ECLI:NL:RBDOR:2012:BX2911

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
97847 / JE RK 12-309
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Dordrecht op 27 juni 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder een verwijzingsbeschikking van de rechtbank Utrecht en diverse brieven van het Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJZ). De vader van de minderjarige is alleen belast met het ouderlijk gezag, terwijl de moeder ontheven is van het gezag. De minderjarige is sinds 4 april 2007 onder toezicht gesteld en sinds 4 juli 2007 uit huis geplaatst in een pleeggezin.

Het BJZ heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van één jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen. Echter, de kinderrechter heeft ook geoordeeld dat het BJZ geen geldig indicatiebesluit heeft overgelegd voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, aangezien het indicatiebesluit van 18 mei 2011 inmiddels was verlopen. De kinderrechter heeft het BJZ de gelegenheid gegeven om alsnog een geldig indicatiebesluit over te leggen, met als doel het verblijf van de minderjarige in het pleeggezin te waarborgen.

De kinderrechter heeft de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 20 juli 2012, zodat het BJZ in staat is om een nieuw indicatiebesluit te verkrijgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om op het nieuwe indicatiebesluit te reageren. De kinderrechter heeft benadrukt dat de bescherming van de minderjarige voorop staat en dat de wettelijke vereisten voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing moeten worden nageleefd.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
Zaaknummer: 97847 / JE RK 12-309
Beschikking van de kinderrechter van 27 juni 2012
met betrekking tot de minderjarige:
[de minderjarige],
[geboorteplaats] [geboortdatum],
wonende [adres],
verblijvende [adres].
Belanghebbenden zijn:
- de moeder,
wonende op een bij de kinderrechter bekend adres,
- de vader,
ten tijde indiening verzoekschrift wonende te [adres]
thans wonende te [plaatsnaam],
- de pleegvader,
wonende te [adres],
- de pleegmoeder,
wonende te [adres].
1. Het procesverloop
1.1. De kinderrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- de verwijzingsbeschikking van rechtbank Utrecht van 16 april 2012, ingekomen ter griffie op 19 april 2012, met als bijlage het verzoekschrift van het Bureau Jeugdzorg Utrecht (hierna: BJZ);
- de brief van het BJZ, met bijlagen (waaronder het indicatiebesluit van 18 mei 2011 voor verblijf pleeggezin 24 uurs, geldend tot 17 mei 2012), ingekomen ter griffie op 2 mei 2012;
- de brief van het BJZ, ingekomen ter griffie op 7 mei 2012;
- de brief van het BJZ, met bijlage, ingekomen ter griffie op 25 mei 2012;
- de schriftelijke reactie van de pleegouders, ingekomen ter griffie op 4 juni 2012;
- de schriftelijke reactie van de moeder, ingekomen ter griffie op 6 juni 2012;
- de schriftelijke reactie van de vader, ingekomen ter griffie op 6 juni 2012.
1.2. Tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 20 juni 2012 is verschenen en gehoord het BJZ, vertegenwoordigd door gezinsvoogd.
1.3. Hoewel behoorlijk opgeroepen zijn de vader, de moeder en de pleegouders niet verschenen. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben de pleegouders en de moeder schriftelijk en de vader telefonisch kenbaar gemaakt dat zij instemmen met het verzoek en niet ter terechtzitting zullen verschijnen.
2. De vaststaande feiten
Uit de overgelegde stukken is het navolgende gebleken:
- de vader is alleen belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag over [de minderjarige];
- bij beschikking van 9 februari 2011 is de moeder ontheven van het gezag over [de minderjarige];
- [de minderjarige] is met ingang van 4 april 2007 onder toezicht gesteld van het BJZ. De termijn van de ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 3 juli 2012;
- [de minderjarige] is met ingang van 4 juli 2007 uit huis geplaatst. De machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin is laatstelijk verlengd tot 3 juli 2012;
- [de minderjarige] verblijft sinds december 2008 in het (perspectief biedend) pleeggezin.
3. Het verzoek
Het BJZ verzoekt uitvoerbaar bij voorraad:
- de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar;
- de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige], ter effectuering van het indicatiebesluit, te verlengen met de duur van één jaar.
Het BJZ stelt dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om de huidige stabiele en veilige opvoedsituatie in het pleeggezin te kunnen waarborgen. Ter onderbouwing voert het BJZ aan dat terugplaatsing van [de minderjarige] bij de vader op dit moment niet mogelijk is. De vader is niet in staat om de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen. Het afgelopen jaar is vader gedetineerd geweest. Daarnaast werkt(e) hij op onregelmatige tijden als bemanningslid op een boot waardoor hij vaak voor langere tijd van huis af is. Sinds januari 2012 was vader opgenomen in de afkickkliniek [naam kliniek] te [plaatsnaam]. Recentelijk verblijft hij weer in [plaatsnaam].
4. De beoordeling
4.1. Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is onweersproken gebleven. Uit de overgelegde stukken en de verklaringen van het BJZ is voldoende gebleken dat in het belang van [de minderjarige] de termijn van de ondertoezichtstelling dient te worden verlengd, nu de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn. De ondertoezichtstelling zal, zoals verzocht, worden verlengd met de periode van één jaar.
4.2. Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing
4.2.1. Een verzoek om verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing is, indien de machtiging zorg betreft als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de jeugdzorg (hierna: Wjz), gericht op effectuering van een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 6 Wjz, waarbij de aanspraak ten behoeve van de minderjarige op de beoogde jeugdzorg wordt gevestigd. Het indicatiebesluit is de grondslag waarop de kinderrechter de beschikking neemt. Dit brengt mee dat bij het verzoek om verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing een geldig en ter zake dienend indicatiebesluit dient te worden overgelegd.
4.2.2. Het BJZ verzoekt verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ter effectuering van het indicatiebesluit, teneinde het verblijf van [de minderjarige] in het pleeggezin te waarborgen. Vast staat dat de plaatsing van [de minderjarige] in het pleeggezin zorg betreft als bedoeld in artikel 5 Wjz. Het door het BJZ overgelegde indicatiebesluit dateert van 18 mei 2011 en heeft als ingangsdatum 18 mei 2011 en als einddatum 17 mei 2012. Vaststaat dat de einddatum inmiddels is verstreken.
Uit het begeleidend schrijven van het BJZ, gevoegd bij het indicatiebesluit van 18 mei 2011, en de verklaringen van de gezinsvoogd ter terechtzitting volgt dat Provincie Utrecht heeft bepaald dat er vanaf 1 januari 2012 geen herindicaties jeugdzorg meer worden afgegeven. Vanaf 1 januari 2012 zijn alle (her)indicatiebesluiten voor onbepaalde tijd geldig, ook al staat er een einddatum op het besluit. De kinderrechter begrijpt dat dit beleid geldt met terugwerkende kracht en dus ook geldt voor de (her)indicatiebesluiten die zijn genomen vóór 1 januari 2012.
4.2.3. Het gerechtshof Arnhem heeft zeer recentelijk in soortgelijke zaken (LJN: BW6742, BW8208 BW8290) geoordeeld dat voornoemde handelswijze niet op de wet gebaseerd is en daarom onaanvaardbaar is. Nu een maatregel van kinderbescherming als die tot uithuisplaatsing van een minderjarige een inmenging van het openbaar gezag betekent in de uitoefening van het recht op respect voor het familie- en gezinsleven van ouder en kind (artikel 8 lid 1 EVRM), is deze inmenging niet toegestaan, tenzij zij bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in de in artikel 8 lid 2 EVRM genoemde gevallen. Indien, zoals hier, niet is voldaan aan de vereisten die de wet stelt voor de hiervoor bedoelde inmenging, is sprake van schending van artikel 8 EVRM.
Hier komt bij dat de wetgever (de beperkte geldigheidsduur van) het indicatiebesluit van groot belang acht, zoals blijkt uit de volgende passage uit de memorie van toelichting bij artikel 5 Wjz (Tweede Kamer 2001-2002, 28 168, nr 3, p. 55): “Aanspraken voor onbepaalde duur zijn niet gewenst. Immers regelmatig moet worden beoordeeld, of de cliënt nog behoefte heeft aan de geïndiceerde zorg. Het doel hiervan is zoveel mogelijk te voorkomen dat onnodige of minder effectieve zorg wordt verleend. In verband hiermee zal het indicatiebesluit de termijn noemen gedurende welke de aanspraak geldt”. (Ook) de wetgever is derhalve van oordeel dat het indicatiebesluit niet een puur formeel, “bureaucratisch” vereiste voor financiering van zorg is.
4.2.4. De kinderrechter sluit zich bij voornoemde overweging van het Hof Arnhem aan. Daarnaast neemt de kinderrechter artikel 3, lid 4, laatste volzin, van de Wjz in overweging waarin is bepaald dat de duur het indicatiebesluit gelijk wordt gesteld aan de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing als bedoeld in artikel 1:261 BW. Dit betekent dat het indicatiebesluit geëffectueerd wordt met ingang van de datum waarop de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend/verlengd en dat het indicatiebesluit geldig is voor de duur van de betreffende machtiging.
4.2.5. Gebleken is dat het BJZ in de onderhavige procedure geen ander indicatiebesluit heeft overgelegd dan het besluit van 18 mei 2011. De geldigheidstermijn van dat indicatiebesluit is reeds verstreken en dit besluit kan daarom, gelet op hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 4.2.3 en 4.2.4, niet ten grondslag liggen aan het onderhavige verzoek. De kinderrechter zal echter het BJZ, bij wijze van uitzondering, in de gelegenheid stellen alsnog een geldig indicatiebesluit over te leggen. De kinderrechter acht het immers in het belang van [de minderjarige] dat het verblijf in het pleeggezin gewaarborgd blijft. Onweersproken is gebleken dat de gezaghebbende ouder (de vader) thans niet in staat is om de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] op zich te nemen. Vader heeft de afgelopen jaren een onstabiel leven geleid; zo is hij gedetineerd geweest en zeer recentelijk opgenomen geweest in een afkickkliniek. Thans probeert hij zijn leven weer op de rit te krijgen.
4.2.6. Het BJZ wordt in de gelegenheid gesteld om op uiterlijk woensdag 4 juli 2012 een geldig indicatiebesluit over te leggen. De kinderrechter zal de vader, de moeder en de pleegouders nadien in de gelegenheid stellen tot vrijdag 13 juli 2012 om op de inhoud van het door BJZ over te leggen (her)indicatiebesluit te reageren. Zij krijgen hiervan te zijner tijd schriftelijk bericht. Nu de huidige machtiging tot uithuisplaatsing verloopt op 3 juli 2012 zal termijn hiervan verlengd worden tot 20 juli 2012, met aanhouding van het overige. Gelet op het voorgaande zal deze periode benodigd zijn voor het BJZ om een (her)indicatiebesluit af te geven en de rechtbank in de gelegenheid te stellen om de belanghebbenden – in het kader van het beginsel van hoor en wederhoor – hierop te laten reageren. Nadien zal de kinderrechter op het aangehouden deel van het verzoek beslissen.
4.2.7. Derhalve wordt thans als volgt beslist.
5. De beslissing
De kinderrechter:
5.1. verlengt de ondertoezichtstelling ten aanzien van de minderjarige met de duur van één jaar (dat wil zeggen tot 3 juli 2013), met behoud van het Bureau Jeugdzorg Utrecht om de ondertoezichtstelling uit te voeren;
5.2. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing voor dag en nacht voor verblijf in een pleeggezin van de minderjarige, met ingang 3 juli 2012 tot 20 juli 2012;
5.3. stelt het Bureau Jeugdzorg Utrecht in de gelegenheid om op uiterlijk woensdag 4 juli 2012 een geldig indicatiebesluit over te leggen;
5.4. stelt de belanghebbenden in de gelegenheid om tot uiterlijk vrijdag 13 juli 2012 op de inhoud van het door het BJZ overgelegde indicatiebesluit te reageren;
5.5. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6. houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Visser, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 juni 2012.
De griffier deelt mede dat:
van deze beschikking hoger beroep open staat bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
- voor verzoeker en de verschenen belanghebbenden binnen 3 maanden na dagtekening van deze beschikking;
- voor andere belanghebbenden binnen 3 maanden na de betekening van deze beschikking of binnen 3 maanden nadat deze beschikking op andere wijze bekend is geworden.
Dit beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Voor advies en informatie, onder andere over de kosten van de procedure, kunt u zich wenden tot het Juridisch Loket te Dordrecht, Burgemeester de Raadtsingel 73, tel: 0900-8020.