ECLI:NL:RBDOR:2011:BV0238

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
19 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/860258-10
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen het bepalen en verwerken van DNA-profiel van veroordeelde na gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 19 oktober 2011 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde, geboren in 1978, die eerder op 22 maart 2011 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 dagen wegens mishandeling. De veroordeelde had 25 dagen in voorarrest gezeten, wat de rechtbank ertoe bracht om in plaats van een geldboete van € 750,- een gevangenisstraf op te leggen. De veroordeelde maakte bezwaar tegen het afnemen en verwerken van zijn DNA-profiel, met het argument dat dit niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, gezien de omstandigheden van zijn veroordeling en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

De rechtbank overwoog dat, indien de rechtbank enkel een geldboete had opgelegd, er geen celmateriaal afgenomen had mogen worden. Dit leidde tot de conclusie dat het bezwaarschrift gegrond moest worden verklaard. De officier van justitie werd bevolen om ervoor te zorgen dat het celmateriaal van de veroordeelde onmiddellijk werd vernietigd. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder celmateriaal mag worden afgenomen volgens de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, en bevestigt dat de beslissing van de officier van justitie om celmateriaal af te nemen rechtmatig was, maar dat de specifieke omstandigheden van deze zaak een uitzondering rechtvaardigden.

De rechtbank heeft in haar beslissing de belangen van de veroordeelde afgewogen tegen de wettelijke bepalingen en de noodzaak van DNA-onderzoek, en heeft uiteindelijk besloten dat het vernietigen van het celmateriaal de juiste koers was.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Strafrecht
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 11/303
Parketnummer: 11/860258-10
Uitspraakdatum: 19 oktober 2011
Beschikking (ex artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 2 september 2011 is op de griffie van de rechtbank Dordrecht ingekomen een bezwaarschrift van:
[veroordeelde],
geboren op [1978]
wonende te [adres en woonplaats].
Het bezwaarschrift is gericht tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde.
Op 19 oktober 2011 is dit bezwaarschrift op een zitting van de raadkamer in het openbaar behandeld. Verdachte is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. N. Plaisier MSc.
Tevens was aanwezig de officier van Justitie mr. D. van Hout.
2. Beoordeling
Veroordeelde is door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank op 22 maart 2011 veroordeeld ter zake van mishandeling, meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen.
De officier van justitie heeft op grond van deze veroordeling bevolen dat van de veroordeelde celmateriaal wordt afgenomen.
Mishandeling is een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Aan de in artikel 2, eerste lid, aanhef juncto artikel 1, eerste lid, aanhef en sub c, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden gestelde voorwaarden voor afname van celmateriaal is derhalve voldaan. Het op artikel 2, eerste lid, van voormelde wet gebaseerde bevel van de officier van justitie voldoet ook overigens aan de daaraan te stellen eisen en is derhalve rechtmatig.
Veroordeelde heeft bezwaar tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel gemaakt op de grond dat sprake zou zijn van de in art. 2, eerste lid, aanhef en sub b van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden bedoelde uitzondering, dat het redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde. Veroordeelde heeft in dit verband onder andere gesteld dat hij onterecht veroordeeld is en dat hij ook niet eerder veroordeeld is geweest. Veroordeelde wijst er voorts op dat de reden waarom de rechtbank hem een gevangenisstraf van 15 dagen heeft opgelegd in plaats van een geldboete, is, omdat hij reeds 25 dagen in voorlopige hechtenis had doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift.
De raadkamer overweegt als volgt.
In haar vonnis van 22 maart 2011 heeft de rechtbank ten aanzien van haar keuze met betrekking tot de strafsoort expliciet overwogen dat zij in de omstandigheid dat veroordeelde reeds 25 dagen in voorarrest had gezeten, aanleiding heeft gezien om in plaats van een geldboete van € 750,-, die zij - naar de raadkamer begrijpt - zonder die omstandigheid zou hebben opgelegd, een gevangenisstraf van 15 dagen op te leggen. Gelet op deze expliciete overweging zal de raadkamer bij de beoordeling van het onderhavige bezwaarschrift aansluiting zoeken bij het geval dat de rechtbank daadwerkelijk (slechts) een geldboete zou hebben opgelegd. In dat geval zou er op grond van de wettelijke bepalingen geen celmateriaal afgenomen hebben mogen worden. In het verlengde hiervan dient het bezwaarschrift, dat ziet op het (vervolgens) bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde, gegrond te worden verklaard. De officier van justitie zal worden bevolen ervoor te zorgen dat het celmateriaal van de veroordeelde terstond wordt vernietigd.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het bezwaarschrift gegrond en beveelt dat de officier van justitie ervoor zorg draagt dat het celmateriaal van de veroordeelde terstond wordt vernietigd.
Deze beschikking is gegeven door
mr. P. Joele, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.E.M. Broeders, griffier,
en uitgesproken op 19 oktober 2011.