ECLI:NL:RBDOR:2012:BV1534

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91443 - HA ZA 11-2105
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering inzage loonadministratie in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Dordrecht op 18 januari 2012 uitspraak gedaan in een incident betreffende de vordering van [Y] Factory Automation B.V. tegen [X] Vastgoed Hoogeveen B.V. De eiseres in de hoofdzaak, [Y] Factory Automation B.V., vorderde inzage in de loonadministratie van de verweerster, [X] Vastgoed Hoogeveen B.V., over de maand oktober 2007. Deze vordering was gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om inzage te vorderen van bescheiden die relevant zijn voor een rechtsbetrekking waarin de verzoeker partij is. De rechtbank oordeelde dat [Y] een rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage, aangezien het bewijs dat er op het moment van het sluiten van de overeenkomst 50 of meer personen werkzaam waren bij [X] alleen door [X] zelf geleverd kon worden. De rechtbank stelde vast dat de wetgever met de invoering van artikel 843a Rv een verruiming van de exhibitieplicht had beoogd, wat betekende dat de eisende partij niet per se contractspartij hoefde te zijn bij de arbeidsovereenkomsten waar de gevraagde bescheiden op betrekking hadden. De rechtbank wees de vordering van [Y] toe en veroordeelde [X] om binnen twee weken na betekening van het vonnis inzage te geven in de gevraagde documenten. Tevens werd [X] veroordeeld in de proceskosten van [Y].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 91443 / HA ZA 11-2105
Vonnis in incident van 18 januari 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] VASTGOED HOOGEVEEN B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R. Ketting,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y] FACTORY AUTOMATION B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.A. Visser.
Partijen zullen hierna [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] en [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis in het incident van 23 november 2011 en de daarin genoemde stukken;
- de incidentele conclusie na tussenvonnis tot vordering afschrift bescheiden (843a Rv) tevens akte houdende overlegging bewijsmiddelen en opgave verhinderdata van 7 december 2011;
- de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv van 21 december 2011.
2. Het geschil
2.1. [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] vordert veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] tot het geven van inzage in haar loonadministratie over de maand oktober 2007 en in de contracten op grond waarvan andere personen dan werknemers bij [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] werkzaam waren respectievelijk het verstrekken van een afschrift van die administraties voorzien van accountantsverklaring.
2.2. [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd.
[gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] heeft een rechtmatig belang bij het vorderen van inzage respectievelijk verstrekken van een afschrift van de betreffende loonadministraties omdat het bewijs dat bij [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] op de datum van het tot stand komen van de overeenkomst 50 of meer personen werkzaam waren in redelijkheid door niemand anders dan [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] zelf kan worden geleverd. Om proceseconomische redenen ligt het meer voor de hand dit te doen door het in het geding brengen van de administraties dan door het horen van [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident].
2.3. [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] concludeert tot afwijzing van de vordering. [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] voert daartoe het volgende aan.
Artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: “Rv”) stelt als voorwaarde dat de partij die een beroep op het artikel doet partij moet zijn bij een rechtsbetrekking waarop de opgevraagde bescheiden zien. Aan die voorwaarde wordt in dit geval niet wordt voldaan nu [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] geen partij is bij de arbeidsovereenkomsten die [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] met haar werknemers gesloten heeft.
3. De beoordeling in het incident
3.1. Artikel 843a lid 1 Rv bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
3.2. Met de voorwaarde dat door [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] inzage of afschrift wordt gevorderd van bepaalde bescheiden "aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn" is niet bedoeld dat [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] contractspartij moet zijn bij de arbeidsovereenkomsten en eventuele overeenkomsten van opdracht waarop de loonadministratie ziet. Uit de parlementaire geschiedenis bij het nieuwe artikel 843a Rv blijkt dat de wetgever een verruiming van de exhibitieplicht heeft beoogd. In de Memorie van Toelichting wordt het arrest van de Hoge Raad van 20 januari 1998, NJ 1998, 459 aangehaald. In dit arrest achtte de Hoge Raad een verkoper niet gehouden om aan zijn koper een koopovereenkomst ter beschikking te stellen die deze verkoper met een derde had gesloten. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat op grond van de aanvulling van artikel 843a Rv, de wederpartij, met een beroep op haar belang om (tegen)bewijs te kunnen leveren, wel zou kunnen vorderen dat de koopovereenkomst in het geding wordt gebracht.
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat er in het onderhavige geval sprake is van een rechtsbetrekking waarbij [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] partij is, namelijk de verbintenissen uit Overeenkomst I en II tussen [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] en [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident]. Voorts hebben stukken waarvan inzage respectievelijk afschrift is gevraagd betrekking op die rechtsverhouding nu hetgeen uit die stukken blijkt bepalend is voor de vraag op [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] een beroep op de vernietiging van de tussen [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] en [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] toepasselijke algemene voorwaarden kan doen.
3.3. Uit het voorgaande vloeit tevens voort dat [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] een rechtmatig belang heeft bij de door haar gevraagde stukken. De stukken zijn immers van belang voor het onderbouwen van het verweer zijdens [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] dat door [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] op de vernietigingsgronden van de artikelen 6:233 en 6:234 BW geen beroep kan worden gedaan omdat bij haar ten tijde van het sluiten van de overeenkomst 50 of meer personen werkzaam waren (artikel 6:235 lid 1 onder b). [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] heeft ter comparitie bovendien zelf aangevoerd dat zij haar stelling dat zij destijds minder dan 50 werknemers had met haar loonadministratie kan onderbouwen. [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] heeft ook voldoende duidelijk beschreven welke stukken zij wenst in te zien. Ook is de periode waarop de stukken zien voldoende afgebakend. Nu [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] voorts geen weigeringsgronden ex artikel 843a, lid 4 Rv naar voren heeft gebracht, zal de vordering van [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] tot inzage respectievelijk afschrift van de voornoemde stukken worden toegewezen. De door [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] bij het afschrift gevorderde verklaring van de accountant van [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] is niet onderbouwd en zal derhalve worden afgewezen.
3.4. [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] worden begroot op € 452,00 (1 punt × tarief II à € 452,00).
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. veroordeelt [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] om [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] binnen twee weken na betekening van dit vonnis inzage te geven in de loonadministratie van [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] over de maand oktober 2007, in de contracten op grond waarvan andere personen dan werknemers van [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] werkzaam waren in oktober 2007, respectievelijk [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] een afschrift van die administraties te verstrekken;
4.2. veroordeelt [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in incident] tot op heden begroot op € 452,00;
4.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4. wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak
4.5. houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.E. Dijkers en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2012.?