Op 2 mei 2013 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland te Zutphen uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van drie rechters in een strafzaak. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Kodrzycki, heeft het verzoek tot wraking ingediend op grond van vermeende vooringenomenheid van de rechters. De voorzitter, mr. E.G. de Jong, is benoemd door de Kroon, wat verzoeker als een reden voor wraking aanvoert, omdat hij zichzelf als republikein beschouwt. Daarnaast heeft verzoeker de jongste rechter, mr. P. Cremers, gewraakt op basis van een vermoeden dat zij deel uitmaakt van de wrakingskamer. De oudste rechter, mr. J. van Santen, wordt door verzoeker herkend als de officier van justitie in een eerdere zaak tegen hem, wat volgens verzoeker de schijn van vooringenomenheid oproept.
De rechters hebben schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en stellen dat de benoeming door de Kroon geen gegronde reden voor wraking is. Ook ontkennen zij dat de jongste rechter deel uitmaakt van de wrakingskamer. Wat betreft de oudste rechter, geven zij aan dat hij in het verleden als officier van justitie heeft gefungeerd, maar niet in de zaak van verzoeker. De rechtbank heeft de gronden van verzoeker beoordeeld aan de hand van de wettelijke bepalingen en jurisprudentie.
De rechtbank concludeert dat de wraking van de oudste rechter gegrond is, omdat deze eerder als officier van justitie betrokken was bij een zaak tegen verzoeker. De wraking van de voorzitter en de jongste rechter wordt afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de behandeling van de zaak door een andere rechter zal worden voortgezet, in plaats van door mr. P. Cremers. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.