ECLI:NL:RBGEL:2013:1543

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
05/900452-12 en 05/720717-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord en andere geweldsdelicten met betrekking tot [slachtoffer 1], [medeverdachte] en [slachtoffer 2] in Rheden

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in een complexe strafzaak waarin de verdachte werd beschuldigd van moord, vrijheidsberoving, diefstal en andere geweldsdelicten. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft [slachtoffer 1] op gewelddadige wijze van het leven beroofd. De feiten vonden plaats tussen 29 februari en 20 maart 2012 in Rheden, waar de verdachte en de medeverdachte [slachtoffer 1] onder schot hielden, hem knevelden en GHB toedienden. Na de dood van [slachtoffer 1] hebben zij zijn lichaam verborgen en gedumpt in een vijver. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld, wat de ernst van de zaak vergroot. De rechtbank heeft ook andere geweldsdelicten beoordeeld, waaronder de mishandeling van de medeverdachte en bedreigingen met een mes richting andere slachtoffers. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 jaar. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor de geleden schade door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/900452-12 en 05/720717-12
Data zittingen : 28 augustus 2012, 20 november 2012, 22 januari 2013, 16 april 2013,
24 juni 2013 en 25 juni 2013
Datum uitspraak : 9 juli 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :[verdachte]
geboren op : [geboortedag]
thans gedetineerd in Amsterdam PPC.
raadsman : mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 05/900452-12, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 februari 2012 tot en met 20 maart 2012
in de gemeente Rheden en/of te Oosterbeek, althans in de gemeente Renkum,
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1]
van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes
mededader(s) opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
althans al dan niet na een (kort) tevoren genomen besluit, een of meer
vorm(en) van geweld en/of (andere) geweldshandeling(en) tegen voornoemde
[slachtoffer 1] heeft/hebben toegepast/uitgeoefend, te weten
  • een vuurwapen heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en/of
  • met tie-rips) die [slachtoffer 1] aan handen en/of voeten heeft/hebben gekneveld
en/of
- een (grote) hoeveelheid GHB (gamma-hydroxy-boterzuur) aan die [slachtoffer 1]
heeft/hebben toegediend, althans die [slachtoffer 1] een (grote) hoeveelheid GHB
heeft/hebben laten drinken en/of
- ( met kracht) de keel/hals van die [slachtoffer 1] heeft hebben dichtgeknepen en/of
dichtgedrukt en/of (al dan niet met een riem) de keel/hals van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben omsnoerd en/of
- die [slachtoffer 1] (gekneveld) onder water heeft/hebben gelegd,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 februari 2012 tot en met 20 maart 2012
in de gemeente Rheden en/of te Oosterbeek, althans in de gemeente Renkum,
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
- op die [slachtoffer 1] in een woning (aan de [adres]) een vuurwapen,
heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of met een vuurwapen in de
richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten en/of
- die [slachtoffer 1] (met tie-rips) aan handen en/of voeten heeft/hebben gekneveld
en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben belet voornoemde woning (aan de [adres]
) te verlaten en/of
- die [slachtoffer 1] een (grote) hoeveelheid GHB (gamma-hydroxy-boterzuur)
heeft/hebben toegediend/laten drinken en/of
  • die [slachtoffer 1] (gekneveld) in (de kofferbak van) een auto heeft/hebben getild/getrokken/geduwd/gewerkt en/of
  • de keel/hals van die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft/hebben dichtgeknepen en/of
dichtgedrukt en/of (al dan niet met gebruik van een riem) heeft/hebben
omsnoerd en/of
- die [slachtoffer 1] (gekneveld) te water heeft/hebben gelaten,
zulks terwijl het feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 29 februari 2012 tot en met 20 maart 2012
in de gemeente Rheden en/of te Oosterbeek, althans in de gemeente Renkum en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een (grote) hoeveelheid geld (te weten ongeveer 1000 euro), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s)
- op die [slachtoffer 1] in een woning (aan de [adres]) een vuurwapen
heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of met een vuurwapen in de
richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten en/of
- die [slachtoffer 1] (met tie-rips) aan handen en/of voeten heeft/hebben gekneveld
en/of
- die [slachtoffer 1] een (grote) hoeveelheid GHB (gamma-hydroxy-boterzuur)
heeft/hebben toegediend/laten drinken;
4.
hij in of omstreeks de periode van 29 februari 2012 tot en met 20 maart 2012
in de gemeente Rheden en/of te Oosterbeek, althans in de gemeente Renkum,
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, een lijk, te weten: het stoffelijk overschot van
[slachtoffer 1], heeft verborgen, weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk
om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen, door op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks voornoemde periode
  • het lichaam van die (geknevelde) [slachtoffer 1] in (de kofferbak van) een auto te tillen/trekken/duwen/werken en/of in die auto te houden en/of
  • het lichaam van die [slachtoffer 1] te bedekken met (oude) kleding/dekens en/of
  • de woning gelegen aan de[adres] op te ruimen en/of
schoon te maken en/of sporen te wissen en/of
  • een of meer goed(eren) van die [slachtoffer 1] weg te gooien en/of weg te maken en/of
  • met het lichaam van die [slachtoffer 1] in voornoemde (kofferbak van een) auto naar
een vijver in Oosterbeek te rijden en/of
  • aldaar het lichaam van die [slachtoffer 1] uit de auto te tillen/trekken/halen en/of
  • het lichaam van die [slachtoffer 1] (vervolgens) te water te laten en/of
  • het lichaam van die [slachtoffer 1] in voornoemde vijver met een of meer tak(ken) toe
te dekken en/of
  • het lichaam van die [slachtoffer 1] van de kant af te duwen en/of
  • het lichaam van die [slachtoffer 1] aldaar achter te laten;
Aan verdachte is onder parketnummer 05/720717-12 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 april 2012 te Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [medeverdachte]
(zijn partner) van het leven te beroven, opzettelijk de keel van die [medeverdachte]
(met kracht)(meermalen)(gedurende enige tijd) heeft dichtgeknepen (waarbij hij
(eenmaal) op de buik van die [medeverdachte] heeft gezeten en daarbij de keel van die
[medeverdachte] heeft omklemd en/of dichtgeknepen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 april 2012 te Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [medeverdachte] (zijn
partner) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk
(meermalen) (met kracht)
- tegen de/het be(e)n(en) van die [medeverdachte] heeft geschopt (waardoor zij op de
grond viel) en/of
- ( met gebalde vuist)in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of arm(en) en/of
be(e)nen en/of de buik, althans het lichaam, heeft gestompt/geslagen en/of
geschopt/getrapt en/of
- de keel van die [medeverdachte] (gedurende enige tijd) heeft dichtgeknepen (waarbij
hij (eenmaal) op de buik van die [medeverdachte] heeft gezeten en daarbij de keel van
die [medeverdachte] heeft omklemd en/of dichtgeknepen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 29 april 2012 te Rheden opzettelijk mishandelend zijn
levensgezel, althans een persoon, te weten [medeverdachte], (meermalen) (met
kracht)
- tegen de/het be(e)n(en) van die [medeverdachte] heeft geschopt (waardoor zij op de
grond viel) en/of
- ( met gebalde vuist)in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of arm(en) en/of
be(e)nen, althans het lichaam, heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt
en/of
- de keel van die [medeverdachte] (gedurende enige tijd) heeft dichtgeknepen (waarbij
hij (eenmaal) op de buik van die [medeverdachte] heeft gezeten en daarbij de keel van
die [medeverdachte] heeft omklemd en/of dichtgeknepen),
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 29 april 2012 te Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van
het leven te beroven, opzettelijk een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp in de richting van die[slachtoffer 2] heeft gehouden en/of gewezen en/of
hiermee stekende en/of maaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van
(de buikstreek) van die[slachtoffer 2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 april 2012 te Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die[slachtoffer 2] heeft gehouden
en/of gewezen en/of hiermee stekende en/of maaiende bewegingen heeft gemaakt
in de richting van (de buikstreek) van die[slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 29 april 2012 te Rheden [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp in de richting van die[slachtoffer 2] heeft gehouden en/of gewezen
en/of hiermee stekende en/of maaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting
van (de buikstreek) van die[slachtoffer 2] en/of (daarbij) voornoemde[slachtoffer 2]
dreigend de woorden heeft toegevoegd: "jaha..kom maar" en/of "ik ga je
neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 29 april 2012 te Rheden [slachtoffer 3] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend met zijn hand naar een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp greep dat zich in een hoesje aan de
broek van verdachte bevond en/of het mes heeft getoond en/of voorgehouden
en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Wacht
maar....ik krijg jou nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaken zijn op 24 juni 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich ten aanzien van parketnummer 05/900452-12 schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde].
Ten aanzien van parketnummer 05/720717-12, feit 2, heeft [slachtoffer 2] zich schriftelijk als benadeelde partij in het geding gevoegd.
Ten aanzien van parketnummer 05/720717-12, feit 3, heeft [slachtoffer 3] zich schriftelijk als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De nabestaanden van wijlen [slachtoffer 1] zijn ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. J. Grijns, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/900452-12 [1] :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 maart 2012 heeft mevrouw [benadeelde] gemeld dat haar echtgenoot [slachtoffer 1] sinds 29 februari 2012 vermist wordt. Hij is op woensdagavond 29 februari 2012 vertrokken met zijn auto om bij verschillende mensen belastingaangiften op te nemen. Zij heeft diverse keren geprobeerd om zijn mobiele telefoon te bellen, maar het is haar niet gelukt om contact met hem te krijgen. Op 2 maart 2012 is geprobeerd de telefoon van [slachtoffer 1] uit te peilen. Toen bleek dat de mobiele telefoon uitstond. [2]
Op 20 maart 2012 werd in een vijver aan de Van Borsselenweg te Oosterbeek een stoffelijk overschot aangetroffen, dat aan handen en voeten bleek te zijn gebonden. [3] Dit stoffelijk overschot betreft [slachtoffer 1]. [4]
Op 29 februari 2012 is [slachtoffer 1] naar de woning van [medeverdachte] en [verdachte] (aan de [adres]) gegaan. Hij had daar een afspraak met [medeverdachte] om een conflict op te lossen over een geldbedrag dat [medeverdachte] aan [slachtoffer 1] schuldig zou zijn. [verdachte] - die in de omgeving van de woning was gebleven om alles in de gaten te houden - is op enig moment de woning binnen gegaan. Hij trof daar [medeverdachte] en [slachtoffer 1] op de bank aan. [5] Het conflict tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] was nog niet opgelost.
[verdachte] heeft een vuurwapen, dat hij bij zich droeg, te voorschijn gehaald en dit op [slachtoffer 1] gericht. [6] Vervolgens is er een schot gelost. De kogel is in de grond terecht gekomen. [7] Daarna heeft [verdachte] [medeverdachte] gevraagd om [slachtoffer 1] met tie-wraps vast te binden. [medeverdachte] heeft daarop de armen van [slachtoffer 1] op zijn rug vastgebonden. [verdachte] heeft daarna ook de benen van [slachtoffer 1] aan elkaar gebonden met tie-wraps. [8] [verdachte] heeft [slachtoffer 1] GHB (gamma-hydroxy-boterzuur) laten drinken. [9] Vervolgens hebben [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer 1], toen deze sliep, naar de bovenverdieping gebracht en daar in een kamer gelegd. [10]
De volgende ochtend, op 1 maart 2012, hebben [verdachte] en [medeverdachte] die [slachtoffer 1], die nog steeds aan handen en voeten gebonden was, naar beneden gedragen en [verdachte] heeft [slachtoffer 1] in de kofferbak van een auto getild. [11]
Resultaten pathologisch en toxicologisch onderzoek
De mogelijkheid dat [slachtoffer 1] na overlijden en voor te water raken een periode van een dag of langer elders heeft verbleven is zeer aannemelijk. [12]
Er is bij sectie (voor zover nog te beoordelen was) geen aanwijsbare anatomische doodsoorzaak gebleken. De volgende mogelijkheden kunnen worden overwogen als mogelijke doodsoorzaak of bijdrage aan de dood:
  • er is een hoge concentratie GHB gemeten van 199 mg/l. Dit kan een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden. Echter, op grond van alleen de gemeten GHB-concentratie kan het overlijden niet worden verklaard;
  • indien [slachtoffer 1] bij het te water geraken nog in leven was, kan verdrinking als doodsoorzaak worden overwogen of kan verdrinking een bijdrage aan het overlijden hebben geleverd.
  • er is een verhoogde thyreoglobulineconcentratie aangetoond van 3764 ug/l. Daarmee is een aanwijzing verkregen voor schade aan de schildklier. Bij sectie zijn geen letsels aan de hals vastgesteld en dit maakt verstikking als doodsoorzaak of bijdrage aan het overlijden minder waarschijnlijk. Echter gaat geweld op de hals niet altijd gepaard met objectiveerbare verschijnselen en kan verwikkeling van doorgemaakt geweld op de hals niet worden uitgesloten.
De geconstateerde verwondingen aan rechteronderarm en rechteronderbeen zijn ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch omsnoerend geweld, zoals door het vastbinden met bijvoorbeeld tie-wraps. Niet is vast te stellen of deze omsnoerende geweldinwerking bij leven is ingewerkt. Het ontbreken van onderhuidse bloeduitstortingen sluit niet uit dat dit geweld bij leven is ingewerkt. [13]
De forse hematomen op de rechterzijde van de romp en de achterzijde van het hoofd zijn bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig botsend geweld. [14]
Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor ziekelijke afwijkingen die een rol hebben gespeeld bij het intreden van de dood. Er zijn evenmin aanwijzingen gevonden voor actieve inademing van water of voor het bij leven te water geraken. Er zijn letsels die enkele uren (4 uur) voor het overlijden zijn opgelopen (letsel linker onderbeen), letsels die een of enkele uren voor overlijden zijn opgelopen (buikwand, linker schouder, onderbeen, laag aan de rug en aan het hoofd) en letsels die kort voor overlijden zijn opgelopen (rechter elleboog, rechter pols, linker pols en romp, oksellijn). [15]
In het bloed zijn concentraties GHB gemeten die hoger zijn dan de in de literatuur beschreven postmortale concentraties. De resultaten passen bij toediening of inname van GHB. [16] De effecten van GHB duren in het algemeen maximaal 6 uren. In het algemeen wordt men spontaan wakker. Een periode van 9 uur slaap na eenmalige inname is minder gebruikelijk. Voor de aanwezigheid van een slaapmiddel als diazepam is geen aanwijzing gevonden. Als er voor het overlijden een werkzame concentratie van diazepam aanwezig zou zijn geweest, was dit hoogst waarschijnlijk met het onderzoek aangetoond. [17]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit van moord, omdat de voorbedachte rade niet kan worden bewezen. Het enkele feit dat er sprake is van een lang tijdsverloop, wil nog niet zeggen dat er sprake is van voorbedachte raad. Het moment waarop verdachte overging tot het wurgen van [slachtoffer 1] is een spontane opwelling geweest die geen direct verband houdt met de eerdere omstandigheden. Op het moment dat [slachtoffer 1] wakker werd en begon te dreigen, ging bij verdachte een knop om en heeft hij in een waas gehandeld.
De verdediging wijst op een aantal contra-indicaties voor voorbedachte rade, te weten:
  • er is geen vooropgezet plan gericht op de moord van [slachtoffer 1];
  • verdachte had in de woning de beschikking over een vuurwapen, maar heeft [slachtoffer 1] desondanks niet daar met dat wapen om het leven gebracht;
  • ook in de auto had verdachte het vuurwapen bij zich en had het voor de hand gelegen dat als hij [slachtoffer 1] om het leven wilde brengen, dat hij dit met het vuurwapen zou doen;
  • het langdurige gebruik van cocaïne door verdachte tijdens het feitencomplex, waardoor verdachte niet bij machte was om goed na te denken; en
  • als verdachte inderdaad voorbedachte raad had voorafgaand aan of vanaf het moment dat [slachtoffer 1] in de woning was, dan had hij wel betere ‘voorzorgsmaatregelen’ getroffen om bijvoorbeeld van het lichaam af te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat [slachtoffer 1] in de kofferbak was gelegd, aanvankelijk van plan was om [slachtoffer 1] naar huis te brengen. Daartoe is hij op 1 maart 2012 rond 08.15 uur gaan rijden met [slachtoffer 1] achter in de kofferbak van zijn auto. Tijdens het rijden kwam [slachtoffer 1] ineens met zijn hoofd naar boven. Verdachte zag toen een vrachtwagenchauffeur achter hem die het kon hebben gezien en naar zijn telefoon greep. Bij Drempt in de buurt werd [slachtoffer 1] wakker en toen begon hij weer te dreigen. Verdachte is toen het bos in gereden, heeft de auto daar neergezet en is naar achteren gelopen. Hij heeft de klep open gedaan en een riem gepakt. Hij heeft de riem heel lang om de nek van [slachtoffer 1] vastgehouden. [18]
Deze verklaring over het wurgen van [slachtoffer 1] stemt overeen met het forensisch bewijs.
Ten aanzien van de vraag of er nog andere stoffen zijn die hebben bijgedragen aan het overlijden van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij slaappillen heeft gedaan in het koffiekopje dat voor [slachtoffer 1] was bedoeld en dat [medeverdachte] zou gebruiken om koffie te geven aan [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] is rond 21.00 uur bij [medeverdachte] aangekomen. Verdachte is rond 23.00 uur de woning binnen gekomen waar [medeverdachte] en [slachtoffer 1] al aanwezig waren. Daar heeft hij [slachtoffer 1] GHB toegediend. Rond 00.00 uur heeft verdachte [slachtoffer 1] samen met [medeverdachte] al naar boven gebracht. De volgende ochtend, op 1 maart 2012 rond 06.00 uur, hebben ze [slachtoffer 1] (gekneveld) naar beneden gedragen en in de kofferbak van een auto getild. [19]
De verklaring van verdachte komt op twee punten niet overeen met de rapportages van de deskundigen, zoals hiervoor weergegeven. Dit betreft de toediening van diazepam (die niet is aangetroffen) en de duur van de werking van de GHB. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij maar één keer GHB heeft toegediend. Volgens de verklaring van verdachte is de GHB op 29 februari 2012 tussen 23.00 uur en 00.00 uur toegediend en is hij rond 08.15 uur gaan rijden. [slachtoffer 1] is pas tijdens het rondrijden - en dus minimaal 8 tot 9 uur na de toediening van de GHB - wakker geworden. Dit komt niet overeen met de conclusie van de deskundige dat GHB over het algemeen ongeveer 6 uur werkt en dat een slaap van 9 uur minder gebruikelijk is. Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat hij er vanuit ging dat de GHB ongeveer 6 uur zou werken en dat hij wilde dat [slachtoffer 1] rustig zou zijn als hij hem terug zou brengen. [20]
Anders dan verdachte, heeft [medeverdachte] verklaard dat verdachte die nacht een paar keer bij [slachtoffer 1] op de kamer is geweest. Ze hoorde de deur open gaan en hoorde dat verdachte [slachtoffer 1] wat te drinken gaf. Ze hoorde [slachtoffer 1] slikken, ze hoorde hem iets uitspugen en ze hoorde dat hij begon over te geven. [21]
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte in elk geval ten aanzien van het feit dat verdachte [slachtoffer 1] GHB heeft toegediend overeenstemt met het forensische bewijs. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 1] is overleden door verstikking zoals omschreven door verdachte en dat het hoge gehalte aan GHB een bijdrage kan hebben geleverd aan het overlijden.
Voorbedachte raad
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] GHB toegediend. Hij is met de gedrogeerde [slachtoffer 1] gaan rijden. Hij heeft verklaard dat hij toen het voornemen had [slachtoffer 1] naar diens huis in Schijndel te brengen. Vervolgens is verdachte, toen [slachtoffer 1] tijdens het rijden in de omgeving van Drempt wakker werd, uit de auto gestapt en naar de kofferbak gelopen, heeft daar een riem gepakt en daarmee [slachtoffer 1] gewurgd.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze feiten en omstandigheden dat er meerdere momenten zijn geweest waarop verdachte voldoende tijd gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van voorbedachte raad.
De rechtbank merkt allereerst op dat
verdachte geen steekhoudende verklaring heeft gegeven waarom hij, terwijl hij naar eigen zeggen op weg was naar het woonadres van [slachtoffer 1] in Schijndel, in de richting van ’s Heerenberg is gaan rijden. Tijdens deze rit heeft verdachte in elk geval de gelegenheid gehad zich te beraden op welke wijze hij zich van de – toen nog gedrogeerde – [slachtoffer 1] zou kunnen ontdoen.
Deze gelegenheid heeft verdachte eveneens gehad toen hij bemerkte dat [slachtoffer 1] ontwaakte. Indien het nog steeds zijn voornemen was om [slachtoffer 1] levend bij zijn woning af te leveren, had het voor de hand gelegen dat hij [slachtoffer 1], hetzij door bedreiging van het vuurwapen, hetzij door toepassing van enig geweld of het afplakken van zijn mond of iets dergelijks, [slachtoffer 1] het zwijgen had opgelegd. Het feit dat hij dit niet heeft gedaan duidt er veeleer op dat hij toen al had besloten [slachtoffer 1] om het leven te brengen.
Voorts heeft verdachte, nadat [slachtoffer 1] ontwaakt was, geruime tijd gehad om zich over zijn verdere stappen te beraden. Hij heeft de auto naar een zijweg gereden, is uitgestapt, naar de achterzijde van de auto gelopen, heeft de achterklep geopend, heeft een riem gepakt en heeft deze gedurende langere tijd om de nek van [slachtoffer 1] gelegd en aangetrokken gehouden. Gedurende al deze handelingen had verdachte de gelegenheid zich rekenschap te geven van zijn handelen.
De door de raadsman genoemde omstandigheden dat er geen vooropgezet plan was, dat verdachte in de woning en in de auto de beschikking had over een vuurwapen maar dit niet heeft gebruikt en de omstandigheid dat verdachte geen betere ‘voorzorgsmaatregelen’ had getroffen, doet gelet op het voorgaande niet af aan de conclusie dat er sprake is van voorbedachte raad. Voor voorbedachte raad is immers geen doordacht plan vereist; van voorbedachte raad is reeds sprake als er een moment van kalm overleg, van bedaard nadenken is voorafgaand aan de uitvoering zonder dat er aanwijzingen zijn voor impulsief handelen. Het enkele feit dat verdachte ook een ander geschikt wapen voorhanden had, maakt niet dat er geen voorbedachte raad is op de wijze waarop verdachte [slachtoffer 1] nu om het leven heeft gebracht.
Ten aanzien van het langdurige gebruik van cocaïne door verdachte tijdens het feitencomplex overweegt de rechtbank het navolgende. Niet is gebleken dat verdachte door het cocaïnegebruik niet bij machte was om goed na te denken. Verdachte die, zoals hij ter terechtzitting ook heeft toegegeven, regelmatig gebruiker van cocaïne was, wist dat het gebruik van dat middel effect heeft op de psychische toestand en kon dus weten dat het gebruik daarvan risico’s met zich brengt en dat dit middel zijn functioneren zodanig kon beïnvloeden dat daaruit riskant gedrag zou kunnen ontstaan. Dat het gebruik daarvan voor verdachte verstrekkende gevolgen heeft gehad, dient voor zijn rekening te komen.
Ook overigens zijn contra-indicaties niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad [slachtoffer 1] om het leven heeft gebracht.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat het feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat het feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
De verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] over hetgeen zich in de woning heeft afgespeeld worden ook op andere punten ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Ten aanzien van het vastbinden van [slachtoffer 1] met tie-wraps worden de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] ondersteund door het aantreffen van tie-wraps op de door [verdachte] en [medeverdachte] beschreven locaties - armen en benen - op het lichaam van [slachtoffer 1] [22] . Ook is er is bij [slachtoffer 1] een hoge concentratie GHB gemeten van 199 mg/l [23] , hetgeen de verklaringen eveneens ondersteunt. De rechtbank heeft in het dossier geen aanwijzingen gevonden die erop duiden dat er in de woning iets anders gebeurd is. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van deze verklaringen wat betreft hetgeen zich in de woning heeft afgespeeld.
Met betrekking tot het gebruik van het vuurwapen heeft verdachte verklaard dat hij het vuurwapen heeft laten vallen, waardoor er per ongeluk een schot werd gelost. [medeverdachte] heeft echter verklaard dat verdachte met het vuurwapen in de buurt van [slachtoffer 1] in de vloer heeft geschoten. [24] Dit wordt ondersteund door het aantreffen van een beschadiging in de vloer onder de bank in de woning, die grote gelijkenissen vertoonde met een schotbeschadiging. [25] De rechtbank ziet geen reden waarom [medeverdachte] haar verklaring op dit punt zou aandikken. Verdachte heeft wel een reden om op dit punt niet de gehele waarheid te verklaren. De rechtbank acht daarom de verklaring van [medeverdachte] geloofwaardiger en zal deze tot het bewijs bezigen. De rechtbank acht daarom wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geschoten in de richting van [slachtoffer 1], die immers op dat moment op de bank zat.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de onder 2 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid “terwijl het feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad”. Immers, zoals reeds onder 1 is overwogen, is [slachtoffer 1] overleden door de toediening van de GHB en verstikking en aldus door een andere oorzaak dan door de vrijheidsberoving. Derhalve kan niet worden vastgesteld of het overlijden van [slachtoffer 1] rechtstreeks het gevolg is van de vrijheidsberoving.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 februari 2012 in Rheden zag [medeverdachte] € 1.000,- in de portemonnee van [slachtoffer 1]. Ze zei dit tegen [verdachte], waarop deze zei dat ze het eruit moest pakken. Vervolgens heeft [medeverdachte] het geld uit de portemonnee van [slachtoffer 1] gehaald. [26]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit, omdat verdachte geen handelingen heeft verricht of geïnitieerd met het oogmerk op de diefstal.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat het in de tenlastelegging opgenomen geweld is gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, dan wel om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of de mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Er is weliswaar geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1], maar niet met het hiervoor genoemde oogmerk. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 1 maart 2012, nadat hij [slachtoffer 1] had gewurgd, het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in de kofferbak van de auto gehouden en met dekens bedekt. Op vrijdag 2 maart 2012 is hij met die auto met daarin het lichaam van [slachtoffer 1] naar een vijver in Oosterbeek gereden en aldaar heeft hij het lichaam uit de auto gehaald en vervolgens te water gelaten. Zo heeft hij het lichaam van [slachtoffer 1] aldaar achtergelaten. [27] Hij heeft het lichaam met een stok nog een beetje weggeduwd. [28]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het een lijk verbergen, wegvoeren en wegmaken met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij het lichaam van het slachtoffer in de vijver heeft achtergelaten met de bedoeling dat het lichaam zo snel mogelijk zou worden gevonden.
Beoordeling door de rechtbank
Toen het lichaam van [slachtoffer 1] in de vijver werd aangetroffen, was het bedekt met takken. [29]
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat hij wilde dat het lichaam van [slachtoffer 1] zo snel mogelijk werd gevonden onverlet laat dat hij de bedoeling had om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen. Hij heeft het lichaam immers niet achtergelaten op een plaats waar het spoedig zou kunnen worden gevonden, maar het doelbewust in het water gelegd en het onder water geduwd.
Ten aanzien van parketnummer 05/720717-12 [30] :
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 april 2012 is er in Rheden een ruzie ontstaan tussen verdachte en [medeverdachte]. Tijdens die ruzie is geslagen en geschopt en heeft verdachte de keel van [medeverdachte] dichtgedrukt. [31] [medeverdachte] heeft hierbij letsel opgelopen: striemen en schaafwonden aan linker arm, plekken en krassen in de nek, ringvinger rechter hand gekneusd en bloeduitstorting op linkerheup. [32] [medeverdachte] en verdachte woonden samen. [33]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Daartoe is gesteld dat verdachte wist dat een verwurging tot de dood kan leiden. Verwurging kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. De verklaring van verdachte levert geen contra-indicatie op. Zijn gedragingen waren gericht op het doden van [medeverdachte] en hij stopte pas onder invloed van uitwendige prikkels. Er is geen sprake van vrijwillige terugtred. Voor wat betreft de verwurging in de auto geldt dat verdachte deze handeling ofwel door het handelen van[slachtoffer 2] ofwel door het handelen van [slachtoffer 3] is gestopt, maar in elk geval onder invloed van uitwendige prikkels. Ook de verwurging op de stoep is gestaakt door uitwendige prikkels, aangezien meerder mensen zich met de situatie hebben bemoeid wat uiteindelijk de doorslag gaf om te stoppen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat verdachte gewoon weg wilde gaan, maar dat er continu aan hem werd getrokken en geduwd en geslagen en dat hij op een gegeven moment, toen de maat vol was, [medeverdachte] heeft vastgepakt en ook bij de hals heeft gepakt waardoor zij ten val is gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
[medeverdachte] heeft verklaard dat er over en weer werd geduwd en dat zij verdachte tegen zijn schenen heeft geschopt. Verdachte schopte hierop de beide benen onder haar lichaam uit en ze viel hard op de grond. Hierbij deed verdachte haar veel pijn. Op de inrit waren ze aan het vechten. Verdachte duwde een paar seconden met twee handen haar keel dicht. Ze had niet het gevoel het bewustzijn te verliezen. [medeverdachte] ging snel in de auto zitten. Verdachte sloeg haar vervolgens met vlakke hand in haar gezicht en op haar armen. Ze weerde dit af. Verdachte heeft haar ook nog in haar buik getrapt, hetgeen erg veel pijn deed. Nog in de auto heeft verdachte voor een tweede keer haar keel dichtgedrukt. Dit deed pijn, maar ze had niet het gevoel dat ze haar bewustzijn zou verliezen. Later gooide hij haar voor zijn auto op de grond en ging boven op haar zitten. Hij pakte haar voor de derde keer bij haar keel. Hij pakte haar zo hard bij haar keel dat ze geen adem meer kreeg en zwart ging zien. Ze voelde zich helemaal licht worden en het licht ging uit. Ze had geen kracht meer om terug te vechten. [34]
Deze verklaring wordt voor een groot deel ondersteund door een aantal onafhankelijke getuigen.
Zo heeft [getuige 1] verklaard dat hij zag dat er ruzie was tussen een man en een vrouw waarbij werd geschreeuwd en de man de vrouw sloeg, stompte en schopte. Hij zag later dat de man in de auto de vrouw weer begon te slaan, stompen en schoppen en dat hij haar bij de keel greep. Toen de vrouw uit de auto kwam werd zij nogmaals meerdere malen gestompt en geslagen. [35]
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ze zag dat verdachte in de auto vanaf de bestuurdersstoel de nek van [medeverdachte] vasthad met beide handen. [medeverdachte] stribbelde tegen, maar verdachte hield haar stevig vast. Op een gegeven moment hoorde ze [medeverdachte] niet meer schreeuwen. [slachtoffer 3] opende de deur bij de kant van verdachte en trapte hem met volle kracht in zijn linkerzij waardoor verdachte [medeverdachte] los liet. Even later stonden [medeverdachte] en verdachte op de stoep en zag [slachtoffer 3] dat verdachte de nek van [medeverdachte] weer beet pakte met beide armen. Ze zag dat [medeverdachte] probeerde los te komen waarop verdachte haar hardhandig op de grond gooide en boven op haar ging zitten. Verdachte pakte de nek van [medeverdachte] weer met beide handen beet. Hij deed dit met kracht; [slachtoffer 3] zag de onderarmspieren van verdachte opzwellen en zag hem tot drie keer toe zijn bovenlichaam naar achteren brengen om vervolgens weer met kracht aan te zetten. Ze hoorde [medeverdachte] niet meer schreeuwen en naarmate de verwurging langer duurde zag ze het lichaam van [medeverdachte] slapper worden en dat [medeverdachte] zich minder verzette. Het duurde te lang, ze denkt dat de verwurging een minuut duurde. Op een gegeven moment liet verdachte [medeverdachte] los. [36]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte achter het stuur van de auto zat en dat [medeverdachte] naast hem zat. Verdachte en [medeverdachte] waren aan het bekvechten en aan het trekken en duwen. Op een gegeven moment greep verdachte [medeverdachte] met twee handen bij de keel. Daarna kwam verdachte uit de auto. Buiten de auto gaf verdachte [medeverdachte] zo’n harde duw dat zij achterover op de grond viel. Verdachte zat bovenop [medeverdachte] en greep haar met twee handen om de keel. Hij deed dit kennelijk met kracht, want [medeverdachte] kon niet meer schreeuwen en reageerde niet echt meer.[slachtoffer 2] zag vervolgens dat verdachte [medeverdachte] weer los liet en dat [medeverdachte] overeind kwam. [37]
Verdachte heeft verklaard dat het uit de hand is gelopen met slaan en schoppen en dat hij zich afwerend heeft opgesteld en probeerde weg te komen.
Op basis van de verklaring van [medeverdachte], ondersteund door de verklaringen van [getuige 1], [slachtoffer 3] en[slachtoffer 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [medeverdachte] heeft geschopt en geslagen en dat hij haar meerdere keren bij de keel heeft gegrepen. Met name de laatste keer dat hij haar bij de keel heeft gegrepen nadat hij haar op de grond had gegooid, is dit zeer krachtig gebeurd. [medeverdachte] kreeg geen lucht meer en het werd bij haar zwart voor haar ogen; ze voelde zich licht worden en het licht ging uit. Ook de omstanders merkten dat ze niet meer schreeuwde en reageerde en [slachtoffer 3] zag dat het lichaam van [medeverdachte] slapper werd.
Naar het oordeel van de rechtbank is met name deze laatste verwurging naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op een bepaald gevolg – te weten het doden van [medeverdachte] – dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Vrijwillige terugtred?
Gelet op de verklaringen van zowel [medeverdachte] als de verschillende getuigen, staat vast dat verdachte [medeverdachte] op enig moment weer los heeft gelaten. Beslissend voor de aanname van vrijwillige terugtred is de vraag of deze het gevolg was van een spontane eigen besluitvorming en niet plaatsvond uitsluitend onder invloed van uitwendige prikkels. Van vrijwilligheid is sprake zolang verdachte nog de werkelijke keus had tussen doorgaan of stoppen.
De verdachte had de mogelijkheid en de keuzevrijheid om de keel van [medeverdachte] langer dicht te knijpen en zo te trachten haar van het leven te beroven, doch heeft dit niet gedaan. Dat verdachte de verwurging niet heeft doorgezet is een omstandigheid van de wil van de verdachte afhankelijk. Uit de verklaringen blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake was van een van buiten komende factor die verdachte heeft doen stoppen.
Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vrijwillig is teruggetreden en de rechtbank zal verdachte dan ook met betrekking tot het primair tenlastegelegde ontslaan van alle rechtsvervolging.
De subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling acht de rechtbank op grond van het bovenstaande eveneens bewezen, maar ook daarvoor geldt dat er sprake is van vrijwillige terugtred, zodat de rechtbank verdachte ook ten aanzien van het primair tenlastegelegde zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [medeverdachte] - zijn levensgezel - heeft mishandeld.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 29 april 2012 in Rheden een mes in de richting van [slachtoffer 2] gehouden. [38]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde. Poging tot zware mishandeling acht de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit, nu verdachte ontkent dat hij met het mes heeft gezwaaid.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 2] heeft onder meer verklaard dat hij naar verdachte toe rende en dat hij toen zag dat verdachte een mes in zijn rechterhand had en daarmee naar hem uithaalde. Verdachte maakte met dit mes een zwaaibeweging richting[slachtoffer 2]. Het mes miste[slachtoffer 2] maar net. Het ging ongeveer 10 tot 20 cm voor[slachtoffer 2] langs. [39]
Deze verklaring van[slachtoffer 2] wordt ondersteund door verklaringen van de volgende getuigen.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte het mes, dat in een hoes aan zijn broekriem hing, pakte. Ze zag dat hij met het mes zwaaide in de richting van[slachtoffer 2]. Verdachte zwaaide met het mes van links naar rechts en de afstand tussen verdachte en[slachtoffer 2] was niet ver van elkaar. Ze denkt dat verdachte en[slachtoffer 2] één meter van elkaar stonden;[slachtoffer 2] sprong achteruit. [40] Verdachte maakte met het mes slaande bewegingen in de richting van[slachtoffer 2]. [41]
[slachtoffer 3] verklaarde dat zij zag dat verdachte met het mes in richting[slachtoffer 2] stak. De afstand tussen de punt van het mes en het lichaam van[slachtoffer 2] was ongeveer 50 cm. De punt van het mes wees naar[slachtoffer 2], ter hoogte van zijn maag.[slachtoffer 2] kantelde zijn lichaam naar achter om verder van mes te komen. Vervolgens haalde verdachte uit met het mes door het mes horizontaal met hoge snelheid van zijn rechterzij naar zijn linkerzij te bewegen. Hierbij ging het mes slechts 10 cm voor de buikstreek van[slachtoffer 2] langs. [42]
De verklaring van[slachtoffer 2] wordt naar het oordeel van de rechtbank voldoende ondersteund door verklaringen van objectieve getuigen. De rechtbank ziet dan ook geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. Op basis van de verklaringen van[slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [medeverdachte] stelt de rechtbank vast dat verdachte opzettelijk een mes heeft gehouden in de richting van[slachtoffer 2] en dat hij daarmee op zeer korte afstand van[slachtoffer 2] een zwaaiende beweging heeft gemaakt.[slachtoffer 2] bewoog achteruit teneinde het mes te ontwijken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet heeft gehandeld met enig opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, dat was gericht op de dood van[slachtoffer 2] en zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Door met een mes te zwaaien in de richting van iemands buik — en daarmee in de nabijheid van vitale organen — bestaat op grond van algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar letsel ontstaat. Nu de gedraging van verdachte kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het mogelijk gevolg, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan[slachtoffer 2], is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard, zodat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 29 april 2012 in Rheden een mes getoond aan [slachtoffer 3]. [43]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij wel het mes vast heeft gehouden en voor zich heeft gehouden, maar dat hij daar niet de genoemde woorden bij heeft gezegd.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 3] heeft onder meer verklaard dat zij zag dat verdachte naar een hoesje (ter hoogte van zijn rechterbroekzak) greep dat zij herkende als een hoesje waar een klein uitklapbaar mes in zit. Terwijl verdachte naar dat hoesje greep zei hij: “Wacht maar… ik krijg jou wel!” [slachtoffer 3] rende weg en zag dat verdachte achter haar aan kwam lopen. Hij pakte uit het hoesje een mes en klapte dit open. [44]
Deze verklaring van [slachtoffer 3] wordt ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte] en[slachtoffer 2]. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte het mes, dat in een hoes aan zijn broekriem hing, pakte. Ze hoorde hem mompelen, onder meer: “ik krijg jullie nog wel”. Verdachte liep de auto uit en [slachtoffer 3] liep snel weg. [45]
Ook[slachtoffer 2] heeft gehoord dat verdachte zei: “wacht maar”, waarna verdachte de auto uit kwam en [slachtoffer 3] maakte dat ze wegkwam. [46]
De rechtbank acht op grond van de verklaringen van [slachtoffer 3], [medeverdachte] en[slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wel heeft gezegd: “Wacht maar… ik krijg jou wel!”. Daarmee is het feit wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/900452-12 onder 1, 2, 3 en 4 en onder parketnummer 05/720717-12 onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/900452-12:
1.
hij in de periode van 29 februari 2012 tot en met 20 maart 2012
in Nederland, opzettelijk, met voorbedachten rade [slachtoffer 1]
van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, een vorm van geweld en (andere) geweldshandeling tegen voornoemde
[slachtoffer 1] heeft toegepast/uitgeoefend, te weten
- een (grote) hoeveelheid GHB (gamma-hydroxy-boterzuur) aan die [slachtoffer 1]
Heeft toegediend, en
-
(met kracht
)met een riem
)de keel/hals van die [slachtoffer 1]
heeft omsnoerd tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij in de periode van 29 februari 2012 tot en met 20 maart 2012
in de gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte
en/of zijn mededader
- op die [slachtoffer 1] in een woning (aan de [adres]) een vuurwapen,
heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of met een vuurwapen in de
richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten en
- die [slachtoffer 1] (met tie-rips) aan handen en
/ofvoeten heeft/hebben gekneveld
en
/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben belet voornoemde woning (aan de [adres]
) te verlaten en
/of
- die [slachtoffer 1] een (grote) hoeveelheid GHB (gamma-hydroxy-boterzuur)
heeft/hebben toegediend/laten drinken en
/of
- die [slachtoffer 1] (gekneveld) in (de kofferbak van) een auto heeft/hebben getild/getrokken/geduwd/gewerkt
3.
hij in de periode van 29 februari 2012 tot en met 20 maart 2012
in de gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heef weggenomen een (grote) hoeveelheid geld (te weten ongeveer 1000 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1], 4.
hij in de periode van 29 februari 2012 tot en met 20 maart 2012
in de gemeente Rheden en/of te Oosterbeek een lijk, te weten: het stoffelijk overschot van
[slachtoffer 1], heeft verborgen, weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk
om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen, door in voornoemde periode
  • het lichaam van die (geknevelde) [slachtoffer 1] in (de kofferbak van) een auto te houden en
  • het lichaam van die [slachtoffer 1] te bedekken met
  • met het lichaam van die [slachtoffer 1] in voornoemde (kofferbak van een) auto naar
een vijver in Oosterbeek te rijden en
/of
  • aldaar het lichaam van die [slachtoffer 1] uit de auto te tillen/trekken/halen en
  • het lichaam van die [slachtoffer 1] (vervolgens) te water te laten en
  • het lichaam van die [slachtoffer 1] in voornoemde vijver met een of meer tak(ken) toe
te dekken en
/of
  • het lichaam van die [slachtoffer 1] van de kant af te duwen en
  • het lichaam van die [slachtoffer 1] aldaar achter te laten;
Ten aanzien van parketnummer 05/720717-12:
1. primair
hij op 29 april 2012 te Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [medeverdachte]
(zijn partner) van het leven te beroven, opzettelijk de keel van die [medeverdachte]
(met kracht)(meermalen)(gedurende enige tijd) heeft dichtgeknepen (waarbij hij
(eenmaal) op de buik van die [medeverdachte] heeft gezeten en daarbij de keel van die
[medeverdachte] heeft omklemd en/of dichtgeknepen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 29 april 2012 te Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [medeverdachte] (zijn
partner) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk
(meermalen) (met kracht)
- tegen de
/hetbe
(e)n
(en
)van die [medeverdachte] heeft geschopt (waardoor zij op de
grond viel) en/of
tegen het gezicht
/en
/ofarm(en) heeft geslagen en/of
- de keel van die [medeverdachte] (gedurende enige tijd) heeft dichtgeknepen (waarbij
hij (eenmaal) op de buik van die [medeverdachte] heeft gezeten en daarbij de keel van
die [medeverdachte] heeft omklemd en/of dichtgeknepen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair
hij op 29 april 2012 te Rheden opzettelijk mishandelend zijn
levensgezel, te weten [medeverdachte], (meermalen) (met
kracht)
- tegen de be
(e)n
(en
)van die [medeverdachte] heeft geschopt (waardoor zij op de
grond viel) en
- in/op/tegen het gezicht en arm(en) , heeft geslagen
en
- de keel van die [medeverdachte] (gedurende enige tijd) heeft dichtgeknepen (waarbij
hij (eenmaal) op de buik van die [medeverdachte] heeft gezeten en daarbij de keel van
die [medeverdachte] heeft omklemd en/of dichtgeknepen),
waardoor deze letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;
2. subsidiair
hij op 29 april 2012 te Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk een mes, in de richting van die[slachtoffer 2] heeft gehouden en/of gewezen en/of hiermee maaiende bewegingen heeft gemaakt
in de richting van (de buikstreek) van die[slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 29 april 2012 te Rheden [slachtoffer 3] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend met zijn hand naar een mes,
greep dat zich in een hoesje aan de
broek van verdachte bevond en het mes heeft getoond en/of voorgehouden
en
/of(daarbij) voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Wacht
maar....ik krijg jou nog wel",
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/900452-12 feit 1:
Moord.
Ten aanzien van parketnummer 05/900452-12 feit 2:
Medeplegen van het opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Ten aanzien van parketnummer 05/900452-12 feit 3:
Medeplegen van diefstal.
Ten aanzien van parketnummer 05/900452-12 feit 4:
Het een lijk verbergen, wegvoeren en wegmaken met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Ten aanzien van parketnummer 05/720717-12 feit 1 meer subsidiair:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Ten aanzien van parketnummer 05/720717-12 feit 2 subsidiair:
Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van parketnummer 05/720717-12 feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Noodweer
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is ten aanzien van de onder 2 subsidiair en 3 van parketnummer 05/720717-12 tenlastegelegde feiten aangevoerd dat verdachte ter noodzakelijke verdediging tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door omstanders [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. In de beleving van verdachte kwam [slachtoffer 2] zich ermee bemoeien zonder dat hij een rol had in het voorgaande en hij kwam met een houten balk in zijn handen driegend op verdachte af. [slachtoffer 3] heeft verdachte een dusdanig harde trap in zijn ribben gegeven dat hij een mes heeft gepakt en op afstand heeft getoond om de dreiging te ontlopen. Verdachte kon geen kant op volgens getuige[getuige 2].
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat de agressie telkens uit ging van verdachte en dat niet is gebleken dat er enige noodzaak was zich te verdedigen tegen welke aanval van wie dan ook.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte eigenlijk geen kant op kon. Aan de voorkant was de weg geblokkeerd door twee auto’s en achter verdachte stond [medeverdachte]. Eigenlijk wilde verdachte weg, maar hij heeft zo gehandeld door de reactie van [medeverdachte].
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van[getuige 2] slechts kan worden afgeleid dat de reactie van [medeverdachte] heftig was en verdachte mogelijk in een hoek heeft gedreven. Niet blijkt dat [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] een dreiging vormden voor verdachte of dat er anderszins sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] waartegen verdachte zich moest verdedigen. Het waren juist [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] die [medeverdachte] te hulp schoten tegen de agressie van verdachte. Nu het dossier ook overigens geen aanknopingspunten bevat dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, en de verklaring van verdachte wezenlijk afwijkt van de verklaring van [medeverdachte], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [getuige 1], is geenszins aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verweren. Onder deze omstandigheden gaat een beroep op noodweer niet op. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Verdachte is daarom strafbaar voor de onder parketnummer 05/720717-12 onder 2 subsidiair en onder 3 bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de overige bewezenverklaarde feiten is evenmin gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/900452-12 onder 1, 2, 3 en 4 en het onder parketnummer 05/720717-12 onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten, met name de moord op [slachtoffer 1]. Nu verdachte niet heeft meegewerkt aan onderzoek naar zijn persoonlijkheid, gaat de officier van justitie ervan uit dat hij volledig toerekeningsvatbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging heeft voorts nog gewezen op een aantal vergelijkbare zaken waarin een aanzienlijk lagere straf is opgelegd dan door de officier van justitie is geëist.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
  • de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 mei 2013;
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 2 mei 2012, betreffende verdachte;
 een brief van dr. [psychiater], psychiater, d.d. 20 augustus 2012, betreffende verdachte;
 een rapport van drs.[psycholoog], psycholoog, gedateerd 17 juli 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich tezamen met een ander gedurende een avond en nacht schuldig gemaakt aan opzettelijke vrijheidsberoving van een man met wie zijn mededader een conflict had. De man werd daarbij onder schot gehouden, gekneveld en kreeg GHB toegediend. Terwijl het slachtoffer van zijn vrijheid was beroofd door verdachte en de medeverdachte, hebben ze nog geld gestolen uit de portemonnee van het slachtoffer.
Verdachte en zijn mededader hebben met deze handelingen een ernstige inbreuk gemaakt op de vrijheid van [slachtoffer 1]. Zij hebben hem daarbij doodsangst aangejaagd en niet geschroomd hem door het maken van compromitterende foto’s en het toedienen van verdovende middelen te vernederen.
Dat hun handelen was ingegeven doordat [slachtoffer 1] in toenemende mate een steeds ernstiger inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van de medeverdachte kan daaraan niet afdoen. Het feit dat verdachte en zijn mededader hebben gemeend in deze voor eigen rechter te kunnen spelen is een ernstige aantasting van de rechtsorde.
De volgende ochtend hebben verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer in de kofferbak van de auto gelegd en is verdachte ermee gaan rondrijden. Op enig moment tijdens deze rit is het slachtoffer bijgekomen, waarna verdachte hem heeft gewurgd.
Vervolgens heeft verdachte het lichaam van het slachtoffer in de auto laten liggen en de dag daarna heeft verdachte zich van het stoffelijk overschot ontdaan door dit in de een vijver in Oosterbeek te dumpen om aldus de sporen van het misdrijf te verdoezelen. Bijna drie weken later is het stoffelijk overschot van het slachtoffer bij toeval gevonden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig delict. Moord is één van de zwaarste delicten die het wetboek van Strafrecht kent. Hij heeft van het slachtoffer zijn meest waardevolle bezit – zijn leven – ontnomen. Verdachte heeft de nabestaanden van het slachtoffer zeer ernstig leed toegebracht. Dat [slachtoffer 1] zijn vriendin [medeverdachte] op intimiderende wijze meer en meer onder druk zette, kan nimmer een rechtvaardiging zijn voor het doden van die [slachtoffer 1]. Er stonden tal van mogelijkheden ter beschikking, zoals het bellen van de politie, om dit gedrag van [slachtoffer 1] te doen beëindigen.
Verder heeft hij door het stoffelijk overschot van het slachtoffer te verbergen de nabestaanden van het slachtoffer lang in onzekerheid gehouden over de vraag wat er met hem is gebeurd. De rechtbank rekent ook dit verdachte zwaar aan. Verdachte had door te spreken aan de, naar de ervaring leert, bijna ondraaglijke onzekerheid van de nabestaanden een einde kunnen maken.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling van zijn vriendin. Hij heeft haar niet alleen geschopt en geslagen, maar ook meerdere malen de keel dichtgeknepen. Vervolgens heeft hij in de richting van een man die zijn vriendin te hulp schoot gezwaaid met een mes. Met dat mes heeft hij ook nog een andere vrouw die te hulp schoot bedreigd.
Huiselijk geweld, met name op de wijze zoals dat door verdachte is gepleegd, is zeer ernstig. Juist in de eigen woonomgeving dient men zich veilig te voelen. Ook de andere feiten zijn ernstige feiten waardoor zowel de slachtoffers als de personen die ter plaatse aanwezig waren nog lange tijd gevoelens van onveiligheid zullen ervaren ten gevolge van deze gebeurtenissen.
Uit de aangehaalde justitiële documentatie blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van bedreiging is veroordeeld.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport, opgemaakt door drs.[psycholoog], psycholoog, waarin staat beschreven dat verdachte weigerde mee te werken aan het onderzoek, waardoor het niet mogelijk is om een uitspraak te doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van 17 jaar passend en geboden is. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/900452-12 onder 1 en 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 112.303,69.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij[benadeelde] toe te wijzen tot het bedrag van € 13.591,44, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de benadeelde partij[benadeelde] in de vordering voor zover het een vergoeding van € 1.000,- in verband met diefstal betreft, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de verdediging ten aanzien van dit feit vrijspraak heeft bepleit.
Ten aanzien van de post van € 89.708,- heeft de verdediging eveneens betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, aangezien de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ook ten aanzien van de posten ter zake van financieel advies en kosten auto heeft de verdediging betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu deze kosten mogelijk (deels) zakelijk zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft de vordering van[benadeelde] gedeeltelijk weersproken. De rechtbank acht de vordering voor zover het betreft een bedrag van € 1.000,- ter zake van diefstal van geld uit de portemonnee - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
De vordering van[benadeelde] tot een bedrag van € 10,126,17 ter zake van kosten voor de uitvaart is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank vergt behandeling van het overige deel van de civiele vordering, waaronder de post inkomstenderving, een nader onderzoek naar de grondslag daarvan en het daartegen ingebrachte verweer. Het slachtoffer had sinds kort een eigen onderneming. De vraag welke inkomsten hij in de toekomst had kunnen genereren vergt een omvangrijk onderzoek waarbij vele deelvragen en uitgangspunten moeten worden beantwoord en waarbij nadere bewijslevering en deskundigenonderzoek in de rede ligt. Een dergelijk onderzoek betekent echter een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 20 maart 2012.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/720717-12 onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2] tot betaling van het bedrag van € 500,- toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.[slachtoffer 2] heeft het geweld opgezocht en het van een afstand laten zien van een mes rechtvaardigt geen smartengeld van € 500,-.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij[slachtoffer 2] is door het (onder parketnummer 05/720717-12 onder feit 2) bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 300,-.
Naar het oordeel van de rechtbank vergt behandeling van het overige deel van de civiele vordering een nader onderzoek naar de grondslag daarvan en het daartegen ingebrachte verweer. Een dergelijke behandeling betekent echter een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 29 april 2012.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente, zijn daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/720717-12 onder feit 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot betaling van het bedrag van € 500,- toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. [slachtoffer 3] heeft het geweld opgezocht en het van een afstand laten zien van een mes rechtvaardigt geen smartengeld vergoeding van € 500,-.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] is door het (onder parketnummer 05/720717-12 onder feit 3) bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 150,-.
Naar het oordeel van de rechtbank vergt behandeling van het overige deel van de civiele vordering een nader onderzoek naar de grondslag daarvan en het daartegen ingebrachte verweer. Een dergelijke behandeling betekent echter een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 29 april 2012.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente, zijn daar niet bij inbegrepen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 151, 282, 285, 289, 300, 302, 304 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/720717-12 onder feit 2 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging terzake van de onder parketnummer 05/720717-12 onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
Verstaat dat de overig bewezenverklaarde feiten opleveren de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 17 (zeventien) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 05/900452-12:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [benadeelde] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [benadeelde], te betalen € 11,126,17 (elfduizend honderdzesentwintig euro en zeventien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], te betalen € 11,126,17 (elfduizend honderdzesentwintig euro en zeventien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 90 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 05/720717-12, feit 2 subsidiair:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2], te betalen € 300,- (driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen € 300,- (driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 05/720717-12, feit 3:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 3], te betalen € 150,- (honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen € 150,- (honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. F.J.H. Hovens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, Team Grootschalige Opsporing Vijver, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek 07TGO12004 Vijver, gesloten op 5 december 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 316.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 309 en proces-verbaal van bevindingen, p. 4080 en 4081.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4308 en een brief van[betrokkene], p. 4309.
5.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013 en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1057 en 1058.
6.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013 en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1058 en 1062.
7.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1058 en 1074.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013 en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1058, 1063 en 1064.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013 en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1058.
10.Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013 en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1059.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013 en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1059 en 1060.
12.Een rapport van het NFI, p. 4681.
13.Een rapport van het NFI, p. 4332 en 4333, een rapport van het NFI, p. 4346, 4348 en 4349.
14.De brief van dr. [deskundige1] en dr. [deskundige2], p. 4361 en 4362.
15.Een rapport van dr. [deskundige3]van The Maastricht Forensic Institute, d.d. 11 januari 2013.
16.Een rapport van het NFI, p. 4348.
17.Een rapport van het NFI, p. 4578.
18.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013.
19.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013.
20.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013.
21.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1095.
22.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 309 en proces-verbaal van bevindingen, p. 4080 en 4081.
23.Een rapport van het NFI, p. 4332 en een rapport van het NFI, p. 4348.
24.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1058 en 1074.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4282.
26.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013 en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1098.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4080 en 4081 en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 604 en 605 en proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 6 mei 2013.
28.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 606.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4080.
30.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, district Arnhem Veluwezoom, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL078L 2012063997, gesloten op 8 juni 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
31.Proces-verbaal van aangifte door [medeverdachte], p. 27 tot en met 30 en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2013.
32.Proces-verbaal van aangifte door [medeverdachte], p. 30.
33.Proces-verbaal van aangifte door [medeverdachte], p. 25.
34.Proces-verbaal van aangifte door [medeverdachte], p. 28, 29 en 30.
35.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 54.
36.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 46 tot en met 49.
37.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], p. 52.
38.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 52 en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2013.
39.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 52.
40.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], p. 29.
41.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], p. 33.
42.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 47.
43.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 47 en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2013.
44.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 47.
45.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], p. 29.
46.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 52.