ECLI:NL:RBDOR:2012:BW7377
Rechtbank Dordrecht
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een dwangsom aan een omgangsregeling in het kader van voorlopige voorzieningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 18 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De man verzocht om een aanpassing van de omgangsregeling voor zijn minderjarige kind, die bij de vrouw verblijft. Eerder was er op 30 november 2011 een zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind één werkdag en één dag in het weekend bij de man zou verblijven. De man stelde dat de vrouw deze regeling eenzijdig had gewijzigd, waardoor het contact tussen hem en het kind was verminderd.
De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 3 april 2012 gehouden, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw betwistte de stellingen van de man en voerde aan dat hij afspraken niet nakwam en niet in staat zou zijn om de juiste zorg voor het kind te bieden. De rechtbank oordeelde dat de vrouw haar bezwaren tegen de zorgregeling niet voldoende had onderbouwd en dat de eerder vastgestelde regeling nog steeds in het belang van het kind was.
De rechtbank heeft besloten dat de vrouw haar medewerking aan de zorgregeling moet verlenen en heeft een dwangsom van € 500,-- opgelegd voor elke keer dat zij dit nalaat, met een maximum van € 12.500,--. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing benadrukt het belang van de communicatie tussen de ouders en de noodzaak om de zorgregeling na te leven, in het belang van het kind.