ECLI:NL:RBDOR:2011:BU7320

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
7 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
93158 - HA ZA 11-2338
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na inbraak en de afwijzing van onderzoekskosten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht, vorderde de besloten vennootschap [X] Breda B.V. schadevergoeding van gedaagde, die in 2009 bij een van haar winkels had ingebroken. De eiseres vorderde een totaalbedrag van € 16.488,58, inclusief kosten voor een ingehuurd recherchebureau en schade aan de winkel. De rechtbank oordeelde dat de kosten van het recherchebureau niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat deze niet in redelijkheid waren gemaakt, gezien het feit dat de politie al een opsporingsonderzoek had ingesteld. De rechtbank wees de vordering tot vergoeding van deze kosten af, maar kende wel een deel van de schadevergoeding toe, met inbegrip van de kosten voor het vervangen van sloten en andere schadeposten die direct verband hielden met de inbraak.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade die de eiseres had geleden als gevolg van de inbraak, en dat de kosten voor het recherchebureau niet noodzakelijk waren, aangezien de politie al actief onderzoek deed. De rechtbank wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten ook af, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot betaling van € 12.411,43 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente, en werd hij ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 2.239,43 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 93158 / HA ZA 11-2338
Vonnis van 7 december 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] BREDA B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseres,
advocaat: mr. M. Sweerts,
tegen
[Gedaagde]
verblijvende in de penitentiaire inrichting Middelburg,
gedaagde,
advocaat: mr. R.P.M. Kocken.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 augustus 2011 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 oktober 2011.
2. De feiten
2.1. [eiseres] legt zich toe op de handel in confectie en is eigenaar van de [X] kledingwinkels.
2.2. Op 28 september 2009 is ingebroken bij de [X] aan het [adres] te Dordrecht, waarbij geld is gestolen.
2.3. Bij vonnis van de strafkamer van deze rechtbank van 18 mei 2010 is [gedaagde] onder meer voor deze inbraak en diefstal veroordeeld. Het vonnis is op tegenspraak gewezen en is in kracht van gewijsde gegaan.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 16.488,58, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van voldoening, alsmede tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2. Het bedrag van € 16.488,58 bestaat uit:
- € 7.610,00 en € 1.841,50 aan bij de inbraak ontvreemd geld;
- € 3.893,90 aan kosten voor het recherchebureau Quso Quality Solutions;
- € 1.265,00 aan kosten voor het vervangen van twaalf sloten;
- € 780,33 aan schade aan paspoppen;
- € 285,50 aan kosten voor het herstellen van de camera en het veiligstellen van
camerabeelden;
- € 812,35 aan rente over de bovenstaande schadeposten.
3.3. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd door bij één van haar winkels in te breken en geld weg te nemen. Die daad kan [gedaagde] worden toegerekend en heeft schade veroorzaakt.
3.4. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Hij voert aan dat de schade die [eiseres] op hem probeert te verhalen buitenproportioneel is aangezien [gedaagde] slechts een zeer klein deel van de buit heeft ontvangen. Verder betwist hij dat de kosten van het recherchebureau voor zijn rekening dienen te komen. Die kosten staan niet in verhouding tot de schade uit de inbraak. Bovendien zijn de kosten onnodig gemaakt omdat de politie al een grondig en adequaat opsporingsonderzoek was gestart. De kosten voor het vervangen van sloten zijn eveneens onnodig gemaakt en dienen om die reden evenmin voor zijn rekening te komen. Voorts betwist hij dat er buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt en dat hij gehouden is proceskosten te vergoeden.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering levert een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de Nederlandse strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, dwingend bewijs op van dat feit. Het staat vrij tegenbewijs te leveren.
4.2. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard geen tegenbewijs te willen leveren naar aanleiding van het onder 2.3 genoemde strafvonnis. Aldus staat vast dat [gedaagde] op 28 september 2009 bij een winkel van [eiseres] heeft ingebroken en dat hem dit is toe te rekenen. Ingevolge artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) dient [gedaagde] de schade die [eiseres] als gevolg daarvan lijdt, te vergoeden. Dat [gedaagde] slechts een zeer klein deel van de buit heeft ontvangen, zoals hij heeft aangevoerd, doet daar niet aan af.
4.3. [eiseres] is een onderzoek gestart om de dader(s) van de inbraak te achterhalen en heeft daarvoor een recherchebureau ingeschakeld. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat dit is gedaan omdat er sterke aanwijzingen waren dat personeel bij de inbraak betrokken was, wat later ook zo bleek te zijn. Verder heeft [eiseres] met het onderzoek de onrust in het bedrijf willen beteugelen.
4.4. De kosten van het onderzoek door het recherchebureau komen op grond van artikel 6:96 van het BW voor vergoeding in aanmerking, mits die kosten in redelijkheid zijn gemaakt en ook de hoogte van die kosten redelijk is. Overwogen wordt dat de politie al een grootschalig opsporingsonderzoek was gestart. Het onderzoek van de politie had hetzelfde doel als het onderzoek dat is verricht door het particuliere recherchebureau, namelijk het vinden van de dader(s). Niet is gesteld of gebleken dat de bovengenoemde belangen die van [eiseres] met het eigen onderzoek wilde dienen, niet tevens door het politieonderzoek werden gediend. In de gegeven omstandigheden zijn de kosten van het recherchebureau daarom niet in redelijkheid gemaakt. Dat [eiseres] ten tijde van het instellen van het eigen onderzoek niet zeker wist of de politie een opsporingsonderzoek was gestart, maakt dat niet anders - alleen al omdat [eiseres] bij de politie ter zake navraag had kunnen doen. De (betwiste) stelling dat de onderzoeksresultaten van het recherchebureau in belangrijke mate hebben bijgedragen in het vinden van de daders, maakt evenmin dat komt vast te staan dat de kosten van het recherchebureau in redelijkheid zijn gemaakt. Reeds omdat niet is gesteld of gebleken dat de politie zonder de onderzoeksresultaten van het recherchebureau de daders niet zou hebben gevonden. Gelet op het bovenstaande zal de vordering worden afgewezen.
4.5. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat twaalf sloten van de winkel moesten worden vervangen omdat de sleutel die op die sloten paste, bij de inbraak was ontvreemd, als gevolg waarvan zij genoodzaakt was de sloten te vervangen. [gedaagde] heeft dit niet gemotiveerd betwist. Gelet hierop wordt geoordeeld dat de vervangingskosten schade betreft die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, dat die schade aan [gedaagde] kan worden toegerekend. De vordering zal daarom worden toegewezen.
4.6. Aangezien de hoofdsom overigens niet wordt betwist, zal deze eveneens worden toegewezen. Tezamen met de vordering voor de kosten van de sloten, komt dit neer op een bedrag van € 11.782,33 (€ 7.610,00 + € 1.841,50 + € 1.265,00 + € 780,33 + € 285,50). Blijkens productie 9 bij dagvaarding is het bedrag van € 812,35 aan rente over de afzonderlijke posten berekend tot en met 8 juni 2011. Nu de vordering tot betaling van de kosten van het recherchebureau wordt afgewezen, dient de over die kosten berekende rente van € 183,25 te worden afgetrokken van het bedrag van € 812,35. Dit komt neer op een bedrag van € 629,
10. Tezamen met de hoofdsom van € 11.782,33 is dit een bedrag van € 12.411,43. De gevorderde rente zal over het bedrag van € 11.782,33 worden toegewezen, te rekenen vanaf 9 juni 2011 tot aan de dag van voldoening.
4.7. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door de rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II - worden afgewezen. De verrichte werkzaamheden zoals die ter zitting zijn toegelicht, hebben niet betrekking op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten.
4.8. [gedaagde] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Aan de zijde van [eiseres] worden deze begroot op € 2.239,43 (€ 1.335,31 aan verschotten (€ 76,31 ter zake van het dagvaardingsexploot en € 78,12 ter zake van het sommatie-exploot en € 1.181,00 aan griffierecht) en € 904,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II: € 452,00)). [gedaagde] wordt niet gevolgd in de stelling dat de proceskosten onnodig zijn gemaakt omdat [eiseres] zich in de strafrechtelijke procedure had kunnen voegen. Het is niet op voorhand gezegd dat de onderhavige civiele vordering zich had geleend voor behandeling in de strafrechtelijke procedure. Bovendien had [eiseres] in een strafrechtelijke procedure eveneens een proceskostenveroordeling kunnen vorderen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen van € 12.411,43, te vermeerderen met wettelijke rente over het bedrag van € 11.782,33 vanaf 9 juni 2011 tot aan de dag van voldoening;
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 2.239,43;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M.M. Smilde-Schölvinck en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2011.?