ECLI:NL:RBDOR:2011:BV0238
Rechtbank Dordrecht
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen het bepalen en verwerken van DNA-profiel van veroordeelde na gevangenisstraf
In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 19 oktober 2011 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde, geboren in 1978, die eerder op 22 maart 2011 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 dagen wegens mishandeling. De veroordeelde had 25 dagen in voorarrest gezeten, wat de rechtbank ertoe bracht om in plaats van een geldboete van € 750,- een gevangenisstraf op te leggen. De veroordeelde maakte bezwaar tegen het afnemen en verwerken van zijn DNA-profiel, met het argument dat dit niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, gezien de omstandigheden van zijn veroordeling en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.
De rechtbank overwoog dat, indien de rechtbank enkel een geldboete had opgelegd, er geen celmateriaal afgenomen had mogen worden. Dit leidde tot de conclusie dat het bezwaarschrift gegrond moest worden verklaard. De officier van justitie werd bevolen om ervoor te zorgen dat het celmateriaal van de veroordeelde onmiddellijk werd vernietigd. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder celmateriaal mag worden afgenomen volgens de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, en bevestigt dat de beslissing van de officier van justitie om celmateriaal af te nemen rechtmatig was, maar dat de specifieke omstandigheden van deze zaak een uitzondering rechtvaardigden.
De rechtbank heeft in haar beslissing de belangen van de veroordeelde afgewogen tegen de wettelijke bepalingen en de noodzaak van DNA-onderzoek, en heeft uiteindelijk besloten dat het vernietigen van het celmateriaal de juiste koers was.