ECLI:NL:RBDOR:2012:BW5555
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen
- M. van Mourik
- M.A.C. Prins
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs voor medeplichtigheid aan geweldpleging
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 10 mei 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan zware mishandeling en poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. De verdachte had op 25 oktober 2011 een afspraak gemaakt met het slachtoffer, maar was zelf niet aanwezig bij de confrontatie die volgde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij het geweld dat door medeverdachten werd gepleegd had kunnen voorzien. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs niet voldeed aan de eisen voor een veroordeling. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de noodzaak om de opzet van de verdachte te kunnen vaststellen. De zaak is behandeld op de terechtzitting van 26 april 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.