ECLI:NL:RBDOR:2012:BX9628

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305885 VV EXPL 12-101
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van non-concurrentiebeding in kort geding tussen ex-werknemer en werkgever

In deze zaak vorderde een ex-werknemer bij de kantonrechter in kort geding de schorsing van zijn non-concurrentiebeding, dat hem verbiedt om gedurende twee jaar na beëindiging van zijn dienstverband bij International Plywood B.V. in de regio Zuid werkzaam te zijn bij een concurrent. De werknemer, die van 1 december 2003 tot 1 september 2011 bij International Plywood in dienst was, stelde dat hij inmiddels 13 maanden van de looptijd van het beding had doorgebracht en dat zijn kennis van de prijzen van zijn voormalige werkgever verouderd was. Hij had een nieuwe baan in het vooruitzicht, maar kon deze alleen aanvaarden als het non-concurrentiebeding werd geschorst.

De kantonrechter oordeelde dat het belang van de werknemer bij het kunnen accepteren van een nieuwe baan zwaarder woog dan het belang van International Plywood om hem aan het non-concurrentiebeding te houden. De rechter overwoog dat de werknemer door de economische situatie en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een echtscheidingsprocedure, in een kwetsbare positie verkeerde. De rechter concludeerde dat de werknemer onbillijk benadeeld zou worden als hij aan het volledige non-concurrentiebeding gebonden zou blijven.

Daarom werd de vordering van de werknemer toegewezen en werd het non-concurrentiebeding met ingang van de datum van het vonnis geschorst. International Plywood werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 oktober 2012.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Gorinchem
kenmerk: 305885 VV EXPL 12-101
vonnis in kort geding van de kantonrechter te Gorinchem van 5 oktober 2012
in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. J.J.C.M. Rouws, advocaat,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
International Plywood B.V.,
gevestigd te Nieuwland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.A. Wahid-Manusama, advocaat.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en International Plywood.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 6 september 2012;
2. de aantekening van de griffier dat op 21 september 2012 de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden;
3. de pleitaantekeningen van mr. Wahid-Manusama;
4. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
1. De feiten
1.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond
van de niet betwiste inhoud van de overgelegde producties, staat het volgende tussen
partijen vast.
1.2 International Plywood importeert en verhandelt plaatmaterialen. Het bedrijf is actief in zowel Nederland als daarbuiten en telt een 35-tal medewerkers. [eiser], geboren [geboortedatum], is van 1 december 2003 tot 1 september 2011 bij International Plywood in dienst geweest in de functie van regionaal vertegenwoordiger. Zijn werkgebied bestond uit de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland (regio Zuid). Voordien was hij eveneens in de houtbranche werkzaam.
1.3 De (beëindigde) arbeidsovereenkomst tussen International Plywood en [eiser] (dagvaarding productie 1) bevat een non-concurrentiebeding dat voor zover van belang als volgt luidt:
“De werknemer zal zonder schriftelijke toestemming van International Plywood B.V. gedurende het bestaan der dienstbetrekking en, na beëindiging van de dienstbetrekking binnen een tijdvak van twee jaar, binnen het in dit beding aangegeven geografische gebied niet in enigerlei vorm een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van International Plywood B.V. vestigen, drijven, mede drijven of doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook in of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn, al dan niet in dienstbetrekking, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook hebben, zulks op verbeurte van (…).
Dit beding heeft betrekking op het volgende geografische gebied:
- Provincie Limburg;
- Provincie Noord-Brabant;
- Provincie Zeeland;”
1.4 [eiser] is, nadat hij zijn dienstverband bij International Plywood per 1 september 2011 had opgezegd, bij Zagerij Straathof in dienst getreden als bedrijfsleider/ vertegen-woordiger. Dit dienstverband eindigt per 1 oktober 2012. [eiser] is thans in de gelegenheid om per 1 oktober 2012 (uiterlijk 1 november 2012) in dienst te treden bij een importeur van plaatmateriaal in de regio Zuid. Hij heeft International Plywood verzocht hem te ontheffen van zijn non-concurrentiebeding dan wel hem toe te staan bij een importeur van plaatmateriaal in de regio Zuid in dienst te treden onder de conditie dat hij voor de resterende duur van het beding buiten deze regio werkzaam zal zijn. International Plywood heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven.
2. De vordering
2.1 [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad (samengevat):
primair:
te bepalen dat het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst
tussen International Plywood en [eiser] wordt geschorst met ingang van 1 oktober 2012 dan wel een andere door de rechter te bepalen datum;
subsidiair:
te bepalen dat het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen International Plywood en [eiser] wordt geschorst met ingang van 1 oktober 2012, aldus dat [eiser] in dienst kan treden bij een concurrent van International Plywood in de regio Zuid onder de conditie dat [eiser] tot 1 september 2013 niet werkzaam zal zijn in of ten behoeve van klanten van International Plywood in de betreffende regio;
meer subsidiair:
International Plywood te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van
€ 10.000,-- dan wel een door de rechter te bepalen bedrag als voorschot op een vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 4 BW;
een en ander met veroordeling van International Plywood in de kosten van het geding, waaronder € 131,-- aan nasalaris ingeval van niet-betekening van het vonnis en € 205,-- ingeval van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien betaling niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
2.2 Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] - samengevat - het volgende. In september 2010 is bij International Plywood een nieuwe directeur aangesteld. Door op dat moment ingevoerd (nieuw) beleid ontstond een kentering in de arbeidsverhouding die bij [eiser] spanningen heeft opgeroepen. [eiser] is toen op zoek gegaan naar een nieuwe werkkring die hij heeft gevonden bij Zagerij Straathof waar hij op 1 september 2011 in dienst is getreden. Vanwege teruggelopen omzetten en de economische situatie van dit moment zal het dienstverband bij Zagerij Straathof echter per 1 oktober 2012 eindigen. Deze ontwikkeling noodzaakte [eiser] tot het opnieuw zoeken van een werkkring. Hij kan thans in dienst treden bij een importeur van plaatmateriaal in de regio Zuid maar dat kan alleen worden gerealiseerd als de duur van zijn non-concurrentiebeding dan wel de werking daarvan wordt beperkt. Zijn kansen in een andere branche dan de houtbranche zijn, gezien zijn achtergrond en ervaring (hij is vanaf 1991 in de houtbranche werkzaam), vrijwel nihil. Een (vaste) baan is voor hem te meer van belang nu hij met zijn echtgenote in een echtscheidingsprocedure is verwikkeld en met betrekking tot de verhypothekeerde woning een uitkoop van zijn echtgenote moet plaatsvinden. Intussen zijn van de looptijd van het non-concurrentiebeding bijna 13 maanden verstreken en is zijn kennis van prijzen/prijscondities bij International Plywood niet meer actueel. Rekening houdend met de belangen over en weer wordt hij bij de door International Plywood voorgestane onverkorte toepassing van het non-concurrentiebeding onbillijk benadeeld. Er is daarom aanleiding het beding te matigen en vooruitlopend daarop te schorsen.
3. Het verweer
3.1 International Plywood voert - samengevat - het volgende aan. [eiser] heeft per
1 september 2011 eigener beweging het dienstverband met International Plywood opgezegd. Weliswaar is in de loop van de jaren de organisatie van International Plywood strakker geworden maar dat is inherent aan het werken in het huidige economische klimaat. Voor International Plywood was voor een beëindiging van het dienstverband geen enkele reden. [eiser] heeft kennis van door International Plywood gehanteerde prijzen en prijsstaffels en van haar klanten. Een concurrent waar [eiser] in dienst treedt zou daar haar voordeel mee kunnen doen en International Plywood heeft er belang bij haar omzet te beschermen. Het is International Plywood er niet om te doen voor [eiser] het vinden van een andere werkkring nodeloos moeilijk te maken. Het gaat International Plywood er om dat [eiser] niet in dienst treedt bij een één-op-één concurrent die hetzelfde afzetkanaal als International Plywood bedient. [eiser] heeft niet gezegd bij welke importeur hij in dienst kan treden maar het vermoeden bestaat dat hij juist bij een dergelijke concurrent aan het werk kan gaan. International Plywood concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
3.2 Op de overige stellingen van partijen zal - voor zover van belang - hierna worden ingegaan.
Beoordeling van het geschil
Spoedeisend belang
4. [eiser] heeft een spoedeisend belang gelet op de aard van de door hem ingestelde vordering.
Non-concurrentiebeding
5. Het in de arbeidsovereenkomst van International Plywood en [eiser] opgenomen non-concurrentiebeding komt er in de kern op neer dat het [eiser] gedurende twee jaar, te rekenen vanaf 1 september 2011, is verboden in de regio Zuid (Limburg, Noord-Brabant en Zeeland) bij een concurrent van International Plywood werkzaam te zijn. Op grond van artikel 7:653 lid 2 BW kan de rechter een dergelijk beding geheel of gedeeltelijk vernietigen indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld.
6. In het kader van dit kort geding dient te worden beoordeeld of voorshands voldoende aannemelijk is te achten dat in een (mogelijk aan te spannen) bodemprocedure het in de arbeidsovereenkomst van partijen opgenomen non-concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd (gematigd). In het bevestigende geval kan in dit kort geding als voorlopige voorziening (de werking van) het non-concurrentiebeding worden geschorst of een andere voorziening worden getroffen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
7. Een afweging moet plaatsvinden tussen de vrijheid van arbeidskeuze die [eiser] in beginsel heeft en de met het non-concurrentiebeding beoogde bescherming van de bedrijfsbelangen van International Plywood. Ter onderbouwing van zijn belang heeft [eiser] er op gewezen dat het hebben van een vaste baan, zeker in de huidige economische tijden, voor hem van groot gewicht is en dat hij de mogelijkheid die voorligt dan ook met beide handen wil aangrijpen. Ook vanwege zijn leef-omstandigheden, nu de hypotheekbank van hem eist dat hij over een vaste baan beschikt als hij bij toedeling van de (echtelijke) woning aan hem met zijn echtgenote wil kunnen afrekenen. Daaraan heeft hij toegevoegd dat voor hem het vinden van een baan buiten de houtbranche moeilijk zo niet onmogelijk is. International Plywood heeft daar tegenover gesteld dat het voor haar schadelijk is als de kennis die [eiser] heeft van haar prijzen en prijsstaffels bij een concurrent terecht komt. Daarbij gaat het om (wat International Plywood noemt) één-op-één concurrenten, dat wil zeggen concurrenten die hetzelfde afzetkanaal als dat van International Plywood bedienen. Het staat [eiser] vrij, aldus International Plywood, om bij houtimporteurs te solliciteren die andere afzetkanalen beleveren (verg. International Plywood’s productie 15).
8. Van de looptijd van het non-concurrentiebeding (twee jaar) zijn per 1 oktober 2012 intussen 13 maanden verstreken. [eiser] heeft gesteld dat door dit tijdsverloop zijn kennis van door International Plywood gehanteerde prijzen en prijscondities gedateerd is. Met actuele prijzen en condities van International Plywood is hij niet bekend. Ter zitting heeft International Plywood verklaard dat haar inkoopprijzen variëren (afhankelijk zijn van e.g. oogsten, wisselkoersen en transporttarieven) en dat haar klanten in belangrijke mate op prijs inkopen. Hoewel daarnaast, zoals International Plywood eveneens heeft verklaard, service en assortiment een rol spelen kan hieruit worden afgeleid dat verkoopprijzen en condities van International Plywood fluctueren en geen statisch gegeven vormen. In zoverre is aannemelijk dat [eiser]’s kennis van door International Plywood toegepaste prijzen en condities, zoals [eiser] heeft gesteld, niet meer actueel is. Het belang dat International Plywood heeft om [eiser] op deze grond uit haar markt te houden is daardoor, naar voorshands moet worden aangenomen, beperkt.
9. International Plywood heeft zich ter zitting niet gefocust op [eiser]’s bekendheid met haar klanten ([eiser]’s portefeuille). Zij heeft in dit verband verklaard dat sinds het vertrek van [eiser] de buitendienst (de vertegenwoordigers) vooral de belangrijke klanten bezoeken en de binnendienst de contacten met ook de kleinere klanten onderhoudt. Dat voorkomt, aldus International Plywood, onnodige reiskosten en reisuren. Hieruit kan vooralsnog worden afgeleid dat International Plywood het contact met haar klanten op orde heeft en dat haar klantencontact haar geen grote zorgen baart. Ook op dit punt heeft het belang van International Plywood om [eiser] uit haar markt te weren, voor zover thans kan worden beoordeeld, dan ook beperkte betekenis.
10. International Plywood heeft nog aangevoerd dat [eiser] ook buiten de houtbranche, of binnen de houtbranche bij niet één-op-één concurrenten, een baan moet kunnen vinden maar dat is gelet op de stellingen over en weer niet zodanig aannemelijk dat daarvan zou moeten worden uitgegaan. Partijen zijn het er over eens, en overigens is het een feit van algemene bekendheid, dat de bedrijfstak bouw - een belangrijke afnemer van de houtbranche - zware tijden doormaakt. Het ligt dan niet in de lijn van de verwachtingen dat banen in de bouw en de periferie daarvan voor het oprapen liggen (integendeel).
11. Onomstreden is dat [eiser] bij het accepteren van een vaste baan een groot belang heeft. Weliswaar heeft International Plywood aangevoerd dat de wens van [eiser] om zijn echtgenote “uit te kopen” voor het oordeel van de rechter geen rol behoort te spelen omdat het hier een eigen keuze van [eiser] betreft, dit neemt niet weg dat het kunnen afwikkelen van de vermogensrechtelijke aspecten van de echtscheiding voor [eiser] een niet te verwaarlozen (extra) belang vormt.
12. Bij deze stand van zaken moet voorshands worden geconcludeerd dat het belang dat
[eiser] heeft bij het kunnen accepteren van een baan bij een houtimporteur in de regio waarin hij voorheen voor International Plywood werkzaam is geweest zodanig is, dat hij in verhouding tot het belang van deze laatste onbillijk wordt benadeeld als hij de volledige twee jaar aan het non-concurrentiebeding zou zijn gebonden. Het betreffende beding zal daarom met ingang van de datum van dit vonnis worden geschorst, waarbij in aanmerking is genomen al hetgeen hierboven is overwogen in combinatie met het feit dat van de looptijd van het beding thans reeds meer dan 13 maanden zijn verstreken .
Proceskosten
13. International Plywood zal als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding
worden veroordeeld zoals hierna bepaald. De vordering tot veroordeling van
International Plywood in de nakosten wordt afgewezen nu artikel 237 lid 4 Rv
daarvoor een afzonderlijke rechtsgang openstelt.
Beslissing
De kantonrechter:
treft de volgende voorziening:
schorst (de werking van) het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst van partijen met ingang van heden;
veroordeelt International Plywood in de kosten van het geding, tot op heden aan de kant van [eiser] bepaald op € 90,64 aan dagvaardingskosten, € 8,93 aan kosten KvK, € 73,-- aan griffierecht en € 400,-- aan salaris gemachtigde (totaal € 572,57), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien betaling niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2012, in aanwezigheid van de griffier.