ECLI:NL:RBDOR:2011:BU2960

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
26 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84359 / HA ZA 09-2883
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige gebruik van tekeningen en boetebeding in civiele procedure

In deze civiele procedure tussen Finnhouse Houtbouw B.V. en een gedaagde, heeft de rechtbank Dordrecht op 26 oktober 2011 uitspraak gedaan over de onrechtmatige gebruik van tekeningen door de gedaagde. De eiser, Finnhouse, stelde dat de gedaagde zonder toestemming tekeningen had gebruikt, wat in strijd was met de contractuele verplichtingen. De rechtbank oordeelde dat het tegenbewijs van de gedaagde niet geslaagd was. De gedaagde had na een tussenvonnis een bedrag van € 14.077,70 betaald, waardoor de hoofdvordering van Finnhouse nog € 31.382,70 bedroeg. De rechtbank concludeerde dat de tekeningen van Finnhouse waren gebruikt bij de realisatie van de woning van de gedaagde, en dat de gedaagde in beginsel de boete verschuldigd was zoals vermeld in de algemene voorwaarden van Finnhouse. Het verzoek van de gedaagde tot matiging van de boete werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de gedaagde had kunnen protesteren tegen de hoogte van de boete bij het aangaan van de overeenkomst. De rechtbank stelde vast dat de boete correct was berekend op € 31.382,70 en dat de gedaagde als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. De totale kosten aan de zijde van Finnhouse werden begroot op € 5.048,25. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 84359 / HA ZA 09-2883
Vonnis van 26 oktober 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FINNHOUSE HOUTBOUW B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
eiseres,
advocaat mr. R.G. Degenaar,
tegen
[Gedaagde]
wonende te Poederoijen,
gedaagde,
advocaat mr. S. Schuurman.
Partijen zullen hierna Finnhouse en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juli 2010
- de akte van [gedaagde]
- de processen-verbaal van getuigenverhoor van 15 december 2010 en 7 april 2010
- de conclusie na getuigenverhoor van Finnhouse, tevens akte vermindering van eis
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor van [gedaagde]
- de door beide partijen overgelegde producties
1.2. De rechter, ten overstaan van wie het getuigenverhoor van 15 december 2010 is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen in verband met benoeming elders.
2. Het geschil
2.1. [gedaagde] heeft na het tussenvonnis € 14.077,70 betaald. Finnhouse vermindert haar hoofdvordering met dit bedrag, zodat de hoofdvordering nog € 31.382,70 bedraagt.
3. De verdere beoordeling
3.1. In het tussenvonnis is [gedaagde] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen stelling dat de tekeningen van Finnhouse zijn gebruikt bij de realisatie van de woning van [gedaagde] dan wel dat de tekeningen van Finnhouse ten grondslag hebben gelegen aan de door [X] opgestelde tekeningen.
[gedaagde] heeft stukken overgelegd en zichzelf, zijn echtgenote en [getuige 1] als getuigen doen horen. Finnhouse heeft in contra-enquête [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] als getuigen voorgebracht.
3.2. Voldoende om tegenbewijs te doen slagen, is dat [gedaagde] de voorshands bewezen geachte stellingen van Finnhouse ontzenuwt en/of dat hij door het aandragen van bewijsmateriaal slaagt in het ontkrachten van de voorshands voor bewezen gehouden feiten.
3.3. [gedaagde] is niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs.
[gedaagde] en [getuige 2] (directeur van Finnhouse) verklaren beiden dat de relatie tussen partijen op 14 augustus 2008 is geëindigd. [getuige 1] (die na beëindiging van de relatie met Finnhouse tekeningen voor de woning heeft gemaakt) en [gedaagde] verklaren dat hun eerste contact dateerde van september 2008. [gedaagde] verklaart dat hij de tekeningen van Finnhouse mogelijk aan [getuige 1] heeft laten zien, [getuige 1] verklaart dat hij een tekening van Finnhouse heeft gezien en de echtgenote van [gedaagde] verklaart eveneens dat zij de tekeningen van Finnhouse aan [getuige 1] hebben laten zien. Uit de verklaringen van [getuige 3] (adviseur constructies bij de firma Goudstikker) en [getuige 2] blijkt dat er begin september 2008 een bestektekening is ingeleverd bij Goudstikker. Getuige [getuige 1] verklaart dat hij direct een definitief ontwerp maakt en dat zoiets enkele maanden na het eerste contact klaar is. Uit deze verklaring, bezien in onderling verband, volgt dat de tekening van Finnhouse gebruikt moet zijn omdat anders niet verklaard kan worden hoe [getuige 1] zo snel zijn definitief ontwerp klaar kon hebben. Voorts zijn de overeenkomsten in de vorm van de woning in beide ontwerpen zo groot dat ook daaruit valt af te leiden dat de tekeningen van Finnhouse moeten zijn gebruikt. Dat bij de uiteindelijk gebouwde woning ander bouwmateriaal is gebruikt dan in het ontwerp van Finnhouse is van ondergeschikt belang.
3.4. Nu [gedaagde] niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs, komt vast te staan dat de tekeningen van Finnhouse zijn gebruikt bij de realisatie van de woning, dan wel dat de tekeningen van Finnhouse ten grondslag hebben gelegen aan de door [X] opgestelde tekeningen. Daarmee is [gedaagde] in beginsel de boete, zoals vermeld in
artikel 11 sub b van de algemene voorwaarden van Finnhouse, verschuldigd.
3.5. Het verzoek tot matiging van de boete is in het tussenvonnis van 28 juli 2010 onder 4.35 afgewezen. Terecht stelt [gedaagde] in zijn conclusie na enquête dat de rechtbank ten onrechte alleen zijn beroep op art. 6:232 sub a BW (lees: 6:233 sub a BW), zoals geformuleerd onder punt 52 van de conclusie van antwoord, heeft getoetst en dat
art. 6:94 lid 3 BW ambtshalve toegepast had moeten worden. Beperken van de matigings-bevoegdheid is nietig, dus de woorden “niet voor vermindering vatbare” in art. 11 sub b van de algemene voorwaarden gelden niet. Voor het overige is deze bepaling wel geldig. In zoverre wordt teruggekomen op het tussenvonnis.
3.6. [gedaagde] stelt dat toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden leidt tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat, omdat
a. een boete van 10% te hoog is voor een consument,
b. hij de tekenkosten al heeft betaald,
c. voor deze tekenkosten een afzonderlijke vergoeding is opgenomen in de kosten van het houtpakket en
d. Finnhouse een ongekend hoge winstmarge rekent.
3.7. Om te beoordelen of de boete buitensporig en daarom onaanvaardbaar is, dient eerst vastgesteld te worden op basis van welk bedrag de boete moet worden berekend. Na het tussenvonnis hebben beide partijen zich over de hoogte van de boete uitgelaten.
In artikel 11 sub b. van de algemene voorwaarden is vermeld dat de hoogte van de boete is: ‘10% van de eventuele bouwsom bij realisering van het getekende bouwwerk’. Vast staat daarmee dat uitgegaan dient te worden van ‘de eventuele bouwsom’. Partijen leggen het begrip bouwsom verschillend uit.
De vraag wat partijen zijn overeengekomen kan niet worden beantwoord enkel op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. Steeds komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.8. Vast staat dat Finnhouse in haar brief van 11 juli 2008 aan [gedaagde], voor zover thans van belang, het volgende heeft meegedeeld:
(…) De totale kosten voor uw woning zoals hier beschreven, worden zodoende geschat te liggen tussen € 295.000,-- en € 315.000,-- (sleutelklaar) exclusief BTW. De totaalkosten zijn inzichtelijk gemaakt in bijgesloten bouwkostenraming
[gedaagde] moest uit deze brief begrijpen, dat Finnhouse met de bouwkosten doelde op de totale bouwkosten indien de woning gerealiseerd zou worden en niet alleen op het houtpakket, zoals [gedaagde] aanvoert. Dat [gedaagde] na ontvangst van deze brief heeft geantwoord dat deze bouwkosten voor hem onredelijk hoog waren stelt hij niet. Finnhouse mocht dan ook verwachten dat de door haar berekende bouwkosten basis waren van de verdere gang van zaken.
[gedaagde] voert nog aan dat, indien al van de totale bouwkosten moet worden uitgegaan, de door hem werkelijk gemaakte bouwkosten uitgangspunt dienen te zijn. Dit standpunt kan niet worden aanvaard. De strekking van het boetebeding is dat Finnhouse niet wil dat de wederpartij haar tekeningen kosteloos aan een ander ter beschikking stelt, zodat een ander minder kosten hoeft te maken en Finnhouse haar kosten er niet uit haalt. [gedaagde] had moeten begrijpen dat juist daarom de door Finnhouse begrote bouwsom uitgangspunt dient te zijn.
De gevorderde boete is juist berekend op € 31.382,70.
3.9. De door [gedaagde] aangevoerde omstandigheden leiden niet tot een onaanvaardbaar resultaat. [gedaagde] had bij het aangaan van de overeenkomst kunnen protesteren dat 10% voor hem als consument te hoog was. Hij heeft echter, wetend dat hij consument was, dit percentage aanvaard. Dat de tekenkosten onderdeel uitmaken van de totale bouwsom op basis waarvan de boete wordt berekend, maakt niet dat de tekenkosten dubbel worden betaald. In de overgelegde kostenraming (prod. 12 bij antwoord) zijn overigens geen tekenkosten berekend. De marge die Finnhouse rekent is van ondergeschikt belang. [gedaagde] was vrij een goedkoper adres te zoeken, wat hij ook gedaan heeft. De door [gedaagde] berekende marge is overigens niet terug te vinden in de kostenraming (prod. 12 bij dagvaarding). [gedaagde] zou, en daar gaat het om, geen boete verschuldigd zijn als hij de tekeningen van Finnhouse niet had gebruikt. Er is dus geen aanleiding de boete te matigen.
3.10. [gedaagde] voert nog aan dat de vordering ter zake de boete moet worden afgewezen, omdat op grond van art. 6:92 lid 1 BW geen nakoming gevorderd kan worden van zowel het boetebeding als van de verbintenis waaraan het boetebeding verbonden is. [gedaagde] voert aan dat niet zowel betaling voor het tekenwerk als nakoming van het boetebeding kan worden gevorderd.
3.11. Finnhouse heeft op dit zeer laat in de procedure voor het eerst gevoerde verweer niet kunnen reageren, zodat reeds daarom hieraan voorbij gegaan moet worden. Ten overvloede wordt overwogen, dat het beroep op art. 6:92 lid 1 BW niet slaagt. De boete is verbonden aan (overtreding van) de verbintenis, inhoudende dat [gedaagde] zonder uitdrukkelijke toestemming van Finnhouse haar tekeningen niet mag gebruiken. De boete houdt geen verband met de verbintenis het opgedragen tekenwerk te betalen.
3.12. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Buitengerechtelijke kosten worden echter niet gevorderd. [gedaagde] betwist niet dat hij met de brief van 9 juli 2009 is aangemaand het bij dagvaarding gevorderde bedrag te betalen binnen veertien dagen (prod. 13 bij dagvaarding). [gedaagde] was dus vanaf 23 juli 2009 in verzuim, zodat de wettelijke rente in zoverre toewijsbaar is. De rechtbank begrijpt dat Finnhouse de vordering ten aanzien van wettelijke rente niet heeft gewijzigd. Over het na de dagvaarding betaalde bedrag is dus wettelijke rente verschuldigd vanaf 23 juli 2009 tot de dag van betaling.
3.13 [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Finnhouse worden begroot op:
- dagvaarding € 72,25
- griffierecht 1.000,00
- getuigenkosten 400,00
- salaris advocaat 3.576,00 (4,0 punten × tarief IV à € 894,00)
Totaal € 5.048,25
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Finnhouse te betalen een bedrag van € 31.382,70 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 45.460,40 vanaf 23 juli 2009 tot de dag van volledige betaling,
4.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Finnhouse tot op heden begroot op € 5.048,25,
4.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk, rechter, en in het openbaar uitgesproken op
26 oktober 2011.