ECLI:NL:RBGEL:2013:1412

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
3 juli 2013
Zaaknummer
06/081093-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • Kleinrensink
  • Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een metalen buis in Varsseveld

De rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft op 2 juli 2013 uitspraak gedaan in een zaak van zware mishandeling. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [slachtoffer] op 7 juni 2011 in Varsseveld. De rechtbank achtte de zware mishandeling bewezen, waarbij de verdachte met een metalen buis meerdere keren op de rechterarm en schouder van het slachtoffer sloeg, wat resulteerde in een gebroken onderarm, gebroken elleboog en een gekneusde schouder. Het beroep van de verdachte op noodweer en psychische overmacht werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de confrontatie zelf had opgezocht en dat er geen sprake was van een dreigende situatie die noodweer rechtvaardigde. De rechtbank legde een werkstraf van 240 uur op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als gevolg van de mishandeling aanzienlijke schade had geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/081093-12
Uitspraak d.d.: 2 juli 2013
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboortedag],
wonende te [adres]
Raadsman: mr. J.P. Wolters, advocaat te Lichtenvoorde.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 juni 2013, na verwijzing van de zaak naar de meervoudige kamer door de politierechter op 30 november 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juni 2011 te Varsseveld, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (een gebroken onderarm en/of een gebroken elleboog en/of
een gekneusde schouder), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met
kracht) met een (metalen) buis, althans enig hard voorwerp op/tegen de
(rechter) arm/schouder, althans het (boven)lichaam te slaan en/of te stompen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2011 te Varsseveld, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet (met kracht) met een (metalen) buis, althans enig hard
voorwerp op/tegen de (rechter) arm/schouder, althans het (boven)lichaam te
slaan en/of te stompen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2011 te Varsseveld, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met
kracht) met een (metalen) buis, althans enig hard voorwerp, op/tegen de
(rechter) arm/schouder, althans het (boven)lichaam heeft geslagen en/of
gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
De politie kreeg op 7 juni 2011 omstreeks 00:15 uur de melding, dat er kort daarvoor was ingebroken in een schuur achterin de tuin van een woning aan de[adres] [2] . De verdachte was door een burger aangehouden. Ter plaatse gekomen zagen verbalisanten in de achtertuin van een rijtjeswoning een man op de grond zitten. Op de grond rondom hem lagen meerdere flesjes bier en verbalisant zag dat er twee flesjes bier in de linkerzak van de bodywarmer van de man zaten. Naast de man stonden twee mannen van wie er één een buis in zijn hand hield. Op aanwijzing van één van deze mannen is de op de grond zittende man aangehouden op verdenking van diefstal. De man gaf aan ernstig last te hebben van zijn rechter arm en rechter wijsvinger. Verbalisanten zagen dat zijn rechter wijsvinger scheef op zijn hand stond. Ze hebben de man voor behandeling naar het ziekenhuis gebracht, alwaar bleek dat de man zijn rechter wijsvinger uit de kom had, zijn rechteronderarm op drie plaatsen gebroken had en dat zijn rechter schouder gekneusd was.
De man heeft op 9 februari 2012 aangifte gedaan van zware mishandeling [3] .
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde zware mishandeling. Ter zitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van verdachte en diens partner over de toedracht consistent zijn. Hij heeft twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever.
Verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling is geweest om aangever pijn te doen of letsel toe te brengen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij in de nacht van 6 op 7 juni 2011 omstreeks 0:15 uur aan de achterzijde van de woningen aan de[adres] was [4] . Hij liep langs deuren van de schuttingen om te voelen of die open waren. Hij trof een open deur, is naar binnen gegaan en kwam in de achtertuin van naar later bleek de [adres]. Hij ging een schuur in die open was en haalde uit een koelkast flesjes bier. Hij bracht deze naar zijn fiets en ging terug naar de tuin en schuur van dezelfde woning. Toen hij de tweede keer wilde weglopen, kwam er een man aan. De man kwam de deur van de schutting inlopen en had een witte metalen stang in zijn handen. De man sloeg hem meteen een paar keer met de stang. De eerste klap kreeg aangever op zijn rechter onderarm toen hij de klap wilde afweren. Aangever voelde dat hij daarna een klap tegen zijn rechter schouder kreeg. De klap was net als de eerste klap met grote kracht. De derde klap kwam tegen zijn rechter elleboog. Ook die klap deed erg veel pijn. De man duwde hem, waardoor hij voorover op de grond viel. Aangever moest van de man met de armen naar voren gestoken languit op de grond gaan liggen. Aangever had veel pijn en vroeg of hij mocht gaan zitten omdat hij al voelde dat hij zijn onderarm gebroken had. Terwijl hij zat, voelde hij dat hij nogmaals hard op zijn schouder werd geslagen. Dat deed erg veel pijn. Hij zag deze klap niet aankomen omdat de man achter hem stond. Als gevolg van de klappen heeft hij een gebroken rechter onderarm opgelopen. Verder bleek dat zijn elleboog dwars doormidden was, dat zijn rechterschouder was gekneusd en dat de wijsvinger van zijn rechterhand uit de kom was. In januari 2012 is aangever voor de tweede keer aan de onderarm en elleboog geopereerd; er is toen een plaat ingezet vanaf de pols tot de rechter bovenarm.
Uit medische informatie komt naar voren dat sprake is van ontwrichting van de rechter wijsvinger en een gecompliceerde breuk aan de rechter ellepijp [5] . De kans is aanwezig dat de gecompliceerde breuk moeizaam zal herstellen en eventueel blijvende schade oplevert. Aangever is op 7 juni 2011 geopereerd aan een gecompliceerde comminutieve ulnaschachtfractuur [6] .
Aangevers verklaring vindt voor wat de betreft de aanloop van de gebeurtenissen in grote lijnen ondersteuning in de verklaring van verdachte. Vanaf het moment dat verdachte bij de poort van de familie [familienaam] komt, lopen de verklaringen uiteen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 7 juni 2011 kort na middernacht een fiets zag staan op het pleintje achter zijn woning aan de[adres] [7] . Hij keek uit het raam en zag een persoon uit een steegje komen. Deze persoon voelde aan alle poorten van de woningen. Verdachte is bij het raam weggegaan en heeft de politie gebeld. Zijn vriendin vertelde hem dat de persoon de tuin van de familie [familienaam] aan de [adres] was ingegaan. Verdachte keek uit het raam en zag de persoon, volgens hem een man, met iets in zijn handen naar de fiets lopen. Daarna liep de man terug richting de poort van de familie [familienaam]. Verdachte zag dat de man nogmaals door de poort ging en dat hij de schuur binnen ging. Verdachte is naar beneden gegaan en heeft de buitendeur geopend die - naar verdachte ter terechtzitting van 18 juni 2013 heeft verklaard - op slot zat. Verdachte heeft buiten een metalen buis gepakt die ongeveer 5 centimeter dik en één meter lang was. Hij is naar de poort van de familie [familienaam] gegaan en heeft de poort opengeduwd. De man stond vlak achter de poort. Hij riep tegen de man dat hij betrapt was en dat de politie was gebeld. De man kwam in de richting van verdachte. Verdachte riep herhaaldelijk dat hij moest blijven staan omdat hij anders zou slaan. De man reageerde niet. Verdachte was bang en had het gevoel dat hij niet anders kon dan zich te verdedigen. Hij heeft de man vervolgens met de buis geslagen. Hij heeft de man ergens links op diens lichaam geraakt. Volgens aangever kwam de eerste klap niet goed aan. Hij heeft de man met de buis van zich af geduwd om ruimte te maken. Daarna heeft hij nogmaals met de buis geslagen en de man aan de linkerkant van zijn romp geraakt. Verdachte heeft naar zijn zeggen zijwaarts geslagen. Volgens verdachte heeft hij aangever maar één keer echt geslagen in de zin dat hij aangever heeft geraakt.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde (zware mishandeling) bewezen.
Niet weersproken is dat verdachte aangever [slachtoffer] met een lange metalen buis heeft geslagen en dat aangever ten gevolge hiervan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het gaat om meerdere botbreuken, waaraan aangever meermalen is geopereerd zonder dat uitzicht op volledig herstel bestaat.
Dat verdachte aangever daarbij slechts één keer echt heeft geraakt, zoals verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Het in de medische stukken beschreven letsel past meer bij de verklaring zoals die door aangever is afgelegd. Het gaat immers om ernstig letsel op meerdere plaatsen van het lichaam.
De rechtbank acht de verklaring van aangever over de toedracht, die verder in de aanloop naar het incident overeenkomt met de verklaring van verdachte, betrouwbaar. De verklaring van verdachte over het toegepaste geweld (maar één keer met de buis echt raak geslagen, aldus verdachte) vindt daarentegen geen bevestiging in andere bewijsmiddelen, te minder nu de vriendin van verdachte heeft verklaard dat zij geen buis heeft gezien. Wel zou zij een worsteling tussen verdachte en aangever hebben gezien en twintig tot dertig keer naar de overbuurman “[naam overbuurman]” hebben geschreeuwd. Haar verklaring vindt echter geen (voldoende) ondersteuning in andere bewijsmiddelen.
Anders dan verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zoals overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte meerdere malen met de lange metalen buis heeft geslagen. De rechtbank acht verder van belang dat verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij de man met de buis van zich af had geduwd om ruimte te maken, met de buis heeft geslagen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte, ook in zijn weergave van de gebeurtenissen, bewust en weloverwogen heeft geslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat iemand (zwaar) lichamelijk letsel kan oplopen als hij (hard) wordt geslagen met een dergelijke metalen buis.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 7 juni 2011 te Varsseveld aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (een gebroken onderarm en een gebroken elleboog en een gekneusde schouder), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht met een metalen buis op/tegen de rechter arm/schouder te slaan.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Noodweer

De raadsman heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. De raadsman heeft in dit verband een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de poort van zijn buurman heeft opengedaan en meteen werd geconfronteerd met het (latere) slachtoffer. Hij is geschrokken en teruggedeinsd. Aangever volgde hem. Verdachte was bang. Volgens de raadsman kan ingevolge artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht in een dergelijke situatie worden geanticipeerd op een dreigende gevaarsituatie. De raadsman heeft verder gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad van 28 maart 2006, LJN: AU8087 die is bevestigd in de uitspraak van de Hoge Raad van 12 juni 2012, LJN: BW7944.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van noodweer.
Ingevolge het bepaalde in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is voor een geslaagd beroep op noodweer een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding vereist van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed waarvoor noodzakelijke verdediging is geboden.
Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat een persoon aan de poorten van de woningen voelde en de poort van een achterbuurman in ging en vervolgens diens schuurtje. Volgens verdachte had hij direct door dat de persoon iets wilde doen dat niet door de beugel kon. Hij heeft toen de politie gebeld. Toen hij zag dat de persoon voor de tweede keer de poort van de buurman binnen ging, voelde verdachte de drang iets te doen. Hij is naar beneden gegaan, heeft zijn achterdeur van het slot gedaan en is naar buiten gegaan. Daar heeft hij een metalen buis gepakt en is hij door de poort van zijn eigen schutting en via het tussengelegen straatje naar de poort van zijn achterbuurman gelopen, waarachter aangever zich bleek te bevinden. Toen aangever op hem afliep heeft verdachte herhaaldelijk gezegd dat hij achteruit moest gaan en dat hij hem anders zou slaan. Er kwam geen enkele reactie van de man. Verdachte kon geen kant op omdat hij inmiddels met zijn rug tegen zijn eigen schutting stond. Verdachte was bang dat de man hem iets aan zou doen en heeft vervolgens geslagen. Verdachte kon naar zijn zeggen niet zien of de man iets in handen had. De man bleef om hem aflopen. Volgens verdachte was hij gespannen en zat hij vol adrenaline. Verdachte heeft verder verklaard dat hij zichzelf en zijn goederen wilde beschermen en dat hij [slachtoffer] ter plaatse wilde houden.
De rechtbank overweegt dat uit verdachtes verklaringen volgt dat hij zelf de confrontatie heeft opgezocht. Aangever, die flesjes bier uit een niet afgesloten schuurtje aan het stelen was, bevond zich niet in verdachtes tuin maar in de tuin van een buurman. Van een (dreigend) gevaar ten aanzien van verdachtes lijf, eerbaarheid of goederen, redenen waarom verdachte naar zijn zeggen op aangever is afgegaan, was derhalve geen sprake.
Verdachtes bedoeling om aangever aan te houden, is niet een doel dat door de noodweer-bepaling beoogd wordt te beschermen. Aanhouding is immers uit zijn aard een actieve handeling en geen verdedigingsmiddel. Bij dit alles komt dat verdachte de politie aan de telefoon had, toen hij aangever buiten zag, en verdachte, naar hij heeft verklaard, geen vragen heeft gesteld aan of overleg heeft gevoerd met de politie over zijn voornemen om op aangever af te gaan. Verdachte heeft eenvoudigweg de telefoon overgegeven aan zijn vriendin, is naar beneden gelopen, heeft de achterdeur van het slot gedaan, heeft buiten een buis gepakt en is via zijn poort en het tussengelegen straatje naar het erf van zijn achterbuurman gelopen waar hij aangever trof.
Verdachte heeft verder nog gesteld dat aangever in zijn richting liep waardoor hij (verdachte) geen kant meer op kon. Voor het aannemen van een dergelijke situatie bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten gelet op de tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van verdachte en zijn vriendin omtrent de toedracht in de steeg. Zo heeft verdachte niet verklaard over een worsteling, maar zijn vriendin wel en heeft zij geen buis gezien, terwijl verdachte deze naar zijn zeggen heeft gebruikt om te slaan en duwen. Verdachtes vrees dat aangever iets in zijn handen had wat hij niet kon zien, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Er is derhalve geen sprake geweest van een ogenblikkelijk dreigend gevaar. Gelet op het vorenstaande en op grond van de betrouwbaar geachte verklaringen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat géén sprake is geweest van een noodweersituatie.
Het beroep op noodweer kan dan ook niet slagen en wordt mitsdien verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een rechtvaardigingsgrond, zodat het feit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte

Psychische overmacht

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging. Zij heeft betoogd dat sprake was van psychische overmacht en heeft in dit verband gewezen op een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 10 april 2013 (LJN: BZ6826).
De raadsman heeft subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit op grond van psychische overmacht, mocht het noodweerverweer worden verworpen.
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht is vereist dat op het moment van handelen van verdachte sprake was van een drang waaraan verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Vast moet komen te staan dat hij als gevolg van de onstuitbaarheid en dwingendheid van de bedoelde drang niet anders kon handelen dan hij deed.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van psychische overmacht. Verdachte heeft bewust de confrontatie gezocht met aangever terwijl sprake was van een alternatief. Toen verdachte zag dat aangever voor de tweede keer de poort van zijn achterbuurman inging, besloot hij erop af te gaan. Hij had op dat moment echter de politie al aan de telefoon. Verdachte heeft op dat moment nagelaten aan de politie te vragen of te overleggen wat hij moest doen. Dat verdachte verkeerde in een situatie van acute nood en dat hem niets anders restte dan te handelen zoals is bewezen verklaard is derhalve niet aannemelijk geworden. Voor zover verdachte (extreme en acute) stress, spanning of paniek heeft gevoeld toen hij aangever buiten tegenkwam, gaat het om een situatie waarin verdachte zichzelf heeft gebracht en die derhalve niet verontschuldigbaar is.
De door de officier van justitie aangehaalde uitspraak brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel nu de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan niet vergelijkbaar zijn met deze zaak. In het door de rechtbank Noord-Holland besliste geval trof de verdachte onverwachts een inbreker aan in het café waar de verdachte boven woonde, waarna hij de inbreker met een bezem op het hoofd heeft geslagen. In het onderhavige geval is verdachte, terwijl hij de politie aan de lijn had, zijn afgesloten woning uitgegaan en heeft hij nabij het erf van zijn achterbuurman aangever meermalen met een metalen buis geslagen.
Het beroep op psychische overmacht wordt gelet op het voorgaande verworpen.

Noodweerexces

Het beroep op noodweerexces wordt eveneens verworpen, nu op de gronden die hiervoor zijn uiteengezet, geen noodweersituatie aannemelijk is geworden.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft ontslag van alle rechtsvervolging gevorderd.
De raadsman heeft eveneens ontslag van alle rechtsvervolging bepleit en overigens geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij is afgegaan op een dief, die flesjes bier aan het stelen was uit een schuurtje in de tuin van een buurman van verdachte, en heeft hem bewust meerdere keren met een metalen buis geslagen waardoor aangever (met name) gecompliceerde breuken aan zijn arm en letsel aan zijn vinger heeft opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, terwijl hij de politie aan de telefoon had, niet heeft gevraagd wat hij moest doen, maar er zelf op af is gegaan en aangever op hardhandige wijze heeft uitgeschakeld. De rechtbank neemt verdachte deze vorm van eigenrichting kwalijk, te meer nu hij kennelijk het laakbare van zijn handelen niet inziet. Een burger mag onder omstandigheden een dief aanhouden, maar niet aftuigen en dat is wat hier is gebeurd. Door te handelen als bewezen verklaard heeft verdachte aangever ernstig letsel toegebracht. Uit het verhandelde ter terechtzitting is naar voren gekomen dat aangever meerdere keren is geopereerd en dat het letsel nog niet is hersteld. Aangever zal opnieuw moeten worden geopereerd, waarbij vooralsnog onduidelijk is of zijn arm volledig zal herstellen.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen de justitiële documentatie van verdachte waaruit naar voren komt dat hij niet eerder voor soortgelijke zaken is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen het tijdsverloop in de zaak.
De rechtbank heeft tevens gelet op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting (Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken). Deze noemen voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden. Naarmate het letsel zwaarder is (zwaar of zeer zwaar lichamelijk letsel), noemen deze oriëntatiepunten een langere vrijheidsstraf.
Alles afwegend zal de rechtbank geen
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen.
Mede gelet op de ernst van de zaak acht de rechtbank oplegging van een werkstraf voor de maximale duur als na te melden passend en geboden. De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 9.872,42 vermeerderd met de wettelijke rente, waarvan € 3.500,- voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering gelet op haar standpunt dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit, omdat het behandelen van de vordering volgens hem een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Ten aanzien van de incassokosten heeft de raadsman afwijzing van de vordering bepleit nu de benadeelde partij de plicht heeft de schade te beperken.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De rechtbank zal een bedrag van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente toewijzen ten behoeve van de materiële schade en een bedrag van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente ten behoeve van de immateriële schade. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting oplevert voor het strafproces.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
zware mishandeling;
 verklaart verdachte strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt, dat de gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot de navolgende
een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 2.000,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
7 juni 2011, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 2.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2011, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Kleinrensink en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juli 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0642 2012019228, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 23 maart 2012 (verder te noemen: stampv 1) en delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0642 2011122438, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 7 september 2011 (verder te noemen: stampv 2).
2.Proces-verbaal aanhouding door een burger, p.11 (stampv 2)
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.8 (stampv 1)
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.8-9 (stampv 1)
5.Geneeskundige verklaring van dr. [deskundige], p.12 (stampv 1)
6.Operatieverslag [naam ziekenhuis] Ziekenhuis, p.14 (stampv 1)
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte[verdachte], p.20-23, proces-verbaal van de terechtzitting van 18 juni 2013