ECLI:NL:RBDOR:2012:BX3998

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
95396 / FA RK 11-8901 en 96555 / FA RK 12-7133
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning en veroordeling tot verlaten van de woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 11 juli 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over het voortgezet gebruik van de echtelijke woning. De vrouw verzocht om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, die in eigendom is van de man. De man heeft echter aangegeven dat hij de woning niet langer beschikbaar kan stellen, omdat hij de vrouw een reëel alternatief heeft geboden: zij en de kinderen kunnen voor langere tijd in een andere woning van de man verblijven. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de vrouw tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning niet kon worden toegewezen, omdat de man niet verplicht kan worden om de woning beschikbaar te stellen, vooral gezien het feit dat hij een alternatief heeft aangeboden.

De rechtbank heeft vervolgens beslist dat de vrouw de echtelijke woning moet verlaten, met een termijn van één maand na de beschikking, tenzij de echtscheidingsbeschikking nog niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In dat geval heeft de vrouw nog een maand de tijd om de woning te verlaten na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De rechtbank heeft geen dwangsom opgelegd, omdat de vrouw tijdens de zitting heeft aangegeven bereid te zijn de woning te verlaten indien de rechtbank in die zin zou beslissen. Het verzoek van de man om een dwangsom op te leggen is afgewezen, omdat de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan de verklaring van de vrouw.

De rechtbank heeft ook andere verzoeken, zoals die met betrekking tot partneralimentatie en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden, aangehouden tot een nader te bepalen datum in afwachting van een voorlopig getuigenverhoor en de uitkomst van een DNA-onderzoek naar het vaderschap van de man. De uitspraak is gedaan in het kader van de civiele rechtspraak, specifiek binnen het personen- en familierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummers: 95396 / FA RK 11-8901 en 96555 / FA RK 12-7133
(tussen)beschikking van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2012
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
advocaat mr. M. Mook te Dordrecht,
tegen
[verweerder]
wonende te [adres]
verweerder,
advocaat mr. E.M.H. Verbeeten te Dordrecht.
Partijen worden hieronder aangeduid als de vrouw respectievelijk de man.
1. Het verdere procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- de (tussen)beschikking van deze rechtbank van 22 februari 2012, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
- het F9-formulier van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 6 april 2012;
- de brief van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 3 mei 2012;
- het F9-formulier van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 3 mei 2012;
- het F9-formulier van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 4 mei 2012;
1.2. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 14 mei 2012.
1.3. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
1.4. Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank nog kennisgenomen van de volgende processtukken:
- het F9-formulier van de vrouw, met bijlage, ingekomen ter griffie op 18 juni 2012;
- het faxbericht van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 26 juni 2012;
- het faxbericht van de man, ingekomen ter griffie op 26 juni 2012;
- het faxbericht van de vrouw, ingekomen ter griffie op 4 juli 2012.
2. Het geschil en de verdere beoordeling
2.1. De echtscheiding tussen partijen is uitgesproken in voormelde (tussen)beschikking van 22 februari 2012.
2.2. In geschil zijn de volgende verzoeken:
a. de partneralimentatie;
b. de afwikkeling van de tussen partijen bestaande huwelijkse voorwaarden, met dien verstande dat de man aan de vrouw een bedrag verschuldigd is van € 10.000,--, alsmede de helft van de waarde van de door hem opgebouwde oudedagsvoorziening, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon;
c. het voortgezet gebruik van de echtelijke woning;
d. de veroordeling van de vrouw om de echtelijke woning te verlaten, met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor elke dag dat de vrouw weigert aan de te wijzen beschikking te voldoen.
2.3. De partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
2.3.1. De vrouw heeft in deze procedure de hierboven in rechtsoverweging 2.2. sub a, b en c omschreven verzoeken ingediend. Voorts heeft de vrouw, in de procedure welke bij de rechtbank geregistreerd staat onder de nummers 95250 / FA RK 11-8840 en 95251 / FA RK 11-8841, verzocht het vaderschap vast te stellen van de man als vader van [kind] en te bepalen dat de man aan haar ten behoeve van [kind] alimentatie dient te betalen. Daarnaast heeft de vrouw, in de procedure welke bij de rechtbank geregistreerd staat onder nummer 97390 / HA RK 12-2014, in het kader van de hiervoor genoemde verzoeken verzocht ex artikel 186 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: RV) een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. De vrouw wil gespecificeerd kenbaar kunnen maken welke financiële en zakelijke bescheiden door de man in het geding dienen te worden gebracht in de procedures met betrekking tot alimentatie, zodat de draagkracht van de man op de juiste wijze kan worden vastgesteld.
2.3.2. Bij beschikking van deze rechtbank van 13 juni 2012 is het verzoek van de vrouw ex artikel 186 lid 1 RV toegewezen en bepaald dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden tot het horen van de zes door de vrouw genoemde personen als getuigen. Daarnaast is de procedure met de nummers 95250 / FA RK 11-8840 en 95251 / FA RK 11-8841 aangehouden in afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek naar het mogelijke vaderschap van de man.
2.3.3. Vervolgens heeft de vrouw, middels een F9-formulier ingekomen ter griffie op 18 juni 2012, verzocht om de in deze procedure aanhangige verzoek aan te houden in afwachting van de getuigenverhoren die op een nader te bepalen datum zullen plaatsvinden. De man heeft bij faxbericht van 26 juni 2012 te kennen gegeven bezwaar te maken tegen aanhouding van het verzoek dat ziet op het voortgezet gebruik van de echtelijke woning. Hij stelt dat dit verzoek geen betrekking heeft op hetgeen de te horen getuigen zouden kunnen verklaren. De vrouw heeft bij faxbericht van 3 juli 2012 te kennen gegeven dat het verzoek dat ziet op het voortgezet gebruik van de echtelijke woning niet behoeft te worden aangehouden in afwachting van het voorlopig getuigenverhoor.
2.3.4. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank een beslissing nemen ten aanzien van het voorgezet gebruik van de echtelijke woning. De verzoeken ten aanzien van de partneralimentatie en de huwelijkse voorwaarden zullen worden aangehouden en gevoegd bij de verzoeken van de vrouw inzake de kinderalimentatie en de gerechtelijke vaststelling vaderschap, welke bij de rechtbank geregistreerd staan onder de nummers 95250 / FA RK 11-8840 en 95251 / FA RK 11-8841, in afwachting van het voorlopig getuigenverhoor en de uitkomst van het DNA-onderzoek.
2.4. Het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de veroordeling van de vrouw om de echtelijke woning te verlaten
2.4.1. De vrouw verzoekt het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan [adres vrouw]. De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw. Hij heeft daarbij verzocht de vrouw te veroordelen de echtelijke woning te verlaten op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor elke dag dat de vrouw weigert aan de te geven beschikking te voldoen.
2.4.2. In het kader van de procedure voorlopige voorzieningen is bij beschikking van 12 oktober 2011 het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toegewezen. Destijds prevaleerde het belang van de vrouw, in die zin dat voorkomen diende te worden dat de vrouw en de kinderen mogelijk in een korte periode tweemaal moeten verhuizen, omdat de woning aan de [adres man] te koop stond. De vrouw stelt dat het voorgaande belang thans nog altijd dient te prevaleren. Ter terechtzitting is echter door de man te kennen gegeven dat de woning aan de [adres man] niet meer te koop staat. Hij heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de woning vanaf 1 mei 2011 voor de duur van twee jaar aan de vrouw ter beschikking wil stellen en dat geen voorwaarden aan zijn aanbod verbonden zijn. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor het belang van de vrouw komt te vervallen. De vrouw en de kinderen kunnen immers voor langere tijd in de woning aan de [adres man] verblijven. De rechtbank betrekt mede in haar oordeel dat de echtelijke woning eigendom van de man is. Van de man kan niet verwacht worden dat hij de echtelijke woning beschikbaar blijft stellen aan de vrouw, vooral nu hij de vrouw een reëel alternatief heeft geboden. Het verzoek van de vrouw ten aanzien van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning zal worden afgewezen.
2.4.3. Nu het voortgezet gebruik van de echtelijke woning niet aan de vrouw wordt toegekend, dient beslist te worden op het verzoek van de man. De rechtbank zal de vrouw op grond van artikel 3:296 van het Burgerlijk Wetboek veroordelen om de echtelijke woning te verlaten. Het wordt redelijk geacht dat de vrouw hiervoor met ingang van de datum van deze beschikking één maand de gelegenheid krijgt. Zij dient derhalve op 11 augustus 2012 de woning te hebben verlaten, tenzij de echtscheidingsbeschikking op die datum nog niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Wordt de echtscheidingsbeschikking ingeschreven ná 11 augustus 2012, dan zal de vrouw de echtelijke woning dienen te verlaten uiterlijk één maand na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Er worden geen gronden aanwezig geacht om een dwangsom te verbinden aan de veroordeling van de vrouw om de echtelijke woning te verlaten, aangezien zij ter terechtzitting te kennen heeft gegeven de echtelijke woning te verlaten indien als zodanig wordt beslist. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan hetgeen de vrouw te kennen heeft gegeven. Het verzoek van de man ten aanzien van de dwangsom zal dan ook worden afgewezen.
2.5. De proceskosten
2.5.1. Het verzoek omtrent de proceskosten zal worden aangehouden, nu nog niet is beslist op de verzoeken van de vrouw ten aanzien van de partneralimentatie en de afwikkeling van de tussen partijen bestaande huwelijkse voorwaarden.
3. De (tussen)beslissing
De rechtbank:
3.1. wijst het verzoek van de vrouw ten aanzien van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan [adres vrouw] af;
3.2. veroordeelt de vrouw, uitvoerbaar bij voorraad, de echtelijke woning aan [adres vrouw] uiterlijk op 11 augustus 2012 te verlaten, tenzij inschrijving van de echtscheidingsbeschikking dan nog niet heeft plaatsgevonden; in dat geval dient zij de echtelijke woning uiterlijk één maand na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking te verlaten;
3.3. wijst het verzoek van de man ten aanzien van de dwangsom af;
3.4. houdt de verzoeken ten aanzien van de partneralimentatie, de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de proceskosten aan tot een nader te bepalen datum in afwachting van het voorlopig getuigenverhoor en de uitkomst van het DNA-onderzoek en bepaalt dat de voornoemde verzoeken zullen worden gevoegd met de verzoeken van de vrouw welke bij de rechtbank geregistreerd staan onder de nummers 95250 / FA RK 11-8840 en 95251 / FA RK 11-8841.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. Bakker en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 11 juli 2012.