ECLI:NL:RBDOR:2012:BW2543
Rechtbank Dordrecht
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van kinderalimentatie en de beoordeling van draagkracht na echtscheiding
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 11 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om een bijdrage van € 200,- per kind per maand, met ingang van 1 september 2011. De man, verweerder, heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij niet in staat is om een bijdrage te leveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen op 9 maart 2012 een mondelinge behandeling hebben gehad en dat zij op 9 augustus 2007 met elkaar zijn gehuwd. De echtscheiding is uitgesproken op 4 maart 2009 en ingeschreven op 10 juni 2009. De man is inmiddels hertrouwd en heeft de kinderen van zijn nieuwe vrouw erkend. De kinderen verblijven thans bij de vrouw, die de man in staat acht om de verzochte bijdrage te betalen.
De rechtbank heeft de financiële situatie van de man beoordeeld, waarbij rekening is gehouden met zijn inkomen uit een eenmanszaak en de lasten die hij heeft. De rechtbank concludeert dat privé-opnamen of -uitgaven uit het ondernemingsvermogen niet als inkomen worden aangemerkt. Het besteedbaar inkomen van de man is vastgesteld op € 12.899,- per jaar, wat neerkomt op € 1.074,- per maand. De rechtbank heeft ook gekeken naar de schulden van de man en de onderhoudsverplichtingen ten opzichte van zijn stiefkinderen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie wordt afgewezen, omdat de man geen draagkrachtruimte heeft om aan de alimentatieverplichting te voldoen.
De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2012.