ECLI:NL:RBDOR:2012:BV8899

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
10 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/962
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadeverzoek na afgegeven verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 10 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over een schadevergoeding na het verkrijgen van een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen in de categorie B. De verzoeker had eerder een verklaring van geschiktheid geweigerd gekregen vanwege een bewustzijnsstoornis die minder dan een jaar geleden had plaatsgevonden. Na bezwaar en beroep heeft het CBR op 30 augustus 2011 alsnog een verklaring van geschiktheid afgegeven, maar de verzoeker vorderde schadevergoeding voor loonderving en kosten van (her)keuring.

De rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband was tussen de loonderving en het onrechtmatige besluit van het CBR, omdat de verzoeker nog niet in het bezit was van een rijbewijs en eerst een rij-examen moest afleggen. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding voor de kosten van (her)keuring af, omdat volgens artikel 104 van het Reglement rijbewijzen deze kosten voor rekening van de aanvrager komen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet in zijn stelling kon worden gevolgd dat deze kosten niet voor zijn rekening konden zijn, aangezien hij zelf had gekozen om een (her)keuring aan te vragen.

De rechtbank heeft wel het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen, waarbij de kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1311,-. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op vergoeding van het griffierecht van € 152,-. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder schadevergoeding kan worden toegewezen in bestuursrechtelijke zaken, met name het vereiste van causaal verband tussen de schade en het onrechtmatige besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/962
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
in het geding tussen
[naam verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. T. Pothast, werkzaam bij CNV Rechtshulp te Utrecht,
en
Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerster,
gemachtigde: mr. Y.N. Wolvenkamp, werkzaam bij de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR).
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 24 mei 2011 heeft verweerster verzoeker een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen in de categorie B geweigerd wegens een bewustzijnsstoornis minder dan één jaar geleden.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 4 juli 2011 bezwaar gemaakt bij verweerster.
Bij besluit van 16 augustus 2011 heeft verweerster het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 17 augustus 2011 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
Bij besluit van 30 augustus 2011 heeft verweerster verzoeker alsnog een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen in de categorie B geregistreerd.
Bij faxbericht van 1 november 2011 heeft verzoeker het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht verweerster te veroordelen tot vergoeding van de door hem geleden schade en de door hem gemaakte proceskosten in beroep en bezwaar.
Het verzoek is op 23 januari 2012 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Verzoeker is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Ingevolge artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb kan de rechtbank, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, op verzoek van de indiener het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 veroordelen tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Ingevolge artikel 8:73, eerste lid, Awb kan de rechtbank, indien zij het beroep gegrond verklaart en indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt.
Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, tweede volzin, van de Awb is artikel 7:15, tweede lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing bij een proceskostenveroordeling in beroep.
2.2. Verzoeker heeft verzocht verweerster te veroordelen in de door hem geleden schade, bestaande uit de kosten van de neuroloog voor een herkeuring tot een bedrag van € 133,87, de kosten van loonderving als gevolg van het besluit verzoeker een eigen verklaring te weigeren tot een bedrag van € 2593,- en de kosten van cursusgeld, nu hij zijn opleiding niet tijdig heeft kunnen voltooien tot een bedrag van € 216,-. Daarnaast heeft verzocht om vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep.
2.3. Verweerster heeft bij brief van 23 december 2011 medegedeeld dat geen sprake is van onrechtmatigheid waarvoor zij aansprakelijk is, zodat het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen.
2.4. In geschil is eerst de vraag of sprake is van tegemoetkoming als bedoeld in artikel 8:73a en artikel 8:75a van de Awb. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dit het geval indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit geheel of gedeeltelijk neemt, tenzij dit besluit kennelijk is genomen op andere gronden dan de indiener van het beroepschrift heeft aangevoerd.
2.4.1. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerster, anders dan zij zelf meent, aan verzoeker tegemoetgekomen. Er bestond tussen verweerster en verzoeker op grond van het deskundig oordeel van de neuroloog geen verschil van inzicht over de oorzaak van verzoekers flauwte op 5 maart 2011, nu dit betrof een eenmalige vasovagale syncope onder bijzondere omstandigheden bij een jong persoon betrof. Het verschil van inzicht tussen verweerster en verzoeker bestond over de vraag of een eenmalige vasovagale syncope onder bijzondere omstandigheden bij een jong persoon wel of niet moest worden aangemerkt als een stoornis in de zin van paragraaf 7.3 "Bewustzijnsstoornissen anders dan epilepsie" van hoofdstuk 7 "Neurologische aandoeningen" van de Bijlage van de Regeling eisen geschiktheid 2000. In het besluit van 30 augustus 2011 is verweerster in reactie op het bezwaar en beroep van verzoeker teruggekomen op haar eerdere standpunt dat hiermee bij verzoeker wel sprake was van een stoornis in voornoemde zin. Daarmee is verweerster door alsnog een verklaring van geschiktheid te registeren tegemoetgekomen aan verzoeker. Voor zover het betoog van verweerster juist zou zijn dat sprake is van een gewijzigd inzicht van de neuroloog daarover, dient dat naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van verweerster te blijven.
2.4.2. Schadevergoeding
Gelet op hetgeen is overwogen in 2.4.1. is de onrechtmatigheid van de besluiten van 16 augustus 2011 en 24 mei 2011 en in beginsel de aanspraak op schadevergoeding gegeven.
Ter zitting heeft verzoeker zijn verzoek tot vergoeding van schade in verband met cursusgeld van € 216,- ingetrokken, zodat deze grond niet meer hoeft te worden besproken.
Voor beantwoording van de vraag of verzoeker schade heeft geleden en in welke omvang moet zo veel mogelijk aansluiting worden gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor vergoeding komt slecht in aanmerking de schade die in zodanig verband staat met het besluit waarop de aansprakelijkheid van het bestuursorgaan berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid van de schade, als een gevolg van dit besluit kan worden toegerekend.
Voornoemd causale verband ontbreekt ten aanzien van de gevraagde schadevergoeding inzake de loonderving. Om werkzaam te kunnen zijn als chauffeur dient verzoeker te beschikken over een rijbewijs. Weliswaar diende verzoeker eerst over de verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen in de categorie B te beschikken, maar met het verkrijgen van deze verklaring was hij nog niet in het bezit van een rijbewijs. Daartoe diende verzoeker eerst een rij-examen met een goed gevolg af te leggen. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de loonderving in zodanig verband staat met het onrechtmatige besluit dat deze als een gevolg van dit besluit kan toegerekend.
De gevraagde schadevergoeding voor de kosten van (her)keuring komt evenmin voor toewijzing in aanmerking. Verweerster heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat ingevolge artikel 104, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen de kosten van een (her)keuring voor rekening van de aanvrager komen. Verzoeker wordt niet gevolgd in zijn stelling ter zitting dat deze kosten niet voor zijn rekening kunnen zijn, omdat er eerder een keuring zou hebben plaatsgehad. Uit het dossier blijkt dat verzoeker ter verkrijging van een verklaring van geschiktheid een eigen verklaring heeft ingediend met daarop een aantekening van dr. Noppen van huisartsenpraktijk 'De Wiel'. Op basis van deze gegevens heeft verweerster op 27 maart 2011 medegedeeld de verklaring van geschiktheid niet te kunnen geven. Verzoeker heeft er voorts voor gekozen een (her) keuring te vragen en geen bezwaar te maken.
Uit de enkele geneeskundige opmerking op de eigen verklaring kan niet de conclusie worden getrokken dat daaraan een keuring ten grondslag ligt als bedoeld in artikel 104, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen. De keuring door neuroloog W.V.M. Perquin op 6 mei 2011, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het verslag van 8 mei 2011, betrof mitsdien de eerste (her)keuring. Nu er, gelet op de syncope na het rij-examen op 4 maart 2011, wel aanleiding was voor onderzoek om te kunnen beoordelen of verzoeker voldeed aan de vereisten voor geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen kan niet worden geoordeeld dat de keuring ten onrechte is uitgevoerd. Dat achteraf gezien een in eerste instantie een andere conclusie door de neuroloog is getrokken en op grond daarvan een onrechtmatig besluit is genomen, doet daaraan niet af. Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal het verzoek om schadevergoeding dan ook afwijzen.
2.4.3. Proceskosten
Gelet op hetgeen in overweging 2.4.1. is overwogen ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar en beroep toe te wijzen.
De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende bijstand zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op € 1311,- (1 punt voor de indiening van het bezwaarschrift, 1 punt voor de indiening van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank, met een waarde per punt van € 437,- en wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken dat verzoeker in bezwaar of beroep nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
2.4.4. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, een situatie aanwezig als bedoeld in artikel 8:41, vierde lid, eerste volzin, van de Awb, zodat verweerster wordt verplicht aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ad € 152,- te vergoeden.
Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Dordrecht,
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerster in de proceskosten die verzoeker in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 1311,- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gegeven door mr. M.G.L. de Vette, rechter, en door deze en E. Naaijen-van Kleunen, griffier, ondertekend.