering van een bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. geen verandering van de draagconstructie,
b. geen verandering van de brandcompartimentering of subbrandcompartimentering,
c. geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte, en
d. geen uitbreiding van het bouwvolume.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, van bijlage II van het Bor is artikel 3 niet van toepassing op een activiteit die plaatsvindt in, aan, op of bij een bouwwerk dat in strijd met artikel 2.1 van de wet is gebouwd of wordt gebruikt.
2.1.4. Het perceel [adres] ligt in het plangebied van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Oost II", dat op 28 oktober 2010 door de raad van de gemeente Gorinchem gewijzigd is vastgesteld en in werking is getreden.
Dit perceel heeft in dat bestemmingsplan "Bedrijventerrein Oost II" 2010 de bestemming "Gemengd - 2".
Ingevolge artikel 6 van de planvoorschriften van dit bestemmingsplan zijn de voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden bestemd voor, voor zover van belang:
a. amusementhal voor karting, lasergames, paintball en kruisboogschieten;
b. sportschool;
c. wellness en fittnesscentrum;
d. hal voor evenementen, vakbeurzen en publieksbeurzen;
e. congres- en vergaderfaciliteiten;
f. ondergeschikte detailhandel tot een oppervlakte van ten hoogste 200 m2 per bedrijf
g. ondergeschikte en ondersteunende horeca aan de bovengenoemde functies.
Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften van dit bestemmingsplan wordt, voor zover van belang, onder de volgende begrippen het volgende verstaan in de planvoorschriften van dit bestemmingsplan:
i. Bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
k. Bedrijfsvloeroppervlak:
Het gezamenlijk oppervlak van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
y. Horecabedrijf:
Een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of waarin logies worden verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension, en naar aard en openingstijden gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie met uitzondering van erotisch getinte vermaakfuncties. (...)
z. Niet-zelfstandige horeca:
Het als nevenactiviteit verkopen van dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse in een openbaar toegankelijk bedrijf.
bb. Ondergeschikte horecafunctie:
Een horecafunctie die ten hoogste 15% van de toegestane bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie(s) beslaat.
cc. Ondersteunende horeca:
Er is sprake van ondersteunende horeca indien:
- de horeca-activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
- de openingstijden van de horeca-activiteit zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- de toegang van de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit;
- het aantal vierkante meters ondersteunende horeca is gemaximeerd ten opzichte van de hoofdfunctie;
- er is in het pand een vrij toegankelijke sanitaire ruimte.
2.1.5. Het bedrijfspand op het perceel [adres] is vergund bij besluit van 28 augustus 2007, waarbij verweerder bouwvergunning en vrijstelling krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft verleend voor het oprichten van een bedrijfspand bestemd voor indoorkarting met kantoor, restaurant en sportvoorziening.
De ruimte in het bedrijfspand waarop het handhavingsverzoek ziet, is daarbij vergund als kantoorruimte (hierna: de kantoorruimte).
2.2. Het bestreden besluit
Aan de weigering handhavend op te treden heeft verweerder zijn standpunt ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een overtreding. Er is geen omgevingsvergunning nodig voor de verbouwactiviteiten die thans plaatsvinden in de kantoorruimte of voor het brandveilig gebruik ten behoeve van het daarin door [naam 5] te vestigen wokrestaurant. Het beoogd gebruik van de kantoorruimte voor dit wokrestaurant acht verweerder verenigbaar met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bedrijventerrein Oost II" 2010, omdat het wokrestaurant voldoet aan de volgens artikel 6, aanhef en onder g, van de planvoorschriften van dit bestemmingsplan toegestane functie van "ondergeschikte en ondersteunende horeca", omdat zowel aan de criteria voor "ondergeschikte horeca" als aan de criteria voor "ondersteunende horeca" is voldaan. Ter zitting heeft verweerder het standpunt ingenomen dat daarvan reeds sprake is omdat wordt voldaan aan de criteria van "ondergeschikte horeca".
2.3. Standpunt verzoekster
Verzoekster kan zich niet met de afwijzing van haar handhavingsverzoek verenigen. Zij betoogt uitvoerig dat recentelijk bekend is kunnen worden, onder verwijzing naar agendaposten van verweerder en daaraan ten grondslag liggende notities alsmede naar gemeentelijke e-mails, dat verweerder in het verleden aan verzoekster welbewust een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven over het door verweerder voorgestane beleid in het kader van de besluitvorming over de bouwvergunningsaanvraag voor het onderhavige bedrijfsgebouw en het thans geldende bestemmingsplan. Onverminderd dit betoog is verzoekster van opvatting dat een omgevingsvergunning benodigd is voor de verbouwactiviteiten van de kantoorruimte, omdat het gebruik als wokrestaurant van die kantoorruimte in strijd is met het bestemmingsplan en overigens vanwege het voldoen aan de met dat gebruik samenhangende brandveiligheidseisen. Verzoekster heeft daarom de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen en verweerder te gelasten om de verbouwwerkzaamheden ten behoeve van de ingebruikname van het wokrestaurant stil te leggen, op verbeurte van een dwangsom door verweerder aan verzoekster.
2.4. Beoordeling door de voorzieningenrechter
2.4.1. De beoordeling van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt verweerder niet bij het nemen van een beslissing op het bezwaar van verzoekster.
2.4.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is verzoekster, gelet op haar statuten en haar feitelijke werkzaamheden, belanghebbend bij het bestreden besluit en moet zij worden geacht een spoedeisend belang te hebben bij de gevraagde voorziening.
2.4.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moeten de begrippen "ondersteunende horeca" als bedoeld in artikel 1 sub cc van de planvoorschriften en "ondergeschikte horecafunctie" als bedoeld in artikel 1 sub bb van de planvoorschriften als volgt worden uitgelegd.
Een "horecabedrijf" als bedoeld in artikel 1 sub y van de planvoorschriften is blijkens de begripsomschrijving een in het maatschappelijk verkeer zelfstandig functionerende onderneming oftewel een "bedrijf" als bedoeld in artikel 1 sub i van de planvoorschriften, dat zich toelegt op horeca-activiteiten.
"Niet-zelfstandige horeca" als bedoeld in artikel 1 sub z van de planvoorschriften is blijkens de begripsomschrijving een nevenactiviteit van een "bedrijf" als bedoelt in artikel 1 sub i van de planvoorschriften dat zich in de kern niet toelegt op horeca.
"Ondersteunende horeca" als bedoeld in artikel 1 sub cc van de planvoorschriften is, blijkens de begripsomschrijving in samenhang met de begripsomschrijvingen van "horecabedrijf" en "niet-zelfstandige horeca" bezien, horeca-activiteit die wordt ontplooid in dienst van en ondergeschikt aan een andere bedrijfsactiviteit. De begripsomschrijving behelst dat deze "ondersteunende horeca" kan worden geboden door zowel het "bedrijf" dat ook de hoofdactiviteit ontplooit (waarmee de "ondersteunende horeca" tevens "niet-zelfstandige horeca" is, zij het hier gebonden aan nadere voorwaarden) als een ander "bedrijf" dan het "bedrijf" dat de hoofdactiviteit ontplooit.
Een "ondergeschikte horecafunctie" als bedoeld in artikel 1 sub bb van de planvoorschriften is, blijkens de begripsomschrijving in samenhang met de begripsomschrijvingen van "horecabedrijf", "niet-zelfstandige horeca" en "ondersteunende horeca", in afwijking van wat daar in dagelijks taakgebruik onder wordt verstaan, een planologisch en niet een bedrijfsmatig begrip: het gaat om een ondergeschiktheid in ruimtelijke zin van horeca aan overigens op grond van het bestemmingsplan toegestane functies. De horecafunctie is ondergeschikt als deze ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de ingevolge de planvoorschriften toegestane hoofdfunctie(s) op het desbetreffende plandeel inneemt. De begripsomschrijving voor "ondergeschikte horeca" verzet zich aldus bezien niet tegen de hierboven onderscheiden typen horeca-activiteit (horecabedrijf, niet-zelfstandige horeca en ondersteunende horeca) binnen één plandeel.
2.4.4. De voorzieningenrechter kan verweerder niet volgen in zijn ter zitting ingenomen standpunt dat het wokrestaurant verenigbaar is met het bestemmingsplan reeds omdat wordt voldaan aan de criteria van "ondergeschikte horeca". Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet de ingevolge artikel 6, aanhef en onder g, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Oost II" 2010 ter plaatse toegestane functie van "ondergeschikte en ondersteunende horeca" aldus worden uitgelegd, dat ter plaatse (alleen maar) zijn toegestaan horeca-activiteiten die zowel als ondergeschikte als ondersteunende horeca zijn te kwalificeren.
De voorzieningenrechter ziet bevestiging voor deze uitleg in de "Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Oost II" van 29 september 2010. Hierin wordt namens de planwetgever, naar aanleiding van de namens verzoekster ingediende zienswijze, de ingevolge artikel 6, aanhef en onder g, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Oost II" 2010 ter plaatse toegestane functie van "ondergeschikte en ondersteunende horeca" als volgt toegelicht:
"Het kartcentrum is destijds gerealiseerd met toepassing van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 oude Wet op de Ruimtelijke Ordening. De indiener heeft toen een zienswijze ingediend tegen de realisatie van het kartcentrum i.v.m. het horecagedeelte van 1200 m2. Naar aanleiding van deze zienswijze is het bouwplan aangepast en is het horecadeel teruggebracht naar 400 m2. Het kartcentrum heeft in 2009 bij de gemeente aangegeven dat het horecadeel van 400 m2 niet toereikend is en heeft verzocht om het horecadeel te mogen vergroten. Om met name in de piekmomenten (gebruik van alle activiteiten: karting, paintbal, kruisboogschieten en sumo worstelen) alle gebruikers ook te kunnen voorzien van horeca.
Het bedrijventerrein Oost II zal worden (is deels) ingericht als gemengd bedrijventerrein. Naast vestiging van bedrijven uit hoogwaardige maakindustrie en aanverwante groothandel, wordt op het bedrijventerrein Oost II ook uitbreidingsruimte gevonden voor andere vormen van bedrijvigheid zoals kantoorachtige bedrijvigheid en multifunctionele vrijetijdsfuncties. De uiteenlopende vrijetijdsactiviteiten zijn in dit bestemmingsplan bestemd als Gemengd - 2. Binnen de bestemming is ondergeschikte en ondersteunende horeca toegestaan. Onder ondergeschikt wordt ten hoogste 15% van het bedrijfsvervloeroppervlak verstaan. Onder ondersteunende horeca wordt verstaan:
- de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
- de openingstijden van de horeca-activiteit zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- de toegang van de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit;
- het aantal vierkante meters ondersteunende horeca is gemaximeerd ten opzichte van de hoofdfunctie;
- er is in het pand een vrij toegankelijke sanitaire ruimte.
Het vestigen van een zelfstandige horeca is niet toegestaan.
Het bestaande kartcentrum valt binnen deze bestemming Gemengd - 2 en hier is dan ook ondergeschikte en ondersteunende horeca toegestaan. De begrippen zoals worden voorgesteld door de indiener worden niet overgenomen. Wel zal het begrip "ondersteunende horeca" in de regels worden opgenomen zoals hierboven is weergegeven.
Conclusie: de zienswijze van AAA Consult & Support BV, namens de vereniging tot behoud van kleinschalige horeca, geeft aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen."
Gelet op deze toelichting kan de voorzieningenrechter de door de planwetgever beoogde tegemoetkoming aan de zienswijze van verzoekster door het toevoegen van het begrip "ondersteunende horeca" aan het reeds opgenomen begrip "ondergeschikte horeca" in het ontwerp van artikel 6 van het bestemmingsplan niet anders begrijpen dan dat op grond daarvan ter plaatse slechts horeca-activiteiten werden toegestaan die zowel als ondergeschikt als als ondersteunend zijn te kwalificeren.
De voorzieningenrechter ziet voorts bevestiging voor het oordeel dat de ter plaatse toegestane horeca aan de criteria van beide begrippen moet voldoen in de nadere voorwaarde voor "ondersteunende horeca", volgens welke het aantal vierkante meters ondersteunende horeca is gemaximeerd ten opzichte van de hoofdfunctie. Hieraan is in artikel 6 van de planvoorschriften alleen voldaan, als de horeca zowel als "ondersteunende horeca" als als "ondergeschikte horeca" moet worden aangemerkt. Met dat laatste begrip wordt immers de horeca ten opzichte van de hoofdfunctie(s) tot 15% gemaximeerd.
2.4.5. Uit het voorgaande volgt dat de ter plaatse toegestane horeca, naast "ondergeschikte horeca", ook moet voldoen aan de criteria van "ondersteunende horeca".
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gebruik van de kantoorruimte als wokrestaurant zoals beoogd door de [naam 5] te [plaatsnaam], vanwege zijn omvang, openingstijden en activiteiten, niet is te kwalificeren als "ondersteunende horeca" in de zin van de planvoorschriften maar als "horecabedrijf" in de zin van de planvoorschriften. Ook verweerder is, gelet op zijn betoog ter zitting, inmiddels die opvatting toegedaan. Nu het wokrestaurant niet kan worden getypeerd als "ondersteunende horeca", is het gebruik van de kantoorruimte ten behoeve van het wokrestaurant in strijd is met artikel 6, aanhef en onder g, van de planvoorschriften van het geldende bestemmingsplan. Verweerder heeft daarom ten onrechte aan het bestreden besluit tot afwijzing van het handhavingsverzoek ten grondslag gelegd dat met de verbouwing of de ingebruikname ten behoeve van dit wokrestaurant van de kantoorruimte geen overtreding van het bestemmingsplan aan de orde was.
2.4.6. De verbouw die thans plaatsvindt in de kantoorruimte teneinde deze ruimte in gebruik te kunnen nemen als wokrestaurant, betreft, zo is ter zitting gebleken, in ieder geval het inrichten van een professionele keuken en het aanbrengen van scheidingswanden tussen deze keuken en het restaurantgedeelte.
De voorzieningenrechter heeft thans onvoldoende informatie over de brandveiligheidsaspecten van het omvormen van de (feitelijk gerealiseerde) kantoorruimte naar het beoogde wokrestaurant om zich een oordeel te kunnen vormen over de vraag of voor (de verbouwactiviteiten ten behoeve van) dat gebruik een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo benodigd was dan wel dat daarmee een verandering van de brandcompartimentering of subbrandcompartimentering is gemoeid als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 8, onder b, van bijlage II van het Bor.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moeten de hiervoor beschreven verbouwactiviteiten worden aangemerkt als bouwen van een bouwwerk. Voor zover al geoordeeld zou moeten worden dat dit bouwen voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, aanhef en onder 8, van bijlage II van het Bor, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van omgevingsvergunningvrij bouwen. Er is immers sprake van bouwen ten behoeve van een activiteit die in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter de uitzondering van artikel 5, tweede lid, van bijlage II van het Bor aan de orde, die maakt dat voor het bouwen als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 8, van bijlage II van het Bor toch een omgevingsvergunning voor bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en sub a, van de Wabo benodigd is. Verweerder heeft daarom het bestreden besluit tot afwijzing van het handhavingsverzoek in ieder geval eveneens ten onrechte gebaseerd op het standpunt dat voor de verbouw van de kantoorruimte tot wokrestaurant geen omgevingsvergunning voor bouwen benodigd was.
2.4.7. Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter niet toe aan het kennelijke betoog van verzoekster dat, indien de verbouwing van de kantoorruimte tot restaurant en het gebruik als zodanig in overeenstemming moeten worden geacht met het bestemmingsplan, aan de planvoorschriften in zoverre verbindende kracht moet worden ontzegd, althans dat deze in zoverre buiten toepassing moeten worden gelaten, omdat na het onherroepelijk worden van het plan is gebleken dat het bestemmingsplan in zoverre tot stand is gekomen in strijd met artikel 2:4 van de Awb. Wel zij opgemerkt dat verweerder desgevraagd ter zitting de feiten die verzoekster aan dit betoog ten grondslag heeft gelegd, niet heeft betwist.
2.4.8. Nu naar verwachting het bestreden besluit in bezwaar geen stand zal kunnen houden op grond van hetgeen in 2.4.3 tot en met 2.4.6 is overwogen, komt het verzoek om voorlopige voorziening voor inwilliging in aanmerking.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in zoverre dat het bestreden besluit van 15 augustus 2011 wordt geschorst tot zes weken na het nemen van de beslissing door verweerder op verzoeksters bezwaar. Tevens ziet de voorzieningenrechter, na afweging van de betrokken belangen, aanleiding om verweerder te gelasten om uiterlijk maandag 5 september 2011 de werkzaamheden tot verbouwing van de kantoorruimte tot wokrestaurant stil te leggen. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende grond om aan deze last aan verweerder een dwangsom te verbinden, te verbeuren aan verzoekster, en wijst het verzoek om voorlopige voorziening in zoverre af. Er zijn weliswaar aanwijzingen dat verweerder vooringenomen is en niet bereid tot een kenbare, evenwichtige belangenafweging ten aanzien van de komst van een zelfstandig en grootschalig wokrestaurant ter plaatse, maar de voorzieningenrechter acht deze aanwijzingen onvoldoende om aan te nemen dat verweerder geen gehoor zal geven aan de last van de voorzieningenrechter. Mocht dat onverhoopt wel het geval zijn, dan staat het verzoekster vrij opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen.
2.4.9. Nu het verzoek om voorlopige voorziening (gedeeltelijk) wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,- vergoedt.
De voorzieningenrechter ziet in de (gedeeltelijke) toewijzing van het verzoek tevens aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die verzoekster heeft moeten maken. De voorzieningenrechter begroot deze kosten, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, op een bedrag van € 874,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting wordt toegekend, met een waarde per punt van € 437,- en wegingsfactor 1.
2.4.10. Gezien het vorenstaande beslist de voorzieningenrechter als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in zoverre dat:
* de voorzieningenrechter het bestreden besluit van 15 augustus 2011 schorst tot zes weken na het nemen van de beslissing door verweerder op verzoeksters bezwaar;
* de voorzieningenrechter verweerder gelast om uiterlijk maandag 5 september 2011 de werkzaamheden tot verbouwing van de kantoorruimte in het pand [adres] tot wokrestaurant stil te leggen;
- wijst het verzoek om aan deze last aan verweerder een dwangsom te verbinden, te verbeuren aan verzoekster, in zoverre af;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-, welke kosten verweerder aan verzoekster moet vergoeden.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzieningenrechter, en door deze en mr. M. Lammerse, griffier, ondertekend.