ECLI:NL:RBDOR:2012:BW2311

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/860725-11
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van klaagschrift inzake inbeslagname geldbedrag

In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 11 april 2012 uitspraak gedaan over een klaagschrift dat door mr. S.A.S. Jansen was ingediend namens klaagster, die zich verzet tegen de inbeslagname van een geldbedrag op 1 december 2011. Het klaagschrift was ingediend per fax, maar voldeed niet aan de vereisten zoals gesteld in het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift niet op de juiste wijze was ingediend, omdat er geen schriftelijke volmacht was gegeven aan een medewerker van de griffie, zoals vereist in artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit vormverzuim leidt tot niet-ontvankelijkheid van het klaagschrift.

De rechtbank overweegt verder dat het indienen van een klaagschrift na twee maanden sinds een eerdere beschikking over hetzelfde onderwerp, neerkomt op een intern beroep tegen die eerdere beschikking. De rechtbank had eerder op 25 januari 2012 al beslist over het geldbedrag en de argumenten die door de raadsman werden aangevoerd waren niet nieuw. De rechtbank concludeert dat het inhoudelijk behandelen van het klaagschrift in strijd zou zijn met het gesloten systeem van rechtsmiddelen in het Wetboek van Strafvordering.

Daarom verklaart de rechtbank klaagster niet-ontvankelijk in haar klaagschrift, waarmee de inbeslagname van het geldbedrag gehandhaafd blijft. De beslissing is openbaar uitgesproken in de enkelvoudige raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Strafrecht
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 12/103
Parketnummer: 11/860725-11
Uitspraakdatum: 11 april 2012
beschikking (ex artikel 552a Wetboek van Strafvordering)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 21 februari 2012 is ter griffie van de rechtbank Dordrecht ingekomen een door
mr. S.A.S. Jansen ingediend klaagschrift, gedateerd 20 februari 2012 van
[Klaagster], ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. S.A.S. Jansen, advocaat,
Bergstraat 33, 3811 NG Amersfoort,
dat strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan van een geldbedrag van in totaal € 1.807,50, waaronder drie biljetten van € 200,- drie biljetten van € 100,- en achtien biljetten van € 50,- (hierna ook: 'het geldbedrag').
Op 4 april 2012 is dit klaagschrift in het openbaar in raadkamer behandeld. is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. J. Visscher, kantoorgenoot van mr. Jansen voornoemd. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. W.L. van Prooijen.
2. Beoordeling
Het beklag richt zich tegen de inbeslagname van het geldbedrag op 1 december 2011 op onder . Het beslag duurt nog voort.
De raadsman heeft namens klaagster betoogd dat het geldbedrag rechtmatig tot het eigendom van klaagster behoort en dat het geldbedrag afkomstig is van haar uitkering. Als gevolg van het beslag heeft klaagster betalingsachterstanden opgelopen en dreigt zij haar woning te worden uitgezet. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave alsmede dat het voortduren van het beslag disproportioneel is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het beklag, nu deze rechtbank bij beschikking van 25 januari 2012 reeds in eenzelfde procedure heeft beslist over het geldbedrag.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 450 in samenhang gelezen met artikel 449, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering schrijft voor dat in beginsel een bezwaarschrift (of een klaagschrift zoals in het onderhavige) ingediend dient te worden op de griffie. Van een dergelijke indiening wordt door de griffier ingevolge artikel 451, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering een akte opgemaakt. Indiening ter griffie kan geschieden door de bezwaarde zelf (in het onderhavige geval klaagster), door een door de bezwaarde bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat, een door de bezwaarde bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde vertegenwoordiger of een daartoe schriftelijk gevolmachtigde medewerker van de griffie.
In de onderhavige zaak is het klaagschrift ingekomen bij telefax d.d. 21 februari 2012. Uit dit faxbericht volgt dat de raadsman, mr. S.A.S. Jansen, is gemachtigd door klaagster tot het indienen van het klaagschrift. Echter, niet is gebleken van een schriftelijke volmacht aan een medewerker van de griffie zoals bedoeld in artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat het klaagschrift niet op een juiste wijze is ingediend en dat artikelen 449 en 450 zoals hiervoor uiteengezet zijn geschonden. Dit zou anders zijn geweest indien de telefax het volgende had vermeld: (1) een verklaring dat de bezwaarde zijn (of haar) advocaat bepaaldelijk heeft gevolmachtigd tot het instellen van het rechtsmiddel; (2) een verklaring van de bezwaarde dat hij (of zij) ermee instemt dat de griffiemedewerker de oproeping voor de zitting in ontvangst neemt; en (3) een door de bezwaarde opgegeven adres voor toezending van een afschrift van de oproeping voor de zitting.
Daargelaten dat een dergelijke schending met zich meebrengt dat klaagster niet in haar beklag kan worden ontvangen, overweegt de rechtbank ten overvloede het volgende.
Op 25 januari 2012 heeft deze rechtbank in eenzelfde procedure als in het onderhavige beslist over het geldbedrag, maar ook over andere voorwerpen. Blijkens de beschikking met registratienummer 11/589, is toen ook betoogd door de raadsman dat het geldbedrag van rechtmatige afkomst is. Eveneens is destijds betoogd dat klaagster haar huur niet meer kan betalen en haar schulden steeds groter worden.
De rechtbank is van oordeel dat nu door de raadsman geen andere argumenten of omstandigheden zijn gesteld dan die waarover bij voormelde beschikking van 25 januari 2012 een oordeel is gegeven, het inhoudelijk behandelen van het onderhavige klaagschrift neer zou komen op een intern beroep tegen die beschikking. Dat sinds de eerdere uitspraak twee maanden zijn verstreken, maakt dat oordeel niet anders. Een dergelijk intern beroep is strijdig met het gesloten systeem van rechtsmiddelen dat is gegeven in het Wetboek van Strafvordering.
Klaagster kan derhalve niet in haar beklag worden ontvangen.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet-ontvankelijk in klaagschrift.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. M.A. Waals, rechter,
in tegenwoordigheid van M. Boekhoud, LLM, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2012.