ECLI:NL:RBDOR:2011:BU1930

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/558 (1)
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake indicatie voor begeleiding en verblijf in de zorg

In deze tussenuitspraak van de rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 april 2011, wordt de zaak behandeld van eiser, die een indicatie voor zorgzwaartepakket (ZZP) GGZ heeft aangevraagd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.J.A. Vis, heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de toekenning van zorgindicaties. De rechtbank heeft op 10 februari 2011 de zaak behandeld, waarbij ook de ouders van eiser en zijn psycholoog aanwezig waren. Eiser heeft een autistische stoornis en een obsessief-compulsieve stoornis, en stelt dat de toegekende indicatie niet aansluit bij zijn zorgbehoefte. De rechtbank oordeelt dat de indicatie voor verblijf langdurig klasse 7 en begeleiding groep klasse 9 juist zijn, maar dat de indicatie voor begeleiding individueel klasse 3 onvoldoende is. De rechtbank verzoekt het CIZ om het gebrek in het besluit te herstellen en de indicatie voor individuele begeleiding opnieuw te beoordelen. De rechtbank heropent het onderzoek en stelt een termijn van zes weken voor het CIZ om te reageren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/558
tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht
in het geding tussen
[naam eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. W.J.A. Vis, werkzaam bij DAS rechtsbijstand,
en
de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerster,
gemachtigde: I.C.J.G. van Maris, werkzaam bij verweerster.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 12 november 2009 heeft verweerster aan eiser op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (hierna: AWBZ) een indicatie toegekend voor zorgzwaartepakket (hierna: ZZP) GGZ 3C.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 30 november 2009 bezwaar gemaakt bij verweerster.
Bij besluit van 16 maart 2010 heeft verweerster het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard, het besluit van 12 november 2009 herroepen en aan eiser een indicatie toegekend voor ZZP GGZ 4C.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 20 april 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht. Nadat is vastgesteld dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is tot kennisneming van het beroep, is met partijen afgesproken dat het beroep in Dordrecht zal worden behandeld door de rechtbank Rotterdam.
Bij brief van 10 november 2010 heeft verweerster het besluit van 16 maart 2010 ingetrokken.
Bij besluit van 23 december 2010 heeft verweerster het bezwaar van eiser tegen het besluit van 12 november 2009 gegrond verklaard, het besluit van 12 november 2009 herroepen en aan eiser een indicatie toegekend voor verblijf langdurig klasse 7, persoonlijke verzorging klasse 3, begeleiding groep klasse 9 en begeleiding individueel klasse 3.
Bij brief van 26 januari 2011 heeft eiser de gronden van het beroep aangevuld.
De zaak is op 10 februari 2011 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
Beide partijen zijn verschenen bij gemachtigde. Voorts zijn ter zitting verschenen [naam A], de vader van eiser, [naam B], de moeder van eiser, drs. M. Verplancke, de psycholoog bij wie eiser onder behandeling staat, en [naam c], de begeleider van eiser op zorgboerderij [naam] te [plaatsnaam].
2. Overwegingen
2.1. het wettelijk kader
2.1.1. Ingevolge artikel 9a, eerste lid, van de AWBZ voorzien burgemeester en wethouders erin dat in hun gemeente ten behoeve van de inwoners een onafhankelijk indicatieorgaan werkzaam is, dat kosteloos besluit of een inwoner is aangewezen op een van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vormen van zorg.
Ingevolge artikel 9b, eerste lid, van de AWBZ, voor zover hier van belang, bestaat aanspraak op zorg, aangewezen ingevolge artikel 9a, eerste lid, slechts indien en gedurende de periode waarvoor het bevoegde indicatieorgaan op een door de verzekerde ingediende aanvraag heeft besloten dat deze naar aard, inhoud en omvang op die zorg is aangewezen.
2.1.2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (hierna: Besluit), voor zover hier van belang, heeft de verzekerde, behoudens voor zover het zorg betreft die kan worden bekostigd op grond van een andere wettelijke regeling of een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, aanspraak op:
a. persoonlijke verzorging als omschreven in artikel 4;
c. begeleiding als omschreven in artikel 6;
e. verblijf als omschreven in artikel 9.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van het Besluit, zoals luidend ten tijde hier van belang, bestaat de aanspraak op zorg slechts voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop is aangewezen.
Ingevolge artikel 4 van het Besluit omvat persoonlijke verzorging het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid, te verlenen door een instelling.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Besluit omvat begeleiding door een instelling te verlenen activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:
a. de sociale redzaamheid,
b. het bewegen en verplaatsen,
c. het psychisch functioneren,
d. het geheugen en de oriëntatie, of
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel zijn de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en strekken tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing van de verzekerde.
Ingevolge het derde lid van dit artikel bestaan de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, uit:
a. het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen,
b. het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of
c. het overnemen van toezicht op de verzekerde.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van het Besluit, zoals luidend ten tijde hier van belang, omvat verblijf het verblijven in een instelling, noodzakelijkerwijs gepaard gaande met een beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat of permanent toezicht voor een verzekerde met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
2.1.3. Ingevolge artikel 8:51a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Ingevolge de eerste volzin van het tweede lid van dit artikel bepaalt de rechtbank de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen.
Ingevolge artikel 8:80a, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank een tussenuitspraak als zij artikel 8:51a toepast.
2.2. de bestreden besluiten
2.2.1. Bij besluit van 16 maart 2010 heeft verweerster het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard, het besluit van 12 november 2009 herroepen en aan eiser een indicatie toegekend voor ZZP GGZ 4C. Bij brief van 10 november 2010 heeft verweerster haar besluit van 16 maart 2010 ingetrokken. Bij besluit van 23 december 2010 heeft verweerster het bezwaar van eiser tegen het besluit van 12 november 2009 gegrond verklaard, het besluit van 12 november 2009 herroepen en aan eiser een indicatie toegekend voor verblijf langdurig klasse 7 (7 etmalen per week), persoonlijke verzorging klasse 3 (4 tot 6,9 uur per week), begeleiding groep klasse 9 (9 dagdelen per week) en begeleiding individueel klasse 3 (4 tot 6,9 uur per week).
2.2.2. In het besluit van 23 december 2010 heeft verweerster, samengevat, het volgende overwogen.
Aan eiser is een indicatie toegekend in de vorm van een ZZP. Gelet op de uitspraak van 29 september 2010 (LJN BO1797) van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) is verweerster verplicht om in plaats van een ZZP de functie verblijf langdurig en losse functies te indiceren. Om die reden is het besluit van 16 maart 2010 ingetrokken en wordt aan eiser een indicatie toegekend op grond van de zorgbehoefte en de daarbij behorende functies en klassen.
De dominante grondslag voor de zorg is een psychiatrische aandoening. Eiser is aangewezen op een beschermde woonomgeving. Derhalve is verblijf voor 7 dagen per week geïndiceerd. Voor wat persoonlijke verzorging betreft, heeft eiser hulp en toezicht nodig bij het wassen, aan- en uitkleden en tandenpoetsen. Op grond van de beleidsregels zijn normtijden vastgesteld, waarbij voor samenvallende activiteiten een korting wordt toegepast. Bij toepassing van deze beleidsregels heeft eiser recht op 6,5 uur persoonlijke verzorging per week. Dit valt in klasse 3. Voor wat betreft de functie begeleiding heeft eiser de maximale begeleiding in groepsverband toegekend gekregen. Deze is voorliggend op individuele begeleiding. Naast de deelname aan de groepsactiviteit is er in de avond en in het weekend sprake van de noodzaak tot voortdurend toezicht. Deze is toegekend op basis van de functie verblijf. Om daarnaast ondersteuning te bieden voor structuur en regie kan op grond van de indicatiewijzer maximaal een indicatie in de functie begeleiding individueel klasse 4 toegekend worden. Omdat aan eiser de maximale indicatie is toegekend voor begeleiding groep, moet een indicatie begeleiding individueel klasse 3 volstaan.
2.3. de gronden van beroep
Eiser heeft, samengevat, het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
De toegekende indicatie voorziet niet in de zorgvraag/hulpbehoefte van eiser. Eiser heeft als gevolg van een autistische stoornis en een obsessief compulsieve stoornis intensieve individuele begeleiding nodig. Na een lange behandelgeschiedenis en vele afwijzingen van instanties is er een plek gevonden waar eiser zich goed voelt en het goed met hem gaat. Per 13 juli 2009 woont eiser op zorgboerderij [naam] te [plaatsnaam]. Er is sinds eiser daar verblijft meer rust en stabiliteit in zijn leven. Omdat eiser autisme heeft en een redelijke intelligentie, wordt door verweerster gesteld dat het meest passende cliëntprofiel valt binnen de geestelijke gezondheidszorg. Op basis van zijn functioneren is het niveau van eiser echter dat van een verstandelijk gehandicapte. Als eiser niet de juiste begeleiding krijgt, kan hij een gevaar voor zichzelf en de maatschappij gaan vormen. Eiser is zeer labiel. Om meer stabiliteit in zijn leven te creëren en om verder te kunnen werken aan zijn ontwikkeling zijn meer uren begeleiding en dagbesteding nodig dan waar ZZP GGZ 4C in voorziet. Eiser heeft ZZP VG 7 nodig. Nu eiser eindelijk de juiste hulp heeft gevonden, lijkt het erop dat hij hiervan geen gebruik mag maken omdat verweerster van mening is dat hij recht heeft op minder begeleiding dan hij nodig heeft. Ter onderbouwing van het beroep heeft eiser onder meer rapporten overgelegd van een consulent van het Centrum voor Consultatie en Expertise te Gouda, een psycholoog en een kinder- en jeugdpsychiater van het dr. Leo Kannerhuis te Doorwerth en van drs. Verplancke voornoemd.
Eiser is geïndiceerd voor 7 dagen verblijf per week en de zorgboerderij waar hij woont, is een passende setting. Het probleem is de financiering. Hoewel verweerster niet gaat over de financiering, is dat voor de onderhavige zaak wel van belang, omdat het zorgkantoor slechts financiering voor verblijf gedurende 2 etmalen per week verstrekt. De indicatie begeleiding individueel klasse 3 is volstrekt onvoldoende. Eiser dient een indicatie ZZP VG 7 te krijgen. Op deze punten blijft eiser het oneens met verweerster. Thans ontstaat een nijpende en om financiële redenen onhoudbare situatie. Het zorgkantoor stelt dat de indicatie verblijf langdurig klasse 7 alleen als zorg in natura kan worden geleverd. Vanwege de grote en intensieve zorgbehoefte is er geen AWBZ-instelling waar eiser terecht kan. De zorgboerderij is volgens alle deskundigen een passende oplossing, maar vanwege het gebrek aan financiën voor de feitelijk geleverde en ook noodzakelijke begeleiding niet te realiseren.
2.4. het oordeel van de rechtbank
2.4.1. Gesteld noch gebleken is dat eiser belang heeft bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het ingetrokken besluit van 16 maart 2010. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen dat besluit.
2.4.2. Het beroep van eiser tegen het besluit van 16 maart 2010 wordt ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:18, eerste lid, van deze wet, geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 23 december 2010.
2.4.3. Daargelaten of de door verweerster genoemde uitspraak van 29 september 2010 van de CRvB zonder meer in de weg staat aan het toekennen van een ZZP, staat naar het oordeel van de rechtbank geen rechtsregel in de weg aan de keuze van verweerster om aan eiser een indicatie toe te kennen op grond van zijn zorgbehoefte en de daarbij behorende functies en klassen. Wat de dominante grondslag van de zorgbehoefte van eiser is, kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven. Bepalend voor de rechtmatigheid van het besluit van 23 december 2010 is of de toegekende indicatie voldoende recht doet aan de zorgbehoefte van eiser en niet of het standpunt van verweerster over de dominante grondslag van deze behoefte juist is.
2.4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser is aangewezen op permanent verblijf in een instelling, zodat de indicatie verblijf langdurig klasse 7 juist is. Blijkens het verhandelde ter zitting zijn partijen het er verder over eens dat de indicatie begeleiding groep klasse 9 juist is.
Het betoog van eiser bevat geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de indicatie persoonlijke verzorging klasse 3 onjuist is. Namens eiser is, ook desgevraagd ter zitting, niet aannemelijk gemaakt dat de door verweerster in dit kader genoemde activiteiten en de daarop gebaseerde berekening van de zorgbehoefte geen recht doet aan de zorgbehoefte van eiser op het gebied van zijn persoonlijke verzorging.
2.4.5. Blijkens het faxbericht van 26 januari 2011 en de nadere toelichting ter zitting kan eiser zich niet verenigen met de indicatie begeleiding individueel klasse 3. Dat eiser intensieve begeleiding nodig heeft, wordt door verweerster niet betwist, wat ook blijkt uit de toekenning van de indicatie begeleiding groep klasse 9. Volgens het door verweerster gevoerde beleid is een combinatie van de indicaties begeleiding groep klasse 9 en begeleiding individueel klasse 4 mogelijk. Gelet hierop kan verweerster ter motivering van de aan eiser toegekende indicatie begeleiding individueel klasse 3 naar het oordeel van de rechtbank niet volstaan met het standpunt dat dit voldoende moet zijn omdat aan eiser de maximale indicatie begeleiding groep is toegekend, maar had het op de weg van verweerster gelegen te onderzoeken hoeveel individuele begeleiding eiser nodig heeft en daarover een gemotiveerd standpunt in te nemen. In dit verband is van belang dat verweerster onder bijzondere omstandigheden gehouden is van haar beleid af te wijken, terwijl gelet op de door eiser overgelegde stukken naar het oordeel van de rechtbank niet zonder nader onderzoek en motivering duidelijk is dat begeleiding individueel klasse 3 of 4 volstaat.
2.4.6. Uit een oogpunt van finale geschilbeslechting binnen een redelijke termijn zal de rechtbank verweerster in de gelegenheid stellen het gebrek in het bestreden besluit op het punt van de indicatie voor individuele begeleiding te herstellen. Daartoe zal het onderzoek worden heropend. Met verwijzing naar artikel 8:51a van de Awb verzoekt de rechtbank verweerster binnen zes weken schriftelijk kenbaar te maken of zij gebruik maakt van deze gelegenheid en, zo ja, het aangevulde of gewijzigde besluit op het bezwaar van eiser binnen deze termijn aan de rechtbank en de gemachtigde van eiser toe te zenden. Na ontvangst van de reactie van verweerster zal de rechtbank bepalen hoe het beroep verder wordt behandeld en partijen daarover informeren.
2.4.7. Gelet op het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Rotterdam:
- heropent het onderzoek ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de indicatie van eiser voor individuele begeleiding;
- verzoekt verweerster binnen zes weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak schriftelijk kenbaar te maken of zij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit op het punt van de indicatie voor individuele begeleiding te herstellen en, zo ja, het aangevulde of gewijzigde besluit op het bezwaar van eiser binnen deze termijn aan de rechtbank en de gemachtigde van eiser toe te zenden.
Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, rechter, en door deze en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend.