ECLI:NL:RBDOR:2011:BU3956

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
10 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/870289-11 en 01/845020-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben vuurwapen wegens onvoldoende bewijs van bewustzijn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht, is de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 oktober 2011, waarbij de rechtbank moest beoordelen of de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van een vuurwapen op zijn zolder. Op 20 mei 2011 werd een vuurwapen van categorie III, voorzien van een geluiddemper, aangetroffen in een tas op de zolder van de woning van de verdachte. De verdachte ontkende echter dat de tas van hem was en verklaarde dat zijn neef, die op dat moment bij hem op bezoek was, het wapen daar had verstopt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich in enige mate bewust was van het wapen op zijn zolder. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het voorhanden hebben van het vuurwapen, omdat er geen bewijs was dat hij wist dat het wapen daar was verstopt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en de tas, onttrokken moesten worden aan het verkeer. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd afgewezen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het nieuwe feit. Het vonnis werd uitgesproken op 10 november 2011 door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 11/870289-11 en 01/845020-10 (TUL)
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 november 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie) op [1966],
wonende te [adres en woonplaats],
hierna: verdachte.
De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 27 oktober 2011.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3 Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - het ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, met aftrek van de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Tevens heeft zij gevorderd dat de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 138 dagen ten uitvoer gelegd dient te worden, nu verdachte voor het einde van de proeftijd zich opnieuw schuldig gemaakt heeft aan een misdrijf.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de zwarte schoudertas met overslagsluiting, een vuurwapen FN met demper (7.1) en een patronendoosje cal. 7.65 (7.1) onttrokken worden aan het verkeer.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf bepleit, met dien verstande dat dat deel wordt omgezet in een werkstraf.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
4 De bewijsbeslissing
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd. Zij overweegt daartoe het volgende.
Voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie, is onder meer vereist dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van dat wapen.
Vast staat dat op 20 mei 2011 een vuurwapen van categorie III, voorzien van een geluiddemper en met bijbehorende munitie op de zolder van verdachtes woning in een tas is aangetroffen. De betreffende tas stond achter twee andere tassen.
Verdachte heeft (in tegenstelling tot hetgeen hij ter terechtzitting heeft verklaard) bij de politie steeds ontkend dat de tas waar het vuurwapen in is aangetroffen, van hem was. Verdachte heeft ook lang volgehouden dat zijn neef [naam neef] op 20 mei 2011 pas anderhalf uur voor hun aanhouding bij hem op bezoek was gekomen. Voor dit laatste heeft verdachte als reden opgegeven dat hij zijn neef wilde beschermen. Verdachtes neef had hem namelijk verteld dat hij een ex-vriendin had doodgeschoten. Verdachte was er voorts van op de hoogte dat zijn neef in het bezit was van een vuurwapen en een geluiddemper.
Hiertegenover staat dat de neef van verdachte in ieder geval vanaf 13 mei 2011 in de woning van verdachte verbleef en ook op tijden vrije toegang had tot verdachtes woning. Voorts zou verdachte - uitgaande van zijn eigen verklaring - zijn neef op genoemde datum hebben gevraagd waar hij het vuurwapen had gelaten. Hierop was het antwoord dat het wapen in de woning van een vriend respectievelijk bij [naam neef] thuis lag.
De neef van verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen op 16 mei 2011 in de tas op zolder heeft verstopt en dat verdachte hier niets van wist.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij op 17 mei 2011 op zolder is geweest, maar hij heeft ook verklaard dat hij de tas (die zoals gezegd achter twee andere tassen is aangetroffen) niet heeft opgemerkt, laat staan dat hij op de hoogte was van de inhoud van de tas. Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit de onjuistheid van die verklaring blijkt. De verklaring van verdachte op dat punt kan daardoor niet als kennelijk leugenachtig worden aangemerkt. Dat verdachte steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd, draagt niet bij aan zijn geloofwaardigheid, maar is op zich in casu onvoldoende doorslaggevend.
Nu ook overigens genoegzaam wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van het feit dat er een vuurwapen voorzien van een geluiddemper met daarbij behorende munitie op zijn zolder lag.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dat feit.
4.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
4.3 De onttrekking aan het verkeer
Nu het voorhanden hebben (in een schoudertas) van een vuurwapen van categorie III (te weten een pistool, merk FN, met demper) en munitie van categorie III (te weten patronen (in een doosje) van kaliber 7.65 mm) bij de Wet wapens en munitie verboden is, is er met betrekking tot deze voorwerpen een strafbaar feit begaan (artikel 36b van het Wetboek van Strafrecht). Aangezien voorts het ongecontroleerd bezit van deze voorwerpen in strijd is met de wet, zijn ze vatbaar voor onttrekking aan het verkeer (artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht) en zal de rechtbank deze onttrekking opleggen.
4.4 De vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
Nu verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering na voorwaardelijke veroordeling te worden afgewezen.
5 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. schoudertas met overslagsluiting;
2. vuurwapen FN met demper;
3. patronendoosje cal. 7.65;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 01/845020-10 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers-Hanssen en mr. F.L.J.M. Heijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2011 tot en met 20 mei 2011,
althans op of omstreeks 20 mei 2011, te 's-Hertogenbosch en/of te Oss, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een vuurwapen van categorie III onder 1, in de vorm van een pistool, te weten
een pistool (merk: FN-Herstal, model: 1910/22, kaliber: 7.65 mm, voorzien van
een geluiddemper), en/of munitie van categorie III, te weten één of meerdere
kogelpatro(o)n(en) (merk: Sellier en Bellot, kaliber: 7.65 mm), voorhanden
heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Parketnummers: 11/870289-11 en 01/845020-10 (TUL)
Vonnis d.d. 10 november 2011