ECLI:NL:RBDOR:2012:BX8864

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
26 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
92540 / HA RK 11-2026
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op verschoningsrecht in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht, is op 26 september 2012 een beschikking gegeven naar aanleiding van een beroep op het familiale verschoningsrecht door een getuige in een civiele procedure. De verzoekster, Accon AVM Groep B.V., had een voorlopige getuigenverhoor aangevraagd tegen [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident], de dochter van [betrokkene 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuige zich op het familiale verschoningsrecht beroept, zoals vastgelegd in artikel 165 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank oordeelt dat de getuige, als bloedverwant van [betrokkene 1], in beginsel recht heeft op dit verschoningsrecht zonder verdere motivering. Accon verzet zich tegen dit beroep en stelt dat de getuige als partij in de procedure moet worden aangemerkt, maar de rechtbank wijst dit verweer af. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid en dat de getuige zich terecht beroept op het familiale verschoningsrecht. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. I. Bouter en het voorlopige getuigenverhoor zal worden voortgezet op 5 november 2012.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 92540 / HA RK 11-2026
Beschikking van 26 september 2012 naar aanleiding van beroep op verschoningsrecht
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ACCON AVM GROEP B.V.,
gevestigd te Arnhem,
verzoekster in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.W.H.M. Dijkmans,
tegen
[getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident]
wonende te Hardinxveld-Giessendam,
getuige in de hoofdzaak,
verzoekster in het incident,
advocaat mr. M.A.D. Bol.
Partijen zullen hierna Accon en [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 23 november 2011 waarin het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is toegewezen en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van voorlopig getuigenverhoor van 15 maart 2012 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van mr. Bos van 30 juli 2012 met daaraan gehecht de beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 26 juni 2002 gewezen tussen Accon en na te noemen [betrokkene 1] in de zaak met zaaknummer 200.100.300/01 (kenmerk rechtbank 282249 AZ 11-13).
2. De feiten
2.1. Accon heeft bij koopovereenkomst d.d. 14 maart 2007 de activa van het accountants- en advieskantoor “[X] & Partners” van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) en zijn voormalige partners gekocht. Accon en [betrokkene 1] zijn vervolgens een managementovereenkomst overeengekomen met daarin een relatiebeding.
2.2. [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident], de dochter van [betrokkene 1], was eveneens werkzaam bij [X] & Partners en kwam ten gevolge van de overname in dienst van Accon. [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] en Accon zijn in hun arbeidsovereenkomst eveneens een relatiebeding overeengekomen.
2.3. Accon heeft, naast het onderhavige voorlopige getuigenverhoor, een voorlopig getuigenverhoor tegen [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] aanhangig gemaakt bij de kantonrechter te Gorinchem.
3. De beoordeling in het incident
3.1. [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] heeft zich tijdens haar verhoor op 15 maart 2012 op het familiale verschoningsrecht ex artikel 165 tweede lid aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: “Rv”) beroepen. Zij heeft daarop geen nadere toelichting gegeven.
3.2. Accon verzet zich tegen het beroep van [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] op het verschoningsrecht. Ter onderbouwing daarvan verwijst zij naar de akte uitlating verschoningsrecht van 29 februari 2012. Samengevat voert zij aan 1) dat het voorlopig getuigenverhoor is geëntameerd om zowel tegen [betrokkene 1] als tegen [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] een procedure aanhangig te maken waardoor zij aangemerkt dienen te worden als partij in deze procedure, 2) dat zowel [betrokkene 1] als [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] - primair - de iure moeten worden aangemerkt als partij, subsidiair - de facto - als partijgetuige en 3) dat aan iemand die op grond van de artikelen 164 en 193 Rv als partijgetuige wordt aangemerkt geen verschoningsrecht toekomt. [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] maakt misbruik van bevoegdheid door zich te beroepen op het familiaal verschoningsrecht, aldus Accon.
3.3. Vast staat dat [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] (dochter) een bloedverwant is van [betrokkene 1] (vader) in de zin van artikel 165 lid 2 sub a Rv. Dit betekent dat aan [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] in beginsel een beroep op het familiaal verschoningsrecht toekomt. De wet erkent dit verschoningsrecht immers ongeclausuleerd. Een getuige die een beroep doet op het familiaal verschoningsrecht kan ermee volstaan zich op de bestaande familierelatie te beroepen en behoeft niet nader te motiveren waarom hij van zijn verschoningsrecht gebruik wenst te maken (zie HR 8 mei 1998, NJ 1998, 606). Het voorgaande is een direct gevolg van het uitgangspunt dat getuigen bij het afleggen van een verklaring in relatie tot familieleden in een gewetensconflict kunnen komen te verkeren, waartegen artikel 165 lid 2 sub a Rv hen juist beoogt te beschermen.
3.4. Zoals het hof ook heeft overwogen in zijn onder 1 genoemde beschikking van 26 juni 2002, gewezen in het incident tussen Accon en [betrokkene 1], gaat het hier om twee zelfstandige vorderingen, die gebaseerd zijn op twee afzonderlijke overeenkomsten, welke twee vorderingen afzonderlijk van elkaar kunnen worden berecht. [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] kan in de zaak van [betrokkene 1] dus niet als partij(getuige) worden aangemerkt. Reeds op die gronden heeft Accon geen belang bij haar beroep op artikel 193 Rv, nog daargelaten dat het niet aan haar is om op dat artikel een beroep te doen.
3.5. Van misbruik van bevoegdheid is geen sprake. Uit de aard van de bevoegdheid om zich van de getuigplicht te verschonen op de voet van artikel 165 lid 2 onder a Rv vloeit voort dat zij niet kan worden misbruikt. Zoals reeds in 3.3. is overwogen, kan een getuige die zich met een beroep op die bepaling verschoont, er mee volstaan zich op de tussen hem en de betreffende procespartij bestaande familierelatie te beroepen en hoeft hij niet nader te motiveren waarom hij van zijn daaruit voortvloeiende bevoegdheid zich te verschonen, gebruik wenst te maken.
3.6. De slotsom is dat hetgeen Accon aanvoert niet opgaat en dat aan [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] een beroep op het familiale verschoningsrecht toekomt.
3.7. Omdat de rechter voor wie het getuigenverhoor is gehouden niet meer bij deze rechtbank werkzaam is, is zij niet in staat deze beschikking te geven.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. wijst toe het beroep van [getuige in hoofdzaak/verzoekster in incident] op het familiale verschoningsrecht ex artikel 165 tweede lid, aanhef en onder a Rv;
4.2. bepaalt dat het voorlopige getuigenverhoor zal worden voortgezet op maandag 5 november 2012 om 9.30 uur met het verhoor van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3].
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2012.