ECLI:NL:RBDOR:2012:BW2543

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
95118 / FA RK 11-8782
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van kinderalimentatie en de beoordeling van draagkracht na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 11 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om een bijdrage van € 200,- per kind per maand, met ingang van 1 september 2011. De man, verweerder, heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij niet in staat is om een bijdrage te leveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen op 9 maart 2012 een mondelinge behandeling hebben gehad en dat zij op 9 augustus 2007 met elkaar zijn gehuwd. De echtscheiding is uitgesproken op 4 maart 2009 en ingeschreven op 10 juni 2009. De man is inmiddels hertrouwd en heeft de kinderen van zijn nieuwe vrouw erkend. De kinderen verblijven thans bij de vrouw, die de man in staat acht om de verzochte bijdrage te betalen.

De rechtbank heeft de financiële situatie van de man beoordeeld, waarbij rekening is gehouden met zijn inkomen uit een eenmanszaak en de lasten die hij heeft. De rechtbank concludeert dat privé-opnamen of -uitgaven uit het ondernemingsvermogen niet als inkomen worden aangemerkt. Het besteedbaar inkomen van de man is vastgesteld op € 12.899,- per jaar, wat neerkomt op € 1.074,- per maand. De rechtbank heeft ook gekeken naar de schulden van de man en de onderhoudsverplichtingen ten opzichte van zijn stiefkinderen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie wordt afgewezen, omdat de man geen draagkrachtruimte heeft om aan de alimentatieverplichting te voldoen.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2012.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 95118 / FA RK 11-8782
beschikking van de enkelvoudige kamer van 11 april 2012
in de zaak van
[verzoekster]
wonende te [adres],
verzoekster,
advocaat mr. J. van der Stel gevestigd te Dordrecht,
tegen
[verweerder],
wonende te [adres]
verweerder,
advocaat mr. P.M.M.T. de Jongh gevestigd te Capelle aan den IJssel.
Partijen worden hieronder aangeduid als de vrouw respectievelijk de man.
1. Het procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- het verzoekschrift van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
18 oktober 2011;
- het verweerschrift van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
13 december 2011;
- het faxbericht van de advocaat van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
26 februari 2012;
- de brief van de advocaat van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
27 februari 2012;
- F-formulier van de advocaat van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
28 februari 2012.
1.2. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 9 maart 2012.
1.3. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
2. De vaststaande feiten
Op de datum van de indiening van het verzoekschrift is uit de overgelegde stukken het navolgende gebleken.
2.1. Partijen zijn op 09 augustus 2007 te Dordrecht met elkaar gehuwd.
2.2. Voor hun huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarigen:
[minderjarig kind];
[minderjarig kind]
De man heeft beide kinderen erkend.
De kinderen verblijven thans bij de vrouw.
2.3. Bij beschikking van deze rechtbank van 4 maart 2009 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.
2.4. De echtscheidingsbeschikking is op 10 juni 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.5. De man is op 16 november 2011 gehuwd met [nieuwe vrouw] De man heeft de twee kinderen van [nieuwe vrouw] erkend.
2.6. Beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
3. Het verzoek en het verweer
3.1. Het verzoek
3.1.1. De vrouw verzoekt een kinderalimentatie van € 200,- per kind per maand vast te stellen, met ingang van 1 september 2011, te vermeerderen met iedere uitkering die de man op grond van geldende wetten en of regelingen ten behoeve van de minderjarigen kan of zal worden verstrekt. Zij stelt daartoe het volgende.
3.1.2. Na de echtscheiding woonden de kinderen bij de man, omdat de vrouw geen woonruimte had. Zij heeft daarom toen geen kinderalimentatie verzocht. Thans hebben de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw. De vrouw acht de man in staat de door haar verzochte bijdrage te betalen.
3.2. Het verweer
3.2.1. De man verzoekt het verzoek van de vrouw af te wijzen, omdat hij niet in staat is een bijdrage te leveren in de kosten van de kinderen.
4. De beoordeling
4.1. De behoefte van de kinderen
4.2. De behoefte van de kinderen is door de vrouw op € 200,- per kind per maand gesteld. De man heeft de behoefte van de kinderen niet weersproken, zodat deze tussen partijen vast staat.
4.3. De financiële omstandigheden van de man
De rechtbank zal de bedragen afronden op hele euro's.
4.3.1. De man is op 8 juli 2009 een eenmanszaak [eenmanszaak] begonnen nadat hij eervol is ontslagen als politieagent. Per 1 september 2011 is de onderneming omgezet in een VOF met de echtgenote, [nieuwe vrouw], als medevennoot. De man heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de VOF zal worden opgeheven en zal worden voortgezet als eenmanszaak, omdat niet voldaan wordt aan het urenvereiste. De man wil wellicht als hovenier aan de slag.
4.3.2. Het resultaat van de VOF bedroeg in 2010 € 6.963,- en in 2011 € 12.889,-. Voor de draagkrachtberekening zal het resultaat van 2011 als uitgangpunt worden genomen.
4.3.3. De vrouw is van mening dat de privé-opnamen of -uitgaven uit het ondernemingsvermogen bij het inkomen van de man dienen te worden opgeteld. Privé-opnamen of -uitgaven van ondernemingsvermogen zijn geen inkomen, aangezien dit aangemerkt dient te worden als interen op vermogen. Voor de vaststelling van de draagkracht van de man dient hiermee derhalve geen rekening te worden gehouden.
4.3.4. De man kan aanspraak maken op de volgende ondernemersaftrek:
- zelfstandigenaftrek € 9.484,-;
- MKB-winstvrijstelling € 409,-.
4.3.5. De rechtbank houdt rekening met de navolgende fiscale aspecten:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting;
- de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
4.3.6. Het besteedbaar inkomen bedraagt € 12.899,- per jaar, zijnde € 1.074,- per maand.
4.4. De positie van de echtgenote van de man
4.4.1. Ingevolge artikel 1:400 lid 1 BW heeft de onderhoudsverplichting jegens minderjarige kinderen voorrang boven alle andere onderhoudsverplichtingen indien de onderhoudsplichtige onvoldoende middelen heeft om in aller levensonderhoud te voorzien. Gegeven deze wettelijke voorrang houdt de rechtbank geen rekening met de kosten van levensonderhoud van de huidige echtgenote van de onderhoudsplichtige man, tenzij de man feiten en omstandigheden stelt op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat toepassing van deze regel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Gesteld noch gebleken is dat hiervan sprake is, zodat er vanuit gegaan zal worden dat de echtgenote van de man geheel in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
4.4.2. Dit betekent dat rekening gehouden wordt met de helft van de huurlasten, de bijstandsnorm voor een alleenstaande en dat de premie van de zorgverzekering van de echtgenote buiten beschouwing gelaten wordt.
4.5. De draagkrachtruimte van de man
4.5.1. De rechtbank brengt ter vaststelling van de draagkrachtruimte van de man de navolgende maandelijkse lasten op zijn besteedbaar inkomen in mindering:
- het op de Wet Werk en Bijstand gebaseerde normbedrag, inclusief vakantiegeld, voor een alleenstaande of gezin van € 935,-;
- huur € 460,- (helft van de woonlasten);
- op de woonlasten wordt de in de bijstandsnorm begrepen gemiddelde basishuur ad € 213,- in mindering gebracht;
- ziektekosten, bestaande uit premie zorgverzekering van € 149,- (bestuursrechtelijke premie) en de op aanslag zelf betaalde inkomenafhankelijke bijdrage ZVW van € 50,-verminderd met het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW van
€ 49,-.
4.5.2. Uit voorgaande gegevens volgt dat het draagkrachtloos inkomen van de man
€ 1.397,- bedraagt, hetgeen betekent dat er geen draagkrachtruimte resteert.
4.5.3. Er zijn voorts meerdere schulden waarop de man aflost, dan wel dient af te lossen. In beginsel zijn alle schulden van invloed op de draagkracht, ook schulden die zijn aangegaan na de echtscheiding. Nu de man zonder rekening te houden met aflossingen al geen draagkrachtruimte heeft, zal op de schulden niet verder worden ingegaan.
4.5.4. Ten overvloede wordt ook nog opgemerkt dat eventuele draagkrachtruimte van de man verdeeld zou moeten worden over vier kinderen. De man is immers ook onderhoudsplichtig ten opzichte van zijn stiefkinderen.
4.5.5. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie zal worden afgewezen.
4.6. De proceskosten
4.6.1. De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen (ex-echtelieden) compenseren.
De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie af;
compenseert de proceskosten zodat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Eerdhuijzen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 11 april 2012.