ECLI:NL:RBDOR:2011:BU4384

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
90312 HA - ZA 10-2940
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige daad in faillissement van HLA

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 9 november 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Concept Relatiegeschenken B.V. en [gedaagde], voormalig bestuurder van HLA Leidingen- en Apparatenbouw B.V. De eiseres, Concept, vorderde betaling van een bedrag van € 15.765,94, vermeerderd met rente, op grond van onrechtmatige daad en bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat HLA in 2008 in financiële problemen verkeerde en dat [gedaagde] op de hoogte was van de betalingsproblemen van HLA. Concept stelde dat [gedaagde] kerstpakketten had besteld voor HLA, terwijl hij wist dat HLA niet aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen. De rechtbank oordeelde dat er voorshands bewijs was dat [gedaagde] wist of moest weten dat HLA niet kon betalen, en dat hij mogelijk onrechtmatig had gehandeld door de bestellingen te plaatsen. De rechtbank heeft [gedaagde] toegelaten tot tegenbewijs en Concept tot bewijslevering van haar stellingen. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere bewijsvoering en het indienen van getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 90312 / HA ZA 10-2940
vonnis van 9 november 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Concept Relatiegeschenken B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. G.F. van den Ende,
tegen
[gedaagde]
wonende te Strijen,
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Renzen.
Partijen worden hieronder aangeduid als Concept en [gedaagde]
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
dagvaarding van 30 november 2010,
conclusie van antwoord,
tussenvonnis van 2 maart 2011,
proces-verbaal van comparitie van 6 juni 2011 en de daarin genoemde stukken.
In verband met herverdeling van werkzaamheden wijst een andere rechter dan de comparitierechter dit vonnis.
2. De vaststaande feiten
[gedaagde] is bestuurder geweest van [gedaagde] Leidingen- en Apparatenbouw B.V. (verder te noemen HLA) van in ieder geval oktober 2008 tot 16 juni 2009.
Eind oktober 2008 heeft [gedaagde] met zijn “rechterhand” bij HLA Snieders, kerstpakket bij Concept samengesteld.
Concept heeft de pakketten aan HLA geleverd en zij heeft twee op 2 december 2008 gedateerde facturen aan HLA gestuurd met een totaalbedrag van € 12.734,68. Beide facturen zijn onbetaald gebleven.
Op 8 december 2009 is (de rechtsopvolgster van) HLA in staat van faillissement verklaard.
In het faillissementsverslag van de curator is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
(…) In 2008 verkeert de gefailleerde vennootschap wederom in zwaar weer, aldus de heer [gedaagde] Getracht is om met een derde partij een aandelentransactie tot stand te laten komen. Dit is niet gebeurd. Met dezelfde partij zijn in begin 2009 wederom onderhandelingen gevoerd. Wegens terugvallende opdrachten zou de schuldenlast aanzienlijk hoog zijn geworden. Zodanig dat de gefailleerde vennootschap niet in staat was haar lopende verplichtingen te voldoen. Eén en ander heeft er toe geleid dat op 18 mei 2009 een activa/passiva transactie heeft plaatsgevonden in plaats van de beoogde aandelentransactie. Doconstar Holding B.V., met als indirect bestuurder de heer [betrokkene ], was de koper. Kennelijk zijn in de passiva transactie niet alle schuldeisers van de gefailleerde vennootschap overgenomen. Een groot aantal schuldeisers zijn onbetaald gelaten (…)
3. De vordering
3.1 Concept vordert dat [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan Concept te betalen € 15.765,94 te vermeerderen met de zakelijke wettelijke rente ex art. 6:119a BW over de hoofdsom van € 12.734,68 vanaf 1 december 2010 met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2 Concept legt, na wijziging van de grondslag, het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Primair: [gedaagde] heeft de kerstpakketten op persoonlijke titel besteld en hij dient de betalingsverplichting uit de overeenkomst na te komen.
Subsidiair: [gedaagde] heeft onrechtmatig jegens Concept gehandeld door kerstpakketten te bestellen (bedoeld wordt kennelijk: voor HLA) terwijl hij op dat moment wist dat geen betaling zou volgen. Bovendien heeft hij diverse betalingstoezeggingen gedaan die niet zijn nagekomen.
Meer subsidiair: [gedaagde] heeft zich voor betaling van de facturen persoonlijk garant gesteld, zodat tussen partijen een borgtochtovereenkomst tot stand is gekomen.
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Concept in de kosten van het geding. Hij betwist het door Concept gestelde.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Concept heeft onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] de kerstpakketten voor zichzelf heeft besteld. Vast staat dat in 2007 ook kerstpakketten zijn besteld en Concept stelt niet dat [gedaagde] toen ook voor zichzelf bestelde. De bestellijsten en facturen zijn verzonden naar het adres van HLA en de kerstpakketten zijn geleverd aan HLA. Uit niets blijkt dat [gedaagde] de pakketten voor zichzelf heeft besteld. De primaire grondslag kan niet tot toewijzing van de vordering leiden.
4.2 [gedaagde] betwist niet de subsidiaire stelling dat namens HLA kerstpakketten zijn besteld. Wie de bestelling feitelijk heeft geplaatst (Snieders of [gedaagde]) doet niet terzake. Vast staat dat [gedaagde] wist of moest weten dat HLA kerstpakketten heeft besteld, want hij was aanwezig bij het uitzoeken en hij heeft de factuur afgetekend (verklaring ter comparitie). Indien [gedaagde] eind oktober 2008 wist of moest redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat HLA niet aan haar betalingsverplichting zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, is hij uit onrechtmatige daad jegens Concept aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade. In dit verband stelt Concept het volgende.
Uit het faillissementsverslag blijkt dat HLA in 2008 in zwaar weer verkeerde. Toen de bestelling klaar was, is namens HLA gevraagd om uitstel van betaling tot januari 2009, omdat het een probleem was om deze drie dagen voor aflevering te betalen. Vervolgens heeft [gedaagde] betalingstoezeggingen gedaan, terwijl hij wist dat hij deze niet kon nakomen, omdat hij toen al bezig was met verkoop van activa. Concept draagt de bewijslast van deze stellingen.
4.3 [gedaagde] betwist niet dat er namens HLA is gevraagd om de factuur later dan drie dagen voor aflevering te mogen voldoen. Hij voert echter aan dat HLA een factuur nooit eerder dan 30 dagen na ontvangst betaalde, maar dat HLA in januari 2009 over onvoldoende liquiditeiten beschikte om de facturen te voldoen. [gedaagde] betwist dat de financiële positie van HLA in oktober 2008 slecht was. Hij betwist op dit punt de juistheid van het faillissementsverslag.
4.4 Dat het faillissementsverslag ten onrechte vermeldt dat HLA in 2008 in zwaar weer verkeerde heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist. [gedaagde] betwist niet dat hij met de curator over HLA heeft gesproken over de oorzaak van het faillissement. Het verslag is dus mede op basis van door hem verstrekte informatie tot stand gekomen. Uit het faillissementsverslag blijkt dat het zowel in 2007 als in 2008 slecht ging met HLA. Van [gedaagde] mocht worden verwacht dat hij behoorlijk onderbouwt dat HLA in 2007 en 2008 winst werd behaald, zoals hij ter comparitie heeft aangevoerd. Hij heeft weliswaar ter zitting een geconsolideerde winst en verlies rekening over 2008 overgelegd, maar zonder nadere toelichting kan daaruit niet worden afgeleid dat HLA er in 2008 goed voor stond. Bovendien zijn deze cijfers zo laat in het geding gebracht dat Concept hierop niet behoorlijk heeft kunnen reageren. Dat HLA in 2008 er financieel slecht voor stond, staat op basis van vorenstaande als onvoldoende betwist vast. Op zichzelf is dit onvoldoende om op basis daarvan te oordelen dat [gedaagde] eind oktober 2008 wist of moest weten dat HLA niet aan haar verplichtingen uit de overeenkomst met Concept zou kunnen voldoen. Vast staat echter ook dat reeds vóór aflevering namens HLA is gevraagd om uitstel van betaling. Beide feiten leiden gecombineerd tot het oordeel dat voorshands bewezen moet worden dat het in oktober 2008 al zo slecht ging met HLA, dat [gedaagde] wist of moest redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat HLA niet aan haar betalingsverplichting zou kunnen voldoen. [gedaagde] mag tegenbewijs leveren. In contra-enquête zal Concept, die de bewijslast draagt, haar bewijspostitie kunnen versterken.
4.5 [gedaagde] betwist dat Concept schade lijdt. Deze betwisting wordt gepasseerd. Vast staat dat HLA de facturen niet heeft betaald. Het onbetaalde factuurbedrag moet worden beschouwd als door [gedaagde] op de hiervoor genoemde grondslag veroorzaakte schade. Als [gedaagde] niet slaagt in het tegenbewijs, zal de hoofdvordering van € 12.734,68 op basis van de subsidiaire grondslag in beginsel worden toegewezen.
4.6 Indien [gedaagde] slaagt in zijn bewijsopdracht slaagt de subsidiaire grondslag niet en wordt toegekomen aan de meer subsidiaire grondslag. Reeds thans wordt hierover het volgende overwogen.
Concept stelt dat [gedaagde] zich persoonlijk garant heeft gesteld voor de betaling van de facturen van HLA. Indien dit vast komt te staan, is sprake van borgtocht als bedoeld in art 7:850 lid 1 BW. [gedaagde] betwist dat hij zich jegens Concept persoonlijk garant heeft gesteld voor de betaling van de factuur. Op Concept rust de bewijslast van haar stelling. Zij zal reeds thans tot bewijslevering worden toegelaten. Indien Concept slaagt in haar bewijsopdracht wordt de vordering in beginsel toegewezen, aanzien vast staat dat HLA in de nakoming van haar verbintenis tot betaling tekort is geschoten.
4.7 Gelet op de nog te maken proceskosten, de hiervoor gegeven beslissingen en mogelijke verhaalsproblemen wordt partijen in overweging gegeven serieus te onderzoeken of een schikking de voorkeur verdient boven doorprocederen.
5. De beslissing
De rechtbank:
draagt [gedaagde] op tegenbewijs te leveren, desgewenst door middel van getuigen, van de voorshands bewezen geoordeelde stelling dat
het in oktober 2008 al zo slecht ging met HLA, dat [gedaagde] wist of moest redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat HLA niet aan haar betalingsverplichting zou kunnen voldoen;
draagt Concept op te bewijzen, desgewenst door middel van getuigen, dat
[gedaagde] zich persoonlijk garant heeft gesteld voor de betaling van de facturen van HLA;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 23 november 2011 om beide partijen in de gelegenheid te stellen alsdan bij akte bewijsstukken over te leggen
en/of
de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen op te geven en de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de daaropvolgende vier maanden mede te delen;
bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor mr. J.C. Halk, die daartoe zal overgaan op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 november 2011.