ECLI:NL:RBGEL:2013:1326

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 mei 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
06/580307-06
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • O.E. de Jong
  • Vrieze
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en onderzoek naar alternatieve zorgmogelijkheden

Op 15 mei 2013 heeft de rechtbank Gelderland een vordering ontvangen van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, geboren op [geboortedag], die momenteel verblijft in FPC van Mesdag te Groningen. De TBS is oorspronkelijk opgelegd op 1 juni 2011 door het gerechtshof Arnhem, na veroordeling voor doodslag en opzettelijke brandstichting. De rechtbank heeft de vordering op 7 juni 2013 behandeld en daarbij diverse stukken bekeken, waaronder een verlengingsadvies van deskundigen en wettelijke aantekeningen over de periode van 29 maart 2012 tot en met 29 september 2012.

De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft betoogd dat een verlenging van de TBS met twee jaar niet gerechtvaardigd is, gezien de huidige gezondheidstoestand van zijn cliënt. De terbeschikkinggestelde heeft ernstige gedrags- en psychotische problematiek, die voortvloeit uit een hersentrauma. De deskundigen hebben geconcludeerd dat gedwongen opname in een instelling met voldoende structuur en toezicht nog langdurig noodzakelijk zal zijn. De rechtbank heeft overwogen dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de TBS rechtvaardigen, maar dat nader onderzoek nodig is naar de mogelijkheden van een lichter middel dan TBS.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, met een maximum van drie maanden. Tevens is de officier van justitie opgedragen om een onafhankelijk psychiater onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden voor plaatsing van de terbeschikkinggestelde binnen een (al dan niet civiel) justitieel kader. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen verwachtingen aan deze tussenbeslissing mogen worden ontleend. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2013.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/580307-06
Raadsman: mr. ing. M.J. Jansma te Kampen
Op 15 mei 2013 is ter griffie van deze rechtbank ingediend een vordering gedateerd 15 mei 2013 van de officier van justitie in dit arrondissement, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:

[eiser]

geboren te [geboortedag]
thans verblijvend in FPC van Mesdag te Groningen,
met een termijn van twee jaar.
De maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem van 1 juni 2011, bij welk vonnis [eiser] wegens doodslag en opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft. De TBS is ingegaan op 16 juni 2011.
De vordering is op de openbare terechtzitting behandeld door de rechtbank op 7 juni 2013. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft de stukken bezien, waaronder:
  • een verlengingsadvies gedateerd 16 april 2013, opgemaakt door [naam GZ-psycholoog], GZ-psycholoog en behandelcoördinator, en [naam psychiater], psychiater, directeur behandelzaken en plaatsvervangend hoofd van de inrichting;
  • de wettelijke aantekeningen over de periode van 29 maart 2012 tot en met 29 september 2012;
  • het verhoor van de terbeschikkinggestelde door de rechter-commissaris van de rechtbank Noord Nederland te Groningen op 5 juni 2013 ex artikel 509s lid 4 Sv.

Motivering

De vordering is binnen de in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering vermelde termijn ingediend.
De officier van justitie heeft haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaren, gehandhaafd.
De raadsman heeft zich bij de behandeling van de vordering op het standpunt gesteld dat een verlenging van de maatregel met twee jaar niet is gerechtvaardigd, in het licht van het vereiste recidivegevaar afgezet tegen de huidige gezondheidstoestand van betrokkene. Hij is op 12 januari 2012 in coma geraakt door een ernstige hypothermie door gebruik van antipsychotica, waarna het toestandsbeeld na een korte opleving alleen nog maar lijkt te verslechteren. De Van Mesdagkliniek concludeert dat verwacht mag worden dat gedwongen opname in een instelling met voldoende structuur en toezicht nog langdurig noodzakelijk zal zijn. Dat is naar de mening van de raadsman ook terecht, maar dat beantwoordt niet de vraag of die setting niet ook civielrechtelijk bewerkstelligd kan worden door middel van bijvoorbeeld een BOPZ-maatregel. De raadsman heeft verzocht de TBS te verlengen met één jaar en de kliniek de opdracht mee te geven om te onderzoeken of een civiele setting voor betrokkene ook tot de mogelijkheden behoort, gezien zijn snelle lichamelijke achteruitgang.
Uit het verlengingsadvies - in samenhang met de wettelijke aantekeningen - en de daarop
gegeven toelichting door de deskundige [naam psycholoog], psycholoog, komt onder meer het volgende naar voren.
Bij betrokkene is sprake van persoonlijkheidsverandering en cognitieve stoornissen als gevolg van een ernstig hersentrauma. In 1973 heeft betrokkene een verkeersongeluk gehad waarna hij ongeveer tien dagen in coma heeft gelegen. Als gevolg daarvan is er bij betrokkene sprake van ernstige gedragsregulatieproblemen. Er is sprake van impulsiviteit, prikkelbaarheid, ontremming en fors decorumverlies. Betrokkene verliest snel het overzicht en is grotendeels afhankelijk van de externe structuur die hem wordt geboden. Naast de forse gedragsproblematiek staat tevens psychotische problematiek bij betrokkene op de voorgrond.
Er is bij betrokkene sprake van een ernstig decorumverlies en periodiek escalerende forse ontremmingsverschijnselen. In deze periode vervuilt betrokkene zichzelf en zijn omgeving met feces, spreekt hij nauwelijks samenhangend en heeft hij een zeer moeilijk te beteugelen drang tot exploratie en vernieling. Betrokkene is dan ernstig ontregeld en nauwelijks aanspreekbaar. Daarnaast blijft opvallend in het contact met betrokkene het associatief denken, preoccupaties en de waandenkbeelden.
Op de momenten dat zijn toestandsbeeld het toelaat wordt betrokkene de mogelijkheid geboden om tijd door te brengen op de afdeling en begeleid in de kliniek, of worden hem activiteiten aangeboden op het dagactiviteitencentrum. Gezien het uiterst instabiele toestandsbeeld blijft overnachting in de separeerruimte vooralsnog noodzakelijk om de situatie beheersbaar te houden. Er blijft sprake van een toenemende verslechtering van het toestandsbeeld. De verwachting is dan ook dat gedwongen opname in een instelling met voldoende structuur en toezicht nog langdurig noodzakelijk zal zijn.
Voortvloeiend uit de complexe gedragsproblematiek en psychotische problematiek zijn ziektebesef en –inzicht afwezig en is er sprake van wilsonbekwaamheid. Betrokkene is niet in staat om een weloverwogen besluit te nemen over het al dan niet deelnemen aan de behandeling. De verwachting is dan ook dat gedwongen opname in een instelling met voldoende structuur en toezicht nog langdurig noodzakelijk zal zijn. De komende periode zal betrokkene opnieuw worden ingesteld op medicatie. Bij onmiddellijke beëindiging van de TBS met dwangverpleging wordt het recidiverisico als hoog ingeschat.
Op basis van het voorgaande wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verlenging van de termijn van de onderhavige terbeschikkingstelling kan plaatsvinden indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen die verlenging eist. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek dient te worden verricht naar de vraag of het beoogde doel, mede gelet op het gevaarsrisico, het benodigde beveiligingsniveau en de zorg, behandeling en/of begeleiding die betrokkene nodig heeft, ook kan worden bereikt met een lichter middel (dan de terbeschikkingstelling met dwangverpleging) binnen een (al dan niet civiel) justitieel kader.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank echter geen aanleiding dergelijk onderzoek pas te laten verrichten in het kader van een eventueel volgende verlengingszitting.
De rechtbank zal de officier van justitie thans opdragen door een psychiater, niet verbonden aan de onderhavige inrichting, hiernaar onderzoek te laten doen waarbij eveneens aandacht dient te worden besteed aan mogelijke contra-indicaties. De rechtbank merkt met nadruk op dat door of vanwege betrokkene geen verwachtingen dienen te worden ontleend aan deze tussenbeslissing.
De rechtbank verzoekt de inrichting waar betrokkene thans verblijft nu reeds voor alsdan om – indien mogelijk – ook (via de officier van justitie) schriftelijk te reageren op het uit te brengen advies, naast de alsdan op een volgende zitting te geven mondelinge toelichting.
Voor een spoedige voortgang van de procedure zal de rechtbank het onderzoek heropenen en vervolgens schorsen voor onbepaalde tijd, doch niet langer dan drie maanden.
De rechtbank beslist daarom als volgt.

Beslissing:

De rechtbank:
 heropent het onderzoek en schorst het voor onbepaalde tijd, doch voor niet langer dan drie maanden;
 draagt de officier van justitie op nader onderzoek te doen verrichten door een niet aan de onderhavige inrichting verbonden psychiater naar de mogelijkheid om betrokkene binnen een (al dan niet civiel) justitieel kader te plaatsen in een instelling, een en ander zoals in de overwegingen hiervoor beschreven;
 beveelt de oproeping van betrokkene en zijn raadsman, alsmede van een deskundige namens de inrichting tegen de nader te bepalen zitting.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Van der Mei, voorzitter, O.E. de Jong en Vrieze, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoesstee, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juni 2013.
Mrs. De Jong en Vrieze zijn buiten staat
deze beslissing mede te ondertekenen.