ECLI:NL:RBDOR:2012:BY3860

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/870443-11
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor heling en witwassen van waardevolle schilderijen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 21 november 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van heling en witwassen van twee waardevolle schilderijen, te weten 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals en 'Boslandschap met bloeiende vlier' van Jacob van Ruysdael. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De feiten vonden plaats in de periode van 27 oktober 2011 tot en met 28 oktober 2011, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij de verkoop van de gestolen schilderijen. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging, waaronder bewijsuitsluiting wegens onherstelbare vormverzuimen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit de opbrengst van de door misdrijf verkregen schilderijen en dat hij wist dat deze afkomstig waren van diefstal. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de betrokkenheid van de verdachte in de kunstwereld zwaar meegewogen in de strafmaat. De uitspraak benadrukt de impact van kunstcriminaliteit op de samenleving en de noodzaak van strenge straffen voor dergelijke delicten.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/870443-11
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te 1959,
wonende te [adres verdachte]
thans gedetineerd in de PI Dordrecht te Dordrecht,
hierna: verdachte.
De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 7 november 2012.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3 Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zesendertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft primair bewijsuitsluiting bepleit voor al het bewijs dat is verkregen als gevolg van de inzet van de burgerpseudokoper, met vrijspraak tot gevolg. Subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit wegens onvoldoende overtuigend bewijs. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
4 De bewijsbeslissing
4.1De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, tweede cumulatief / alternatief ten laste is gelegd, omdat niet is gebleken dat verdachte de vindplaats van de schilderijen bewust heeft willen verhullen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 28 oktober 2011 te Amsterdam en/of Diemen twee, schilderijen, te weten
- 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals, en
- 'Boslandschap met bloeiende vlier' van Jacob van Ruysdael
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen , terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die schilderijen
wist dat het door misdrijf verkregen schilderijen betrof;
en
die schilderijen voorhanden heeft gehad en overgedragen, terwijl hij, verdachte ten tijde van het
voorhanden krijgen en/of overdragen van die schilderijen wist dat die schilderijen afkomstig waren van
diefstal
2.
in de periode van 27 oktober 2011 tot en met 28 oktober 2011 in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen schilderij, te weten
'Boslandschap met bloeiende vlier' van Jacob van Ruysdael,
immers heeft hij, verdachte, nadat genoemd schilderij is overgebracht naar een woning in de gemeente Diemen en
aldaaris overgedragen aan een persoon zich noemende [naam vertegenwoordiger] die zich voordeed al
s vertegenwoordiger van een verzekeringsmaatschappij, een bedrag van 60.000 euro in ontvangst genomen;
en
in de periode van 27 oktober 2011 tot en met 28 oktober 2011 in Nederland
een geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist,
dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 17 augustus 2011 tot en met 28 oktober 2011 in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk voordeel te trekken uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen schilderij, te weten 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals, de
navolgende handelingen heeft verricht:
- het voeren van overleg/besprekingen over het tegen een vergoeding overdragen van dat schilderij en
- het verstrekken van een of meerdere foto's van dat schilderij
teneinde een vooraf overeengekomen) geldbedrag van 1.425.000 euro aan te nemen /te ontvangen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
in de periode van 17 augustus 2011 tot en met 28 oktober 2011 in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om een geldbedrag van 1.425.000 euro te verwerven en
voorhanden te hebben,
terwijl hij, verdachte, ten tijde van het verwerven en voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist,
dat dat geldbedrag afkomstig was van enig misdrijf,
- overleg/besprekingen heeft gevoerd over het tegen een vergoeding overdragen van een door misdrijf verkregen schilderij, te weten 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals,
teneinde een vooraf overeengekomen geldbedrag van 1.425.000 euro aan te nemen/te ontvangen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.4 Nadere bewijsoverwegingen
Door de verdediging is aangevoerd dat niet is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit bij de inzet van de burgerpseudokoper. Volgens de verdediging is hiermee sprake van een onherstelbaar vormverzuim waarvan de resultaten moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Bij het gebruik van een bijzondere opsporingsbevoegdheid dient onder meer gekeken te worden naar de aard van het misdrijf, de impact hiervan en de overige bijzondere omstandigheden van het geval. Dit onderzoek “Kopie” betreft een grote zaak met onder meer een schilderij dat niet alleen een financiële waarde heeft van vele miljoenen maar dat ook behoort tot het culturele erfgoed van onze samenleving. Voorafgaand aan het onderzoek “Kopie” vond er in Almelo een onderzoek “Egidio” plaats. In dit onderzoek werd op grond van artikel 126ij van het Wetboek van Strafvordering gebruik gemaakt van een burgerpseudokoper om een zestal waardevolle schilderijen terug te halen via medeverdachte [medeverdachte 1].
Toen op een gegeven moment de twee gestolen schilderijen uit Leerdam ter sprake zijn gekomen is ervoor gekozen ook in dit onderzoek gebruik te maken van de burgerpseudokoper en hiertoe is een nieuwe overeenkomst opgesteld. Gezien de specifieke aard van de zaak en het traject dat reeds liep, acht de rechtbank de inzet van de burgerpseudokoper niet buitenproportioneel. Juist in kunstzaken heeft men een lange adem nodig om tot een goed einde te komen. Onderhandelen over de terugkomst van bepaalde kunstwerken is daarbij onvermijdelijk. De ervaring leert dat met het aftappen van telefoonlijnen en observeren alleen dergelijke kunstwerken niet zijn terug te krijgen. De inzet van een burgerpseudokoper is daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldoende gerechtvaardigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de inzet van de burgerpseudokoper ook aan de eis van subsidiariteit voldaan. Tot inzetting van een burgerpseudokoper mag pas worden overgegaan als een bevel ex artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering niet kan worden gegeven. De officier van justitie zal terzake in een schriftelijke motivering moeten voorzien. Door de officier van justitie is ter terechtzitting gewezen op de schriftelijke motivering die is opgenomen in de aanvraag tot inzet van een burgerpseudokoper in het onderzoek “Egidio”, welke motivering tevens ten grondslag ligt aan de overeenkomst tot burgerpseudokoop in het onderzoek “Kopie”. Uit de motivering volgt dat er landelijk gezien geen persoon in de organisatie beschikbaar is die aan het profiel van verzekeringsman c.q. nette verschijning kan voldoen. Bovendien is er niemand beschikbaar die in die hoedanigheid de kwaliteit heeft op korte termijn direct een goed contact tot stand te brengen met de (mede)verdachte(n). Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verder aangevoerd dat het niet alleen gaat om de verschijning van de persoon, maar dat van belang is dat diegene vanuit een bepaald profiel een dergelijke rol kan dragen. Hoewel uiterlijke kenmerken kennelijk ook een rol spelen, gaat het vooral om de manier waarop iemand kan bewegen en meebewegen met een verdachte. De rechtbank is van oordeel dat met de schriftelijke motivering en de aanvulling daarop ter terechtzitting voldoende duidelijk is waarom niet tot het inzetten van een opsporingsambtenaar als pseudokoper kon worden overgegaan. Kunstzaken zijn wat hun aard en omvang betreft zo specifiek dat de houding en het voorkomen van de koper van doorslaggevend belang kan zijn. Specifieke kennis van kunst is hierbij een voordeel maar niet per se noodzakelijk. Dat binnen de speciale teams van opsporingsambtenaren van de unit Werken Onder Dekmantel niet direct een persoon beschikbaar is die aan dit profiel voldoet, acht de rechtbank gezien de specifieke aard van de zaak, anders dan de verdediging, aannemelijk. Het verweer van de raadsman met betrekking tot de onrechtmatigheid van de inzet van de burgerpseudokoper wordt verworpen.
Door de verdediging is verder aangevoerd dat het zogenaamde Tallon-criterium is geschonden, nu medeverdachte [medeverdachte 1] door toedoen van de burgerpseudokoper is overgegaan tot de overdracht van de gestolen Frans Hals en Jacob van Ruysdael. Het instigeren van het delict en het gebruik van het daaruit voortkomende bewijs in deze strafzaak levert schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens op. Dit bewijs dient derhalve uitgesloten te worden met vrijspraak als gevolg, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het onderzoek “Kopie” heeft zijn vervolg gekregen op het moment dat uit onderzoek “Egidio” naar voren is gekomen dat medeverdachte[medeverdachte 1]de twee gestolen schilderijen uit Leerdam zou kunnen leveren. Het traject tot het aanbrengen van de zes waardevolle schilderijen uit onderzoek “Egidio” is vastgelopen als medeverdachte[medeverdachte 1]op 14 augustus 2011 contact opneemt met de burgerpseudokoper met de vraag of zij konden afspreken omdat hij, [medeverdachte 1], iets groots had.[medeverdachte 1]heeft deze gang van zaken bevestigd in zijn verhoor van 30 oktober 2011 (p. 649-650).[medeverdachte 1]zou bij verdachte hebben nagevraagd of hij deze schilderijen kon leveren. Verdachte heeft hem toen een briefje laten zien met daarop de namen van Frans Hals en Jacob van Ruysdael en gevraagd of[medeverdachte 1]deze schilderijen voor hem kon verkopen.[medeverdachte 1]moest hierbij meteen aan de burgerpseudokoper denken en heeft daarna weer contact gezocht. Niet is gebleken dat voor dit moment door de burgerpseudokoper op enigerlei wijze is gevraagd naar of aangedrongen op de twee schilderijen, anders dan in een kennelijk sociaal gesprek in mei 2011, een dag na de diefstal van de schilderijen in Leerdam. Medeverdachte[medeverdachte 1]heeft tevens verklaard dat het initiatief bij de onderhandelingen over de twee schilderijen uit Leerdam van hem uitging (p. 661).[medeverdachte 1]heeft tijdens een ontmoeting met de burgerpseudokoper gezegd dat de schilderijen in brand gestoken zouden worden door de bezitters van de schilderijen als niet aan de gestelde eisen zou worden voldaan (p. 442). Dit was volgens[medeverdachte 1]verzonnen door medeverdachte [medeverdachte 2] om de burgerpseudokoper onder druk te zetten (p. 663).[medeverdachte 1]wist ook niet beter dan dat de andere partij die de schilderijen in bezit had één miljoen euro wilde ontvangen en dat hij en de medeverdachten de rest van het geld zouden verdelen (p. 664).
Op de momenten dat de onderhandelingen over de voorwaarden tot levering vastliepen en de contacten tussen[medeverdachte 1]en de burgerpseudokoper leken te stoppen, was het telkens[medeverdachte 1]die toch weer opnieuw contact opnam op bijvoorbeeld op 1 september 2011 (tap 8, p. 494 en p. 408), 13 september 2011 (tap 303, p. 532) en 7 oktober 2011 (p. 437). Tijdens een ontmoeting op 8 september 2011 zijn het ook de medeverdachten[medeverdachte 1]en [medeverdachte 3]die nieuwe voorwaarden stellen en aan de burgerpseudokoper een telefoon overhandigen die in het vervolg door hem gebruikt dient te worden voor de communicatie (p. 424).
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de medeverdachten vanaf het begin af aan de intentie hadden gestolen schilderijen tegen een vergoeding aan iemand van de verzekering (burgerpseudokoper) over te dragen. Halverwege het onderzoek “Egidio” is de focus van[medeverdachte 1]verplaatst van zes andere kunstwerken naar de twee schilderijen uit Leerdam. De stelling dat verdachte hiertoe zou zijn bewogen door de burgerpseudokoper vindt, mede gezien het bovenstaande, geen steun in het dossier. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verdachten door toedoen van de burgerpseudokoper niet tot andere handelingen gebracht dan die waarop hun opzet reeds was gericht. Van schending van het Tallon-criterium is dan ook geen sprake en het verweer daaromtrent wordt verworpen.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten overweegt de rechtbank als volgt.
In de woning van verdachte is een handgeschreven briefje aangetroffen met de namen Frans Hals en Jacob van Ruysdael, de titels van de gestolen schilderijen en de toevoeging 2mnd. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat 2mnd, staat voor twee miljoen dollar, hetgeen de schilderijen moesten kosten. Dit briefje zou verdachte hebben geschreven nadat deze schilderijen door[medeverdachte 1]aan hem waren aangeboden.[medeverdachte 1]heeft verklaard dat hij dit briefje juist van verdachte zou hebben gekregen met de vraag of hij deze schilderijen zou kunnen verkopen (p. 649, 652). Dat het inderdaad[medeverdachte 1]is geweest die het briefje van verdachte te zien zou hebben gekregen, vindt steun in de overige inhoud van het dossier.
In de onderhandelingen met de burgerpseudokoper wordt afgesproken dat er foto’s overhandigd zullen worden van de gestolen schilderijen. Op 1 september 2011 worden deze foto’s uiteindelijk getoond door medeverdachten[medeverdachte 1]en [medeverdachte 3]aan de burgerpseudokoper.[medeverdachte 1]heeft hierbij tegenover de burgerpseudokoper verklaard dat zijn tussenpersoon Paul is (p. 412). Ook bij de politie heeft[medeverdachte 1]verklaard dat hij de foto’s van verdachte heeft gekregen (p. 661). Aan de hand van de in het dossier opgenomen tapgesprekken tussen[medeverdachte 1]en verdachte en de observaties van verdachte en[medeverdachte 1]kan worden afgeleid dat de foto’s afkomstig zijn van verdachte (onder meer p. 102, 296, 103, 104 en 106). Op 8 september 2011 heeft[medeverdachte 1]tijdens de onderhandelingen met de burgerpseudokoper verklaard dat hij de voorwaarde, dat de schilderijen door een expert moeten worden onderzocht op echtheid, met Paul moet bespreken (p. 424).
Op 27 oktober 2011 wordt de eerste € 25.000,- voor de Van Ruysdael overhandigd aan medeverdachte [medeverdachte 3]. Bij deze opdracht heeft [medeverdachte 3]tegenover de burgerpseudokoper verklaard dat hij met het geld naar Paul zou gaan, die als bemiddelaar moest gaan regelen dat alles zou gaan zoals afgesproken (p. 464). Door[medeverdachte 1]is verklaard dat hij van de € 25.000,- een bedrag van € 20.000,- aan verdachte heeft gegeven (p. 654).
Op 28 oktober 2011 stapte[medeverdachte 1]vlak bij zijn woning in de auto van verdachte. Hij verliet deze auto met een tas van Super de Boer met iets plats erin (p. 370). Later die dag heeft[medeverdachte 1]in zijn woning de Jacob van Ruysdael overhandigd aan de burgerpseudokoper in ruil voor € 50.000,- (p. 468).[medeverdachte 1]heeft verklaard dat hij die ochtend de Van Ruysdael heeft ontvangen van verdachte in een Super de Boer tas (p. 644). Weer later die dag ontmoetten[medeverdachte 1]en verdachte elkaar bij het Mercure Hotel in Amsterdam. Verdachte overhandigde hierbij een groot voorwerp uit zijn kofferbak aan[medeverdachte 1](p. 373). Dit voorwerp is vervolgens door[medeverdachte 1]aan de burgerpseudokoper overhandigd en het bleek de Frans Hals te zijn.[medeverdachte 1]heeft tegenover de politie verklaard dat hij eerst € 40.000,- van de € 50.000,- voor de Van Ruysdael aan verdachte heeft overhandigd en dat hij daarna de Frans Hals uit de kofferbak heeft gekregen van verdachte (p. 650).
Uit de feiten en omstandigheden rondom de levering van de foto’s op 1 september 2011, de betaling van het eerste bedrag op 27 oktober 2011, de betaling en levering van de Van Ruysdael op 28 oktober 2011 en de levering van de Frans Hals diezelfde dag, leidt de rechtbank af dat verdachte degene is geweest die de foto’s en de schilderijen aan[medeverdachte 1]heeft geleverd. De rechtbank acht daarbij van belang dat de voorstelling van zaken zoals geschetst door de verdediging geen steun vindt in de processen-verbaal van observaties en de opgenomen tapgesprekken en de overige inhoud van het dossier.
5 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
OPZETHELING
en
WITWASSEN;
2.
OPZETTELIJK UIT DE OPBRENGST VAN ENIG DOOR MISDRIJF VERKREGEN GOED VOORDEEL TREKKEN
en
MEDEPLEGEN VAN WITWASSEN;
3.
POGING TOT OPZETTELIJK UIT DE OPBRENGST VAN ENIG DOOR MISDRIJF VERKREGEN GOED VOORDEEL TREKKEN
en
POGING TOT WITWASSEN.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7 De redenen die de straf hebben bepaald
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 27 mei 2011 zijn in Leerdam uit de regentenkamer in het Hofje van mevrouw van Aerden twee schilderijen te weten het schilderij “Lachende jongen met bierkruik” van Frans Hals en het schilderij “Boslandschap met bloeiende vlier” van Jacob van Ruysdael gestolen. De Frans Hals vertegenwoordigt een waarde van rond de vijftien miljoen euro en de Jacob van Ruysdael is rond de honderdduizend euro waard.
Medeverdachte[medeverdachte 1]krijgt terwijl hij bezig is om zes andere waardvolle schilderijen te verkopen via verdachte de vraag of hij deze twee gestolen schilderijen uit Leerdam kan verkopen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de heling van de Frans Hals en de Jacob van Ruysdael. Voor de Van Ruysdael is uiteindelijk een bedrag van € 75.000,- ontvangen terwijl voor de Frans Hals nog een bedrag van €1.425.000,- zou moeten worden betaald. Omdat door de politie is ingegrepen bij de overdracht van de Frans Hals is het bij dit schilderij bij een poging gebleven.
Aan de daadwerkelijke overdracht is een periode van twee maanden onderhandelen tussen medeverdachten[medeverdachte 1]en [medeverdachte 3]met een burgerpseudokoper voorafgegaan.
Verdachte onderhandelde op zijn beurt met[medeverdachte 1]over de voorwaarden van de levering. Verdachte was bemiddelaar namens degene(n) die de schilderijen in zijn / hun bezit had(den) en hij stond daarbij garant voor de schilderijen voor een bedrag van een miljoen euro. Verdachte heeft uiteindelijk foto’s van de schilderijen overhandigd aan[medeverdachte 1]en later ook de twee gestolen kunstwerken uit Leerdam.
De diefstal van waardevolle schilderijen zorgt voor veel ophef in de samenleving. Dit is recent weer gebleken bij een kunstroof uit de Kunsthal te Rotterdam. Door te onderhandelen met de degenen die de schilderijen in handen hebben, blijft het stelen daarvan lucratief. Zonder heler geen steler gaat dan ook ten volste op voor dit soort specifieke feiten. Verdachte heeft diverse contacten met de rijken der aarden die geïnteresseerd zijn in dit soort waardevolle kunstwerken. Voor hem is het kennelijk een normale manier om geld te verdienen. De rechtbank weegt dit zwaar in het nadeel van verdachte mee.
Omdat diefstal van zulke waardevolle schilderijen weinig voorkomt, zijn er geen landelijke oriëntatiepunten opgesteld waar de rechtbank aansluiting bij kan zoeken. In soortgelijke zaken zijn in het verleden diverse straffen opgelegd variërend van forse gevangenisstraffen tot geldboetes, afhankelijk van de waarde van de weggenomen kunstwerken.
Gezien de waarde van de schilderijen zelf en het overeengekomen bedrag van 1,5 miljoen euro om ze terug te bezorgen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van enige duur passend en geboden is. De rechtbank acht het gezien de betrokkenheid van verdachte in de kunstwereld noodzakelijk een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, als stok achter de deur, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw dergelijke feiten te plegen. Gezien de meer sturende rol van verdachte namens de bezitters van de schilderijen en gezien het feit dat hij daadwerkelijk de twee schilderijen geleverd heeft, is de rechtbank van oordeel dat zijn aandeel zwaarder weegt dan dat van de medeverdachten. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de aard en ernst van de feiten. De rechtbank zal derhalve de eis van de officier van justitie volgen.
8 De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen op de wijze als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter, mr. A.A.J. de Nijs en
mr. H.W. Schmidt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Herlaar, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2012.
mr. H.W. Schmidt is door afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
BIJLAGE: De gewijzigde tenlastelegging
1.
hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 27 mei 2011 tot en met 28 oktober 2011
te Leerdam en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Noordwijk en/of Utrecht en/of Haarlemmerliede, in elk geval (elders) in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, althans één of meer schilderij(en), te weten
- 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals, en
- 'Boslandschap met bloeiende vlier' van Jacob van Ruysdael
(telkens) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen , terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van die/dat schilderij(en)
(telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen schilderij(en) betrof;
artikel 416 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht
artikel 417bis lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 27 mei 2011 tot en met 28 oktober 2011
te Leerdam en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Noordwijk en/of Utrecht en/of Haarlemmerliede, in elk geval (elders) in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten twee, althans één of meer, schilderij(en), te weten
- 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals, en
- 'Boslandschap met bloeiende vlier' van Jacob van Ruysdael
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van die/dat schilderij(en), of
wie die/dat schilderij(en), voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moesten vermoeden, dat die/dat schilderijen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren van diefstal althans van enig misdrijf
en/of
die/dat schilderij(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen en/of overdragen van die/dat
schilderij(en) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat schilderij(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren van diefstal, althans van enig misdrijf;
artikel 420bis lid 1 onder a en b Wetboek van Strafrecht
artikel 420quater lid 1 onder a en b Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
2.
Hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2011 tot en met 28 oktober 2011
te Leerdam en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Noordwijk en/of Utrecht en/of Haarlemmerliede, in elk geval (elders) in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen schilderij, te weten 'Boslandschap met bloeiende vlier' van Jacob
van Ruysdael,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders, na genoemd schilderij te hebben overgebracht naar een woning in de gemeente Diemen en (aldaar) te hebben overgedragen aan een persoon zich noemende [naam vertegenwoordiger]
(die zich voordeed als vertegenwoordiger van een verzekeringsmaatschappij),
een bedrag van 75.000 euro in ontvangst genomen;
artikel 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij
op of omstreeks 28 oktober 2011
te Leerdam en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Noordwijk en/of Utrecht en/of Haarlemmerliede, in elk geval (elders) in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag van 75.000 euro, althans enig geldbedrag, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat dit geldbedrag middellijk uit enig
misdrijf afkomstig was;
artikel 420bis onder b Wetboek van Strafrecht
artikel 420quater onder b Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 17 augustus 2011 tot en met 28 oktober 2011
te Leerdam en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Noordwijk en/of Utrecht en/of Haarlemmerliede, in elk geval (elders) in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om opzettelijk voordeel te trekken uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen schilderij, te weten 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals, de
navolgende handeling(en) heeft/hebben verricht:
- het voeren van overleg/bespreking(en) over het verkopen/tegen een vergoeding overdragen van dat schilderij met een persoon zich noemende Johan Hamer (die zich voordeed als vertegenwoordiger van een
verzekeringsmaatschappij), en/of
- het maken en/of verstrekken van een of meerdere foto's van dat schilderij aan die persoon, en/of
- het overbrengen van dat schilderij naar een hotel in de gemeente
Haarlemmerliede, en/of
- dat schilderij laten beoordelen/bekijken door die persoon en/of een
expert/deskundige
teneinde een (vooraf met die persoon overeengekomen) geldbedrag /beloning (van
1.425.000 euro) aan te nemen /te ontvangen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
artikel 45 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij
op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 17 augustus 2011 tot en met 28 oktober 2011
te Leerdam en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Noordwijk en/of Utrecht en/of Haarlemmerliede, in elk geval (elders) in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf, om een geldbedrag van 1.425.000 euro, althans enig geldbedrag, te verwerven en/of
voorhanden te hebben en/of over te dragen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of voorhanden krijgen en/of overdragen van dat geldbedrag(en) wist(en), althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat dat geldbedrag middellijk afkomstig was/waren van diefstal, althans van enig misdrijf,
- overleg/bespreking(en) heeft/hebben gevoerd over het verkopen/tegen een vergoeding overdragen van een door misdrijf verkregen schilderij, te weten 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals,met een persoon zich noemende
[naam vertegenwoordiger](die zich voordeed als vertegenwoordiger van een verzekeringsmaatschappij), en/of
- genoemd schilderij van Frans Hals heeft/hebben overgebracht naar een hotel in de gemeente Haarlemmerliede, en/of
- genoemd schilderij van Frans Hals heeft/hebben laten beoordelen/bekijken
door die persoon en/of een expert/deskundige
teneinde een (vooraf met die persoon overeengekomen) geldbedrag van 1.425.000 euro aan te nemen/te ontvangen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 420bis lid 1 onder a en b Wetboek van Strafrecht
artikel 420quater lid 1 onder a en b Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
artikel 45 Wetboek van Strafrecht