ECLI:NL:RBDOR:2012:BV9765
Rechtbank Dordrecht
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om intrekking schriftelijke aanwijzing Bureau Jeugdzorg en omgangsregeling tussen moeder en minderjarige
In deze zaak verzoekt een moeder om de intrekking van een schriftelijke aanwijzing van het Bureau Jeugdzorg, die het contact tussen haar en haar uit huis geplaatste minderjarige zoon beperkt. De moeder is inmiddels ontheven van het gezag over haar zoon, wat het juridische kader van de ondertoezichtstelling beïnvloedt. De rechtbank overweegt dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek, dat moet worden opgevat als een verzoek tot het treffen van een meer uitgebreide omgangsregeling. De rechtbank beoordeelt het verzoek aan de hand van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek, dat het recht op omgang tussen een kind en de niet met het gezag belaste ouder waarborgt.
De rechtbank stelt vast dat de schriftelijke aanwijzing van het Bureau Jeugdzorg, die het contact tussen de moeder en haar zoon beperkte tot één uur per maand, een te vergaande beperking vormt van het recht op gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelt dat de moeder en haar zoon recht hebben op meer contact, en stelt een nieuwe omgangsregeling vast van één uur per twee weken, met begeleiding van de voogd of ouderbegeleider. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder om het Bureau Jeugdzorg in de proceskosten te veroordelen af, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.