ECLI:NL:RBDOR:2012:BX0566

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96078 / FA RK 11-9203
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie na gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 27 juni 2012 uitspraak gedaan over de wijziging van de partneralimentatie die de man aan de vrouw verschuldigd is. De man verzocht om de alimentatie op nihil te stellen of te verlagen, omdat hij inmiddels onderhoudsplichtig is voor zijn zoontje uit zijn huidige huwelijk en zijn stiefzoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet langer in staat is om de volledige partneralimentatie van € 543,20 per maand te betalen, gezien zijn gewijzigde omstandigheden. De vrouw betwistte de wijziging en stelde dat de man wel degelijk in staat was om de alimentatie te blijven betalen. De rechtbank heeft de draagkracht van de man beoordeeld en geconcludeerd dat hij, rekening houdend met zijn financiële verplichtingen, in staat is om een verlaagde alimentatie van € 513,-- per maand te betalen. De rechtbank heeft de alimentatie met terugwerkende kracht vanaf 28 oktober 2011 gewijzigd, omdat de man op dat moment al een achterstand had in de betalingen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 96078 / FA RK 11-9203
beschikking van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres verzoeker],
verzoeker,
advocaat mr. drs. A.M. Slootweg (Veenendaal),
tegen
[verweerster],
wonende te [adres verweerster],
verweerster,
advocaat mr. J. Oversluizen (Rotterdam).
Partijen worden hieronder aangeduid als de man respectievelijk de vrouw.
1. Het procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het verzoekschrift van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 december 2011;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 27 december 2011;
- het verweerschrift van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 14 februari 2012;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 13 maart 2012;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op 19 maart 2012.
1.2. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 30 maart 2012.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
1.3. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank nog kennis genomen van:
- het faxbericht, met bijlagen, van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 10 april 2012;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw, eveneens ingekomen ter griffie op 10 april 2012.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1. Partijen zijn op [huw.datum+plaats] met elkaar gehuwd.
2.2. Bij beschikking van deze rechtbank van 27 augustus 2008 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en is verder onder meer bepaald dat de man met ingang van de eerste van de maand waarop het convenant is ondertekend, doch niet eerder dan de dag waarop deze beschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, ten behoeve van de vrouw een alimentatie zal betalen van € 500,-- per maand. Daarbij is bepaald dat de man alimentatie is verschuldigd voor een periode van zes jaar, te rekenen vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
Voorts is de inhoud van het echtscheidingsconvenant in de echtscheidingsbeschikking opgenomen.
2.3. De echtscheidingsbeschikking is op 18 september 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4. Ingevolge de jaarlijkse verhoging met het wettelijk indexeringspercentage bedroeg de door de man verschuldigde partneralimentatie ten tijde van de indiening van het verzoekschrift € 536,23 per maand. Per 01 januari 2012 gaat het om een bedrag van
€ 543,20 per maand.
2.5. Beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
3. Het verzoek en het verweer
3.1. Het verzoek
3.1.1. De man verzoekt de door hem ten behoeve van de vrouw verschuldigde partneralimentatie met ingang van 28 oktober 2011, althans met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, dan wel met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, op nihil te stellen, dan wel te verlagen tot een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag.
3.1.2. Ter onderbouwing van zijn verzoek stelt de man dat van hem, als gevolg van wijzigingen in de omstandigheden, niet langer gevergd kan worden dat hij de bij beschikking van deze rechtbank van 27 augustus 2008 vastgestelde en in het echtscheidingsconvenant overeengekomen partneralimentatie blijft voldoen.
De man stelt in dit verband dat hij opnieuw is gehuwd en dat uit dit huwelijk zoon [zoontje nieuwe huwelijk] is geboren (op [geboortedatum zoontje nieuwe huwelijk]). Behalve ten opzichte van [zoontje nieuwe huwelijk] is de man ook onderhoudsplichtig ten opzichte van [zoon van zijn echtgenote], de tienjarige zoon van zijn echtgenote, die voor 50 % van de tijd in het gezin van de man verblijft.
De man stelt dat de kosten van [zoon van zijn echtgenote] € 500,-- per maand bedragen; dit bedrag dient vermeerderd te worden met de netto kosten van de buitenschoolse opvang, die afgerond
€ 65,-- per maand bedragen. De totale kosten van [zoon van zijn echtgenote] komen daarmee op € 565,-- per maand. De vader van [zoon van zijn echtgenote] stort maandelijks € 178,74 op de kinderrekening en de moeder van [zoon van zijn echtgenote] (de echtgenote van de man) stort maandelijks € 89,50 op deze rekening, dus in totaal € 268,--. Van de resterende kosten, die € 297,-- per maand bedragen (€ 565,-- minus
€ 268,--) betalen de ouders van [zoon van zijn echtgenote] ieder de helft, dus ieder een bedrag van € 148,50; [zoon van zijn echtgenote] verblijft immers de helft van de tijd bij ieder van zijn ouders. De man en zijn echtgenote betalen dus in totaal voor [zoon van zijn echtgenote] € 148,50 + € 89,50 = € 238,-- per maand. Daarvan komt, gelet op de draagkracht van de man respectievelijk zijn echtgenote, € 190,40 per maand voor rekening van de man.
De kosten van [zoontje nieuwe huwelijk] worden door de man, op basis van het door hem op € 3.885,-- per maand berekende netto besteedbaar gezinsinkomen en vermeerderd met de netto kosten van kinderopvang, berekend op € 915,-- per maand. Van deze kosten komt een deel van € 732,-- per maand voor rekening van de man.
De bijdrage van de man in de kosten van [zoon van zijn echtgenote] en [zoontje nieuwe huwelijk] bedraagt daarmee in totaal € 922,-- per maand. De man heeft dan geen draagkracht meer tot betaling van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
3.1.3. Met betrekking tot de door hem verzochte ingangsdatum van de nihilstelling dan wel verlaging van de partneralimentatie stelt de man dat hij de vrouw er bij brief van 28 oktober 2011 al van op de hoogte heeft gesteld dat hij een wijziging van de partneralimentatie wenselijk achtte, wegens gebrek aan draagkracht. De vrouw heeft dus vanaf die datum rekening kunnen houden met een wijziging van de partneralimentatie.
3.2. Het verweer
3.2.1. De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie. Zij betwist niet dat de man een onderhoudsplicht heeft ten opzichte van zijn stiefzoon [zoon van zijn echtgenote] en zijn zoon [zoontje nieuwe huwelijk], maar zij stelt zich op het standpunt dat de man niettemin wel degelijk in staat is om, naast zijn aandeel in de kosten van [zoon van zijn echtgenote] en [zoontje nieuwe huwelijk], de in de echtscheidingsbeschikking vastgestelde partneralimentatie te voldoen.
3.2.2. De vrouw voert onder meer aan dat bij het berekenen van de draagkracht geen rekening dient te worden gehouden met de afbetalingen op het door de man opgevoerde consumptief krediet en op het bedrag van € 55.000,-- dat de man en zijn echtgenote later hebben geleend. Ook betwist de vrouw de in de draagkrachtberekening van de man opgevoerde verwervingskosten.
3.2.3. Met betrekking tot de verdeling van de kosten van [zoon van zijn echtgenote] wijst de vrouw er op de echtgenote van de vrouw en haar voormalige echtgenoot met betrekking tot [zoon van zijn echtgenote] een co-ouderschap zijn overeengekomen. Zij acht het op grond daarvan aannemelijk dat de band tussen [zoon van zijn echtgenote] en zijn vader zwaarder weegt dan de band tussen [zoon van zijn echtgenote] en zijn stiefvader (de man), zodat er van zou moeten worden uitgegaan dat de vader van [zoon van zijn echtgenote] 75 % van de kosten van [zoon van zijn echtgenote] voor zijn rekening neemt en dat de resterende 25 % voor rekening van de man en zijn echtgenote komt.
3.2.4. De vrouw betreurt het overigens dat de man het onderhavige verzoekschrift heeft ingediend. Juist ook omdat partijen een afwijkende alimentatietermijn zijn overeengekomen, was de man er zich terdege van bewust welke betalingsverplichting hij op zich nam bij het ondertekenen van het echtscheidingsconvenant. Daarbij komt dat het voor de vrouw, gelet op de economische situatie en gelet op haar leeftijd, moeilijk is om zelf een inkomen uit arbeid te verkrijgen.
4. De beoordeling
4.1. De behoefte
4.1.1. De behoefte van de vrouw aan de destijds door partijen in het echtscheidings-convenant overeengekomen en in de beschikking van deze rechtbank van 27 augustus 2008 is niet weersproken en staat daarmee tussen partijen vast.
4.2. De draagkracht; gewijzigde omstandigheden
4.2.1. Dat zich een wijziging in de omstandigheden heeft voorgedaan, nu de man behalve ten opzichte van de vrouw ook een onderhoudsplicht heeft ten opzichte van zijn stiefzoon en zoontje uit zijn huidige huwelijk, staat tussen partijen vast. Partijen verschillen echter van mening over de gevolgen die deze gewijzigde omstandigheid heeft voor de draagkracht van de man. De vraag is of de draagkracht van de man nog toereikend is om de vastgestelde partneralimentatie te voldoen.
4.2.2. Bij de berekening van de draagkracht van de man wordt rekening gehouden met de volgende feiten en omstandigheden:
- het inkomen van de man bedraagt € 3.378,48 bruto per maand. Daarnaast ontvangt de man een toeslag bijdrage levensloop van € 16,89 bruto per maand.
Het inkomen van de man dient te worden vermeerderd met de vakantietoeslag.
In de door de man overgelegde draagkrachtberekening is ook een bedrag van
€ 1.824,-- op jaarbasis opgenomen als ‘belaste gratificaties, tantièmes, eindejaarsuitkering’. Met dit bedrag wordt rekening gehouden.
Op het inkomen van de man wordt maandelijks € 4,22 aan premie AP ingehouden en € 322,63 aan premie ONP.
Op de salarisstroken van de man staan ten slotte onbelaste vergoedingen voor reiskosten woon-/werkverkeer en dienstreizen vermeld. Er wordt van uitgegaan dat het hier om vergoedingen voor werkelijk gemaakte kosten gaat en de hiermee gemoeide bedragen worden niet bij het inkomen van de man opgeteld;
- de door de werkgever vergoede inkomensafhankelijke bijdrage ZVW wordt berekend op € 2.974,-- op jaarbasis;
- de man heeft een bedrag van € 671,-- als eigenwoningforfait opgevoerd en de hoogte van dit bedrag is door de vrouw niet betwist. Ook wordt, er van uitgaand dat de man en zijn huidige echtgenote de woonlasten met elkaar delen, het fiscale voordeel over de helft van de totale verschuldigde hypotheekrente aan de man toegerekend;
- de inkomensheffing box 1 wordt berekend op € 14.030,--
- de heffingskorting bedraagt € 3.624,-- (algemene heffingskorting en arbeidskorting);
- de bijstandsnorm voor een alleenstaande wordt toegepast, nu de huidige echtgenote van de man in staat wordt geacht in haar eigen levensonderhoud te voorzien en het aandeel van de man in de kosten van zijn stiefzoon [zoon van zijn echtgenote] en zijn zoontje [zoontje nieuwe huwelijk] hieronder -zoals partijen dat ook hebben gedaan- als afzonderlijke last zal worden meegenomen;
- de door de man en zijn huidige echtgenote verschuldigde hypotheekrente bedraagt in totaal € 1.349,-- per maand. Aan de zijde van de man, er van uitgaand dat de man en zijn echtgenote de woonlasten met elkaar delen, rekening gehouden met de helft van dit bedrag (€ 674,50 per maand). Ook wordt rekening gehouden met de helft van de inleg op de Rabo Opbouw Spaarrekening van 76,56 per maand en met de helft van het forfaitaire bedrag aan vaste eigenaarslasten van € 95,-- per maand;
- de door de man verschuldigde premie zorgverzekering bedraagt € 125,16 per maand. Ook wordt rekening gehouden met het verplichte eigen risico, dat omgerekend per maand € 14,-- bedraagt. Op het totale bedrag wordt het in de bijstandsnorm begrepen nominale deel van de premie ZVW van € 49,-- per maand in mindering gebracht;
- op een op naam van de echtgenote van de man bij Ros Kredietservice B.V. afgesloten consumptief krediet dient € 50,-- per maand aan rente en aflossing te worden betaald. Tijdens de mondelinge behandeling is namens de man verklaard dat dit krediet destijds is afgesloten met het oog op de aanschaf van een auto. Dit komt niet onredelijk voor en er zal aan de zijde van de man rekening worden gehouden met de helft van de rente en aflossing (€ 25,-- per maand);
- tijdens de mondelinge behandeling is namens de vrouw ingestemd met de door de man opgevoerde verwervingskosten (het niet door de werkgever vergoede deel van de reiskosten woon-/werkverkeer) van € 38,55 per maand;
- de man heeft onweersproken gesteld dat aan zijn zijde sprake is van een netto besteedbaar gezinsinkomen van € 3.885,--. Bij een dergelijk netto besteedbaar gezinsinkomen bedraagt het eigen aandeel van ouders in de kosten van twee kinderen van de leeftijd van [zoon van zijn echtgenote] en [zoontje nieuwe huwelijk] (10 en 2 jaar) volgens de ‘Tabel kosten kinderen’ € 905,-- per maand. Uit de aan deze tabel ten grondslag liggende ‘puntentabel’ komt naar voren dat [zoon van zijn echtgenote] een ‘4-punten kind’ is en [zoontje nieuwe huwelijk] een
‘6-punten kind’. Op basis daarvan kan er van worden uitgegaan dat van het totale genoemde bedrag van € 905,-- een deel van € 362,-- per maand betrekking heeft op [zoon van zijn echtgenote] en een deel van € 543,-- per maand op [zoontje nieuwe huwelijk]. Deze bedragen dienen verhoogd te worden met de netto kosten van buitenschoolse opvang en kinderopvang. De netto kosten van de buitenschoolse opvang van [zoon van zijn echtgenote] bedragen € 64,75 per maand (tegenover de maandelijkse kosten van € 234,75 staat een bedrag aan kinderopvangtoeslag van 170,-- per maand) en de netto kosten van de kinderopvang van [zoontje nieuwe huwelijk] bedragen € 315,-- per maand (de kosten van de kinderopvang bedragen
€ 810,-- per maand en daartegenover staat een kinderopvangtoeslag van € 495,10 per maand).
Het bovenstaande houdt in dat de totale kosten van [zoon van zijn echtgenote] € 427,-- per maand bedragen ( € 362,-- plus afgerond € 65,--) en de totale kosten van [zoontje nieuwe huwelijk] € 858,-- per maand (€ 543,-- plus 315,--).
Met betrekking tot [zoon van zijn echtgenote] geldt dat zijn ouders (de echtgenote van de man en haar vroegere echtgenoot) een co-ouderschapsregeling zijn overeengekomen, die inhoudt dat [zoon van zijn echtgenote] de helft van de tijd bij zijn moeder (dat wil zeggen in het gezin van de man en zijn echtgenote) woont en de andere helft in het gezin van zijn vader. De vader van [zoon van zijn echtgenote] stort daarbij maandelijks een bedrag van € 178,74 op een speciaal voor [zoon van zijn echtgenote] geopende kinderrekening. Een en ander betekent dat de resterende kosten van [zoon van zijn echtgenote] nog afgerond € 248,-- per maand bedragen ( € 427,-- min € 178,74). Nu [zoon van zijn echtgenote] de helft van de tijd bij de man en zijn echtgenote woont, wordt aan hun zijde met de helft van dit bedrag van € 248,-- per maand rekening gehouden (dat wil zeggen
€ 124,-- per maand). Gelet op het feit dat de man en zijn echtgenote ieder een eigen inkomen hebben wordt ervan uitgegaan dat de man en zijn echtgenote de kosten van [zoon van zijn echtgenote] met elkaar delen. Voor rekening van de man komt dan een bedrag van € 62,-- per maand.
Met betrekking tot [zoontje nieuwe huwelijk] geldt dat er van wordt uitgegaan dat de man en zijn echtgenote de kosten van [zoontje nieuwe huwelijk] met elkaar delen. Dat betekent dat aan de zijde van de man rekening wordt gehouden met de helft van € 858,--, dat wil zeggen met een bedrag van € 429,-- per maand.
4.2.3. Gelet op het voorgaande is de draagkracht van de man niet toereikend om de volledige partneralimentatie (van inmiddels € 543,20 per maand) te blijven voldoen. Wel moet de man, rekening houdend met het fiscale voordeel dat aan het betalen van partneralimentatie is verbonden, in staat worden geacht een partneralimentatie van € 513,-- per maand te betalen. De partneralimentatie zal hieronder worden gewijzigd in dit bedrag.
4.2.4. De man heeft verzocht de partneralimentatie op nihil te stellen dan wel te verlagen met ingang van 28 oktober 2011. In beginsel is dit toewijsbaar, nu op 28 oktober 2011 al sprake was van de gewijzigde omstandigheden die met zich brengen dat de man niet meer volledig aan zijn onderhoudsverplichting ten opzichte van de vrouw kan voldoen.
De door de man verschuldigde partneralimentatie zal, met wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 27 augustus 2008 op dit punt, met ingang van 28 oktober 2011 op het hierboven berekende bedrag van € 513,-- per maand worden gesteld.
Weliswaar heeft de man zijn wijzigingsverzoek pas op 21 december 2011 bij de rechtbank ingediend, waarna het diezelfde dag aan de vrouw is toegezonden, zodat zij pas daarna kennis heeft kunnen nemen van het verzoek van de man, maar de vrouw heeft gesteld dat de man met ingang van 25 oktober 2011 is gestopt met het betalen van partneralimentatie en dat hij op dat moment al een achterstand had van meer dan € 900,--. Dat betekent dat een verlaging van de partneralimentatie met terugwerkende kracht vanaf 28 oktober 2011 niet leidt tot het -onredelijk te achten- resultaat dat de vrouw met een terugbetalingsverplichting zal worden belast.
4.2.5. Op de partneralimentatie is van rechtswege de wettelijke indexering van toepassing, voor het eerst met ingang van 01 januari 2013.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. wijzigt de bij beschikking van deze rechtbank van 27 augustus 2008 aan de man ten behoeve van de vrouw opgelegde alimentatieverplichting;
5.2. bepaalt dat de man met ingang van 28 oktober 2011 en voor de periode van in
totaal zes jaar, te rekenen vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking (18 september 2008) ten behoeve van de vrouw een alimentatie zal betalen van € 513,-- (vijfhonderd dertien euro) per maand, voor wat de toekomstige termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
5.3. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Eerdhuijzen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 27 juni 2012.