ECLI:NL:RBDOR:2012:BV3267

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/520
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergoeding voor zorgkosten door Flekszorg in het kader van persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft eiser kosten verantwoord voor begeleiding door Flekszorg, een sekszorgverlener, in het kader van zijn persoonsgebonden budget (PGB). Eiser stelt dat hij telefonisch door een medewerker van verweerster is geïnformeerd dat de zorg door Flekszorg vergoed zou worden, mits op de factuur ondersteunende begeleiding werd vermeld. De rechtbank oordeelt dat eiser in beginsel mag afgaan op een telefonische mededeling van een daartoe aangewezen medewerker van verweerster. Echter, verweerster betwist de door eiser gestelde instemmende mededeling en de bewijslast rust op eiser. Tijdens de zitting is de medewerker van verweerster als getuige gehoord en heeft deze de mededeling ontkend, wat wordt ondersteund door een notitie in het registratiesysteem van verweerster waarin staat dat er geen vergoeding mogelijk is voor erotische dienstverlening ten laste van de AWBZ. De rechtbank concludeert dat aan de verklaring van eiser onvoldoende bewijskracht toekomt, waardoor het beroep ongegrond wordt verklaard. De rechtbank bevestigt dat de zorg van Flekszorg niet onder de AWBZ-zorg valt en dat de kosten niet ten laste van het PGB kunnen worden gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/520
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
in het geding tussen
[naam eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. A.J.T.M. van Iersel, advocaat te Dordrecht,
en
Zorgkantoor Waardenland, verweerster
gemachtigde: mr. Y.C.M. van Iersel-de Groot, werkzaam bij verweerster.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerster heeft bij besluit van 18 januari 2010 een bedrag van
€ 1215,00 op het verantwoordingsformulier Persoonsgebonden Budget (hierna: PBG) van eiser ten behoeve van Flekszorg afgewezen.
Bij brieven van 25 januari 2010 en 18 februari 2010 heeft eiser onder verwijzing naar zijn eerdere brief van 13 januari 2010 aangegeven, dat hij zijn bezwaarprocedure wenst voort te zetten.
Bij besluit van 18 maart 2010 heeft verweerster het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij faxbericht van 15 april 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 8 februari 2011 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. C.F.M. van den Ekart, kantoorgenoot van zijn gemachtigde.
Verweerster is met kennisgeving niet verschenen.
Bij beslissing ingevolge artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
8 februari 2011 heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting wordt geschorst om [naam x] werkzaam bij verweerster als getuige te horen.
De behandeling van het beroep is voortgezet op 22 augustus 2011.
Ter zitting van 22 augustus 2011 is [naam x] als getuige gehoord.
Voorts zijn ter zitting verschenen eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerster bij haar gemachtigde mr. Y.C.M. van Iersel-de Groot, vergezeld van [naam y], werkzaam bij verweerster.
Bij beslissing ingevolge artikel 8:64 van de Awb van 22 augustus 2011 heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting wordt geschorst.
De behandeling van het beroep is voortgezet op 16 december 2011.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. C.F.M. van den Ekart, kantoorgenoot van zijn gemachtigde.
Tevens is ter zitting verschenen[naam z].
Verweerster is met kennisgeving niet ter zitting verschenen.
Na afloop van de voorgezette behandeling van het beroep op 16 december 2011 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 2.6.1 van de Regeling Subsidies AWBZ wordt in deze paragraaf verstaan onder:
a. AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
b. persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en vervoer: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat de desbetreffende zorg niet door een instelling hoeft te worden verleend;
c. verblijf: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit zorgaanspraken AWBZ;
d. kortdurend verblijf: tijdelijk verblijf gedurende gemiddeld niet meer dan twee etmalen per week, met dien verstande dat het verblijf niet door een instelling hoeft te worden verleend;
e. indicatiebesluit: een beschikking als bedoeld in artikel 9b, eerste lid, van de AWBZ, van het bevoegde indicatieorgaan;
f. netto persoonsgebonden budget: een subsidie waarmee de verzekerde aan hem te verlenen zorg als bedoeld in onderdeel b of d kan inkopen.
Ingevolge artikel 2.6.4, eerste lid, van de Regeling Subsidies AWBZ zoals dit luidde ten tijde van belang, verleent een zorgkantoor een verzekerde een netto persoonsgebonden budget voor zover: a. de verzekerde beschikt over een indicatiebesluit waaruit blijkt dat hij is aangewezen op een of meer van de vormen van zorg als bedoeld in artikel 2.6.1, onderdeel b of d, en
b. de verzekerde voor die vorm of die vormen van zorg een netto persoonsgebonden budget heeft aangevraagd.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (hierna: BZA) omvat begeleiding door een instelling te verlenen activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:
a. de sociale redzaamheid,
b. het bewegen en verplaatsen,
c. het psychisch functioneren,
d. het geheugen en de oriëntatie, of
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel zijn de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en strekken tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing van de verzekerde.
Ingevolge het derde lid van dit artikel bestaan de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit:
a. het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen,
b. het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of
c. het overnemen van toezicht op de verzekerde.
2.2. Het bestreden besluit
Verweerster heeft in het bestreden besluit haar primaire besluit gehandhaafd. Verweerster stelt zich op het standpunt dat de door Flekszorg geboden zorg geen AWBZ-zorg is en dat deze kosten dan ook niet ten laste mogen worden gebracht van het PGB.
Bij de verlening van het netto PGB wordt aan een verzekerde een aantal verplichtingen opgelegd. Eén van deze verplichtingen is dat eiser het budget uitsluitend aanwendt voor betaling van zorg als bedoeld in artikel 2.6.1., onder b of d, van de Regeling Subsidies AWBZ en daarmee noodzakelijk verbonden kosten.
Verweerster merkt verder op dat er geen telefonische toezeggingen zijn gedaan. In de administratie van verweerster is één contactmoment vastgelegd over de door eiser voorgelegde vraag over Flekszorg, en daarover is in de administratie geregistreerd: "geen vergoeding mogelijk voor erotische dienstverlening ten laste van de AWBZ. Geen vergoeding mogelijk. Gaat aanvraag indienen voor bijzondere bijstand.".
Voor zover de gang van zaken bij eiser verwachtingen heeft gewekt, zijn deze niet gebaseerd op een schriftelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging waaraan rechten kunnen worden ontleend.
2.3. Gronden van beroep
Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan.
Eiser meent dat de door hem verantwoorde kosten van Flekszorg worden begrepen als kosten die uit het PGB-budget betaald mogen worden. Eiser is van mening dat deze kosten onder artikel 2.6.1. van de AWBZ-regeling, zoals die gold in 2009, kunnen worden gebracht.
Verweerder stelt dat de Regeling in 2009 is vervangen door het Besluit Zorgaanspraken AWBZ, maar dit besluit is pas van toepassing na inwerkingtreding/publicatie.
Naar eiser meent, blijkt voorts niet uit de beschikking waarom de zorg van Flekszorg niet zou voldoen aan de toepasselijke criteria. Het bestreden besluit is om die reden niet voldoende gemotiveerd.
Eiser stelt voorts dat hij had mogen vertrouwen op de informatie van [naam x], medewerker van verweerster (hierna: [naam x]). Eiser heeft voorafgaande aan de verleende zorg door Flekszorg minstens twee maal gebeld met het Zorgkantoor om bevestiging te vragen met betrekking tot de vergoeding van de hulp door Flekszorg. Eiser stelt dat [naam x] hem heeft verzekerd dat die hulp vergoed zou worden en dat hij zich geen enkele zorgen behoefde te maken. Verder werd hem meegedeeld dat een schriftelijke bevestiging van deze toezegging niet gebruikelijk en niet nodig was. Het bestreden besluit is mitsdien tevens genomen in strijd met vertrouwensbeginsel.
2.4. Beoordeling door de rechtbank
2.4.1. Aan eiser is voor de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 een persoonsgebonden budget toegekend voor (ondersteunende) begeleiding.
Eiser heeft voor dit tijdvak (onder meer) kosten verantwoord ten behoeve van begeleiding door Flekszorg, een sekszorgverlener in de particuliere thuiszorg.
2.4.2. Verweerster heeft het standpunt ingenomen dat de zorg geboden door Flekszorg niet ten laste van een persoonsgebonden budget kan worden gebracht, omdat de door Flekszorg geboden hulp niet wordt begrepen onder begeleiding als bedoeld in artikel 6 van het BZA. Dit standpunt acht de rechtbank in beginsel juist. In het algemeen valt niet in te zien dat erotische dienstverlening kan worden aangemerkt als ondersteuning in de zin van artikel 6, derde lid, van het BZA. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden gesteld over zichzelf, gerelateerd aan de door Flekszorg aan hem geleverde diensten, op grond waarvan in zijn geval aanleiding bestaat af te wijken van dit beginsel. Verder had het op de weg van eiser gelegen aan te geven in welke categorie activiteiten volgens voormelde bepaling de diensten van Flekszorg begrepen kunnen worden, hetgeen eiser evenmin heeft gedaan.
2.4.3. Eiser neemt het standpunt in dat verweerster hem telefonisch heeft meegedeeld dat de hulp door Flekszorg vergoed zou worden als op de factuur van Flekszorg ondersteunende begeleiding zou worden vermeld. Eiser heeft daarop zijn kosten voor Flekszorg verantwoord door verzending van de facturen van de door Flekszorg verleende hulp onder vermelding van ondersteunende begeleiding. Eiser meent dat hij had mogen vertrouwen op de informatie van de medewerker van verweerster en dat de door hem verantwoorde kosten vergoed zouden worden. Het bestreden besluit is naar eiser meent derhalve in strijd met het vertrouwensbeginsel genomen.
2.4.4. De rechtbank stelt voorop dat een beroep op het vertrouwensbeginsel slechts kan slagen, indien door een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van een aanvrager uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd toezeggingen zijn gedaan die bij die aanvrager gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt.
Naar het oordeel van de rechtbank mag eiser in beginsel afgaan op een telefonische mededeling over de dekking van zorg door een daartoe door verweerster aangewezen medewerker. Verweerster heeft dit ook niet betwist, maar de door eiser gestelde instemmende mededeling over de diensten van Flekszorg betwist. De bewijslast van die mededeling rust op eiser als degene die zich er op beroept.
Daarvoor acht de rechtbank het navolgende redengevend.
In de door eiser gestelde feiten, mede gelet op het feit dat verweerster haar standpunt niet ter zitting van 8 februari 2011 heeft kunnen toelichten, heeft de rechtbank aanleiding gezien de medewerker van verweerster die de gestelde mededeling aan eiser zou hebben gedaan, als getuige op te roepen. Deze heeft verklaard, dat hij zich twee telefoongesprekken kan herinneren met eiser over vergoeding door Flekszorg. In het eerste gesprek met eiser heeft getuige op de vraag van eiser of de hulp van Flekszorg in aanmerking komt voor vergoeding meegedeeld dat Flekszorg niet in aanmerking komt voor vergoeding. In het tweede telefoongesprek met eiser werd getuige de vraag gesteld of hij de medewerker was die de toezegging had gedaan dat de zorg van Flekszorg in aanmerking komt voor vergoeding. Getuige heeft daarop gereageerd met de mededeling dat hij zich niet kan voorstellen iets dergelijks te hebben gezegd, omdat het volstrekt duidelijk is dat het niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Aldus heeft de medewerker van verweerster de door eiser gestelde telefonische mededeling uitdrukkelijk en gemotiveerd ontkend, overeenkomstig de door eiser niet betwiste notitie in het registratiesysteem van verweerster van een telefoongesprek met eiser met de strekking dat er geen vergoeding mogelijk is voor erotische dienstverlening ten laste van de AWBZ. In het licht daarvan en bij gebreke van ander bewijs van die telefonische mededeling komt aan de verklaring van eiser onvoldoende bewijskracht toe. Hetgeen eiser nader heeft aangeboden te bewijzen volgens de door hem en door mevrouw[naam z] ondertekende verklaring van 22 september 2011 maakt dit niet anders. Hetgeen eiser en genoemde mevrouw [naam z] daarin verklaren heeft geen betrekking op de door eiser gestelde telefonische toezegging en doet voor het overige, indien juist, geen afbreuk aan hetgeen de medewerker van verweerder als getuige heeft verklaard. Reeds om die reden heeft de rechtbank ervan afgezien eiser en mevrouw [naam z] ook formeel als getuigen onder ede te horen.
Gelet op het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat aan hem een toezegging is gedaan die bij eiser een te rechtvaardigen verwachting heeft gewekt dat hem de hulp door Flekszorg zal worden vergoed. Derhalve faalt het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden beslist dat de door eiser verantwoorde kosten ten behoeve van Flekszorg niet kunnen worden betaald uit zijn persoonsgebonden budget.
Het beroep is mitsdien ongegrond.
2.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Dordrecht,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechter, en door deze en
drs. S.R. Jonkergouw, griffier, ondertekend.