ECLI:NL:RBDOR:2012:BW7377

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
18 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96957 - FA RK 12-7313
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangsom aan een omgangsregeling in het kader van voorlopige voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 18 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De man verzocht om een aanpassing van de omgangsregeling voor zijn minderjarige kind, die bij de vrouw verblijft. Eerder was er op 30 november 2011 een zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind één werkdag en één dag in het weekend bij de man zou verblijven. De man stelde dat de vrouw deze regeling eenzijdig had gewijzigd, waardoor het contact tussen hem en het kind was verminderd.

De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 3 april 2012 gehouden, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw betwistte de stellingen van de man en voerde aan dat hij afspraken niet nakwam en niet in staat zou zijn om de juiste zorg voor het kind te bieden. De rechtbank oordeelde dat de vrouw haar bezwaren tegen de zorgregeling niet voldoende had onderbouwd en dat de eerder vastgestelde regeling nog steeds in het belang van het kind was.

De rechtbank heeft besloten dat de vrouw haar medewerking aan de zorgregeling moet verlenen en heeft een dwangsom van € 500,-- opgelegd voor elke keer dat zij dit nalaat, met een maximum van € 12.500,--. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing benadrukt het belang van de communicatie tussen de ouders en de noodzaak om de zorgregeling na te leven, in het belang van het kind.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 96957 / FA RK 12-7313
beschikking van de enkelvoudige kamer van 18 april 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres verzoeker],
verzoeker,
advocaat mr. J.D. Bakker,
t e g e n
[verweerster],
wonende te [adres verweerster],
verweerster,
advocaat mr. C.E. Koopmans.
Partijen worden hieronder aangeduid als de man respectievelijk de vrouw.
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken in het kader van voorlopige voorzieningen voor de duur van de echtscheidingsprocedure:
- het verzoekschrift van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 februari 2012;
- het verweerschrift van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 30 maart 2012.
De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 3 april 2012.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2. De vaststaande feiten
Op de datum van de indiening van het verzoekschrift is uit de overgelegde stukken het navolgende gebleken.
Partijen zijn op [huwelijksdatum+plaats] met elkaar gehuwd.
Uit hun huwelijk is geboren de thans nog minderjarige [minderjarige] op [geboortedatum+plaats minderjarige].
Het kind verblijft bij de vrouw.
Bij beschikking van deze rechtbank van 30 november 2011 is in het kader van voorlopige voorzieningen een zorgregeling bepaald inhoudende dat de minderjarige één werkdag en één dag in het weekend van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de man zal verblijven.
3. Het verzoek en het verweer
Het verzoek
De man verzoekt de navolgende voorlopige voorziening:
vaststelling van een omgangsregeling inhoudende dat de minderjarige één werkdag en één dag in het weekend van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de man zal verblijven, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per geval dat de vrouw weigert uitvoering aan de zorgregeling te geven.
Ter onderbouwing van zijn verzoek stelt de man dat de vrouw vanaf medio februari 2012 de zorgregeling eenzijdig heeft gewijzigd en nog slechts contact tussen de man en de minderjarige toestaat op zondag van 14.00 uur tot 18.00 uur.
Het verweer
De vrouw heeft verzocht het hierboven vermelde verzoek af te wijzen.
4. De beoordeling
Tussen partijen is onbetwist dat bij beschikking van deze rechtbank van 30 november 2011 een zorgregeling werd bepaald waarbij de man contact heeft met het kind één werkdag en één dag in het weekend van 10.00 uur tot 18.00 uur. Nu het verzoek tot echtscheiding is ingediend behoudt het bepaalde in deze beschikking zijn kracht.
De vrouw dient zich te realiseren dat een onherroepelijke rechterlijke uitspraak dient te worden nageleefd, tenzij er sprake zou zijn van nadien zodanig gewijzigde feiten of omstandigheden dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de eerdere voorziening niet in stand kan blijven.
Indien hiervan sprake was geweest, had het op de weg van de vrouw gelegen een wijzigingsverzoek op grond van artikel 824 Rv in te dienen, dit heeft zij evenwel niet gedaan.
Overigens heeft te gelden dat bij een verzoek tot het verbinden van een dwangmiddel aan een eerder bepaalde zorgregeling, waarvan in casu sprake is, het niet gaat om een nieuwe beoordeling van die zorgregeling, maar om de vraag of aan een vastgestelde en derhalve als gegeven te beschouwen zorgregeling, dwangmiddelen moeten worden verbonden, waarbij het belang van het betrokken kind als maatstaf dient te worden gehanteerd.
Door de vrouw wordt gesteld dat de man, zonder tijdig bericht aan de vrouw, afspraken bij herhaling niet nakomt. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de man laat de vrouw echter na haar stellingen in voldoende mate te onderbouwen.
Ook stelt de vrouw dat de vastgestelde omgang niet in het belang van een jong kind als [minderjarige] is, omdat de man kennelijk niet in staat is de juiste zorg aan haar te geven. De vrouw ervaart het voorts als zeer bezwaarlijk dat de man niet met haar communiceert over het verlopen van de contacten.
De vrouw heeft ter zitting erkend dat zij het van meet af aan niet eens was met de opgelegde zorgregeling waarbij voorts uit de overwegingen van de beschikking van 30 november 2011 blijkt dat de bezwaren tegen de zorgregeling die thans door de vrouw naar voren worden gebracht, ook reeds door haar ten tijde van de mondelinge behandeling van 8 november 2011 werden geuit. De destijds door de vrouw aangevoerde argumenten stonden niet in de weg aan het vaststellen van de huidige zorgregeling.
Er dient derhalve van te worden uitgegaan dat de bij beschikking van 30 november 2011 bepaalde zorgregeling nog steeds in het belang van de minderjarige is. Nu deze zorgregeling reeds in een beschikking is vastgesteld heeft de man geen belang bij zijn verzoek de regeling opnieuw vast te stellen.
Nu de vrouw er echter blijk van heeft gegeven niet bereid te zijn de vastgestelde regeling onverkort na te komen, is er aanleiding de nakoming van de zorgregeling te versterken door oplegging van een dwangsom. De op te leggen dwangsom zal tot een maximum worden beperkt.
Partijen wordt nadrukkelijk in overweging gegeven te werken aan de verbetering van hun communicatie, de eerste tijd door middel van een schriftje waarin de man vastlegt hoe de dag met [minderjarige] bij hem verlopen is en waarin de vrouw van haar kant melding maakt van belangrijke zaken die [minderjarige] betreffen.
De proceskosten
De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen (echtelieden) compenseren.
5. De beslissing
De rechtbank:
gelast de vrouw haar medewerking te verlenen aan de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van deze rechtbank van 30 november 2011;
bepaalt dat de vrouw voor iedere keer dat zij na betekening van deze beschikking nalaat haar medewerking aan deze zorgregeling te verlenen, aan de man een dwangsom verbeurt van
€ 500,-- tot een maximum van € 12.500,--;
compenseert de proceskosten zodat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Visser, tevens kinderrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 18 april 2012.